• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/183

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

183 Cards in this Set

  • Front
  • Back
  • 3rd side (hint)
wth: witness
getuige
wth: running an errand
een boodschap doen
wth: resident
bewoner
wth: approach
benaderen
wth: raising awareness
aandacht vragen voor
wth: torture
martelen
wth: first aid
eerste hulp, EHBO
wth: faint
flauwvallen
wth: swallow
slikken
wth: unfortunate
ongelukkig
wth: ordeal
vreselijke ervaring
wth: contribute
bijdragen
wth: e.g.
bijvoorbeeld
wth: treat
behandelen
wth: tease
pesten, plagen
wth: robe
mantel
wth: turban
tulband
wth: trade
handelen
ww: neighbourhood
wijk
ww: bet
wedden
ww: sponsored
die gesponsoord wordt
ww: even though
zelfs al, ook al
ww: think up
verzinnen, bedenken
ww: home-baked
zelfgebakken
ww: energetic
inspannend, veel gedoe
ww: knit
breien
ww: jumper
trui
ww: Lucky them!
Wat hebben zij een geluk!
ww: education
opleiding
ww: possessions
bezit, bezittingen
ww: advertise
adverteren
ww: lamppost
lantaarnpaal
nl->en: geloof, religie
religion
nl->en: moskee
mosque
nl->en: tempel
temple
nl->en: verdrietig, droevig
sag
nl->en: geld inzamelen
raise money
nl->en: vermoeiend
tiring
nl->en: buren
neighbours
nl->en: verskoopstand, kraampje
stall
nl->en: verkopen
sell-sold-sold
nl->en: bakken (oven)
bake
nl->en: cake, gebakje
cake
nl->en: ook
as well
nl->en: zin hebben om
fancy
nl->en: verdienen
earn
wch: charity
liefdadigheid
wch: developing country
ontwikkelingsland
wch: speak out for
opkomen voor
wch: secure, safe
veilig
wch: skilled
vaardig
wch: equal
gelijk
wch: Sign
handtekening zetten
wch: get involved
erbij betrokken raken
wch: victim
slachtoffer
wch: natural disaster
natuurramp
wch: over
meer dan
wch: vaccinate
inenten
wch: local
plaatselijk
wch: pity
medelijden
wch: admiration
bewondering
nl->en: stem
voice
nl->en: Griekenland
greece
nl->en: honger
hunger
nl->en: lijden
suffer
nl->en: armoede
poverty
nl->en: oneerlijk
unfair
nl->en: doel
goal
nl->en: contant
cash
nl->en: vrijwilliger; vrijwilligerswerk doen
volunteer
nl->en: uitgeven
spend-spent-spent
nl->en: noodgeval
emergency
nl->en: gratis
for free
nl->en: te paard
on horseback
nl->en: te voet
on foot
nl->en: verpleegkundige
nurse
nl->en: mazelen
measles
nl->en: anders
otherwise
nl->en: zelfs als
even if
nl->en: echter
however
4: shape
vorm
4: news programme
nieuwsprogramma
4: reporter
journalist
4: rescue
redding
4: flame
vlam
4: ran an errand
een boodschap doen
4; earthquake
aardbeving
4: realise
zich realiseren, beseffen
4: confusion
verwarring
4: stuck
vastzitten
4: goverment
regering
4: option
optie, keuze
4: Can you _work_ this _out_?
uitwerken, oplossen
4: promote
bevorderen, stimuleren
4: campaign
campagne
nl->en: wanneer dan ook
at any time
nl->en: brandweer
fire department
nl->en: ergens zeker van zijn
be sure
nl->en: brengen, nemen
take-took-taken
nl->en: treffen
hit-hit-hit
nl->en: schudden
shake-shook-shaken
nl->en: rennen
run-ran-run
nl->en: gaan
go-went-gone
nl->en: vernietigen
destroy
nl->en: brand
fire
nl->en: bouwen
build-built-built
nl->en: situatie
situation
nl->en: familielid
relative
nl->en: aardig, vriendelijk
kind
nl->en: tekenen
draw-drew-drawn
nl->en: hopen
hope
5: collect money
geld inzamelen
5: generously
royaal, gul, veel
5: My pleasure.
Graag gedaan
5: just a bit
een klein beetje
5: instead
in plaats daarvan
5: add up
optellen
5: seem
lijken
nl->en: Zeker weten!
Absolutely!
nl->en: doneren
make a donation
nl->en: om iets/iemand geven
care about
nl->en: ver weg
far away
nl->en: geweldig
wonderful
nl->en: terwijl
while
nl->en: prijs (die je wint)
prize
nl->en: ontwerpen
design
nl->en: winst
profit
e: ik vind dat je gelijk hebt.
I think you're right.
e: Ik ben het helemaal met je eens.
I couldn't agree more.
e: Zo zie ik that ook.
That's just how I see it.
e: Ik denk het ook.
I think so, too.
e: Dat klopt.
That's right.
e: Volgens mij heb je ongelijk.
I think you're wrong.
e: Ik ben het niet met je eens.
I don't agree with you.
e: Ik ben het er helaas niet mee eens.
I'm afraid I disagree.
e: Volgens mij heb je geen gelijk.
I don't think you're right.
