Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
92 Cards in this Set
- Front
- Back
organisme |
levend wezen |
|
orgaansysteem |
bijv. darmen |
|
orgaan |
bijv. darm |
|
functies van de cel |
opname voeding en zuurstof, vorming energie, afgifte afvalstoffen |
|
functie cel specifiek darm |
absorptie |
|
functie cel specifiek lever |
zuivering |
|
functie cel specifiek zenuw |
signalen |
|
functie cel specifiek spier |
contractie |
|
functie cel specifiek rode bloedcel |
vervoer co2 |
|
semi permeabel |
half doorlaatbaar |
|
functie celmembraan |
begrenzing met buitenwereld, opname en afgifte van de stoffen, communicatie |
|
diffusie |
opname van stoffen |
|
transportblaasjes/vacuole |
er gaat geen eiwit open, maar een blaasje gaat naar de rand van de cel toe en versmelt met de celmembraan |
|
signaalstoffen |
stoffen die een signaal afgeven aan het lichaam |
|
neurotransmitters |
signaalstof, zorgen ervoor dat er een signaal door de zenuwen doorgegeven kan worden |
|
ontstekingsmediatoren |
komt uit kapotte cellen, zorgen ervoor dat er witte bloedcellen naartoe gestuurd worden |
|
hormonen |
hechten aan de cel en geven een signaal dat er iets moet gebeuren |
|
celreceptoren |
is een soort ontvanger, gaan neurotransmitters opzitten, waardoor er signalen doorgegeven kunnen worden |
|
cascade |
eiwitten |
|
betekenis cyto |
cel |
|
betekenis plasma |
gelei |
|
betekenis cytoplasma |
inwendig gelei van de cel |
|
stoffen in cytoplasma |
water, eiwitten, ionen, kleine organische moleculen |
|
voorbeeld organische moleculen in cytoplasma |
eiwitten, suikers, vetten, levende moleculen gemaakt door organismen |
|
wat ligt er in het cytoplasma |
celorganellen |
|
waaruit bestaat de kern |
kernwand, chromosomen, DNA, RNA |
|
wat is RNA |
een kopie van het DNA, wordt afgelezen door celorganellen |
|
hoe werkt het DNA |
in de kern wordt het RNA, RNA wordt getransporteerd naar ribosomen, de ribosomen lezen het af en maken het juiste eiwit. |
|
voorbeelden celorganellen |
ribosomen, endoplasmatisch reticulum, golgi apparaat, mitochondriën, endosomen, lysosomen, centrosomen. |
|
wat doen ribosomen |
lezen RNA af en maken eiwitten |
|
wat doet het endoplasmatisch reticulum |
zet stoffen om |
|
wat doe het Golgi apparaat |
transport stoffen via blaasjes |
|
wat zijn mitochondriën |
energiecentrale, vorming ATP |
|
wat is ATP? |
Adenosine Tri Fosfaat, leveren energie aan. |
|
wat doen endosomen |
vervoeren gevaarlijke stoffen |
|
wat doen lydosomen |
vernietigen indringers, zit in witte bloedcellen |
|
waarbij spelen Centrosomen een rol |
celdeling |
|
wat is mitose? |
normale celdeling |
|
wat is meiose? |
geslachtelijke celdeling
|
|
wat doet mitose? |
verdubbeling en verdeling van de chromosomen |
|
wat doet meiose? |
verdeling van de chromosomen en halvering van de paren |
|
Hoe kan mutatie ontstaan? |
spontaan, röntgenstraling, medicatie, chemische stoffen |
|
welke soorten weefsels zijn er? |
tussencelstof, dekweefsel, bindweefsel, kraakbeen, bot, bloed, spierweefsel, zenuwweefsel |
|
heeft kraakbeen veel/weinig tussencelstof? |
weinig |
|
latijnse naam voor dekweefsel? |
Epitheel |
|
kenmerken epitheel/dekweefsel? |
weinig tussencelstof, zit in klieren, bekleding van het lichaam |
|
hoe wordt de huid ook wel genoemd in het latijns? |
plaveisel epitheel |
|
wat is het overgangsepitheel? |
blaaswand |
|
wat is microvilli |
oppervlakte vergroting (opname door darmepitheel) |
|
wat is cilia |
trilharen |
|
wat doen de trilharen/cilia? |
transport over de cellen van bijv. slijm in de luchtwegen |
|
wat is het klierweefsel? |
gespecialiseerde epitheelcellen |
|
latijns voor kliervocht? |
secretum |
|
wat is een exocriene klierweefsel? |
zweetklier |
|
wat is een endocriene klierweefsel? |
schildklier |
|
waaruit bestaat het bindweefsel |
veel tussencelstof en vezels |
|
welke soorten vezels kunnen er in het bindweefsel zitten? |
collageen, reticuline, elastine |
|
kenmerken collagene vezels? |
meest voorkomend, onelastisch, zeer trekvast, zeer buigzaam |
|
kenmerken elastische vezels |
dunnere vezels, bloedvatwanden, brengt normale vorm terug in weefsels, elastisch |
|
kenmerken reticulaire vezels |
dunste vezels, netwerk in/rond organen, in bloedvormende organen, breekt snel |
|
wat is kraakbeen? |
chondrocyten in stevige tussencelstof |
|
kenmerken kraakbeen |
veel collagene vezels, slechte doorbloeding, groei vanuit perichondrium |
|
waaruit bestaat het botweefsel? |
harde tussencelstof, osteocyten, osteoblasten, osteoclasten, periost, |
|
wat doen osteoclasten |
breken het bot af |
|
wat zijn osteoblasten |
een cel die het botweefsel opbouwt, kunnen later osteocyten worden. |
|
wat zijn osteocyten |
botcellen |
|
Welke soorten bloed zijn er |
rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes |
|
latijnse naam witte bloedcellen |
leukocyten |
|
latijnse naam rode bloedcellen |
erytrocyten |
|
latijnse naam bloedplaatjes |
trombocyten |
|
wat is het verschil tussen plasma en serum? |
plasma heeft stollingstoffen, serum niet meer. |
|
wat is hematopoese? |
aanmaak van bloedcellen |
|
waar worden