e: Dat zou ik niet willen zeggen.
I wouldn't say so.
e: Dat meen je niet
You can't be serious!
e: Flauwekul!
Nonsense!
e: Kunt u/Kunt je me wat meer informatie geven?
Can you give me some more information, please?
e: Weet u/jij misschien of dit klopt?
Do you happen to know if this is right?
e: Zou u/jij me kunnen zeggen wat dit betekent?
Could you tell me what this means?
e: Ik ben op zoek naar informatie over Marbella.
I'm looking for information about Marbella.
e: Ik wil graag wat meer informatie over Marbella.
I would like some more information about Marbella.
e: Natuurlijk, mijnheer. Wat wilt u weten?
Certainly, Sir. What is it you'd like to know?
e: Laat me dat voor u uitzoeken, mevrouw.
Let me find that out for you, Madam.
e: Ik zal u alle gegevens van de organisatie geven.
I'll give you all the details of the organisation.
e: Hier is iets wat u/jij misschien wel interessant vindt.
Here's something you might find interesting.
e: Als je meer informatie wilt, kun je onze website bezoeken.
For more information, you can visit our website.
tag? Hij is rijk, of niet?
he is rich, isn't he?
tag? Je bent toch niet bang, of wel?
You aren't scared, are you?
tag? Ik heb een probleem, of niet?
I have got a problem, haven't I?
tag? Susan komt toch ook, he?
Susan will come too, won't she?
tag? Ze lezen graag, he?
They enjoy reading, don't they?
tag? Hij heeft er een hekel aan, nietwaar?
He hates it, doesn't he?
tag? Zij ging naar Frankrijk, toch?
She went to France, didn't she?
bijwoord? careful
carefully
bijwoord? sudden
suddenly
bijwoord? hard
hard
geen hardly, dit betekent totaal iets anders
bijwoord? fast
fast
bijwoord: late
late
bijwoord: well
well
if/when? Wat ga je doen als ze flauwvalt?
What will you do if she faint?
(if gebruik je als het om een voorwaarde gaat, het is onzeker of iets gaat gebeuren.)
if/when? We bellen de brandweer als er brand is?
We call the fire brigade if there is a fire.
(if gebruik je als het om een voorwaarde gaat, het is onzeker of iets gaat gebeuren.)
if/when? Wat doe je als de ambulance er is?
What do you do when the ambulance arrives?
(when ... iets gaat zeker gebeuren, zodra, op het moment dat)
if/when? Ik zal je helpen als ik klaar bent?
I will help you when I'm ready.
(when ... iets gaat zeker gebeuren, zodra, op het moment dat)
welke verpleegster heeft je geholpen? Lina of Louise?
Which nurse helped you? Lina or Louise? (Which = beperkte aantal antwoorden)
welk boek ben je aan het lezen?
What book are you reading? (What = aantal mogelijke antwoorden zijn groot)
tag? He's still sleeping,
He's still sleeping, isn't he?
tag? You do go to school,
You do go to school, don't you?
tag? Let's go for a walk,
Let's go for a walk, shall we?
tag? We won't be late,
We won't be late,will we?
tag? Nobody called,
Nobody called,
tag? They will wash the car,
They will wash the car, won't they?
When using tag questions, watch for 4 points:
* What tense is the verb?
* What kind of verb is it? (to be/other verbs)
* Is the sentence affirmative or negative?
* Does the pronoun need to be changed?
*present tense ->
*to be verb ->
*affirmative ->
*present tense
*to be verb
*negative Look at these changes:
Jack's happy,
isn't he? he is -> isn't he?
Susan's tired,
isn't she? she is -> isn't she?
It's warm today,
isn't it? it is -> isn't it?
They're busy,
aren't they? they are -> aren't they?
You and I are fun people,
aren't we? we are -> aren't we?
You're quiet,
aren't you? you are -> aren't you?
I'm intelligent,
aren't I?
am I not? I am -> aren't I?
I am -> am I not?
tag? We must lock the doors,
We must lock the doors, mustn't we?
tag? I'm correct,
I'm correct, aren't I?
tag? So you bought a car,
So you bought a car, didn't you?
tag? ou wouldn't want to invite my Dad,
You wouldn't want to invite my Dad, would you?
tag? You wanted that,
You wanted that, didn't you?
tag? He saw that,
He saw that, didn't he?
tag? You know that's right
You know that's right, don't you?
tag? He wil be coming
He wil be coming, won't he?
tag? After all this time you'd think he'd have forgotten
After all this time you'd think he'd have forgotten, wouldn't he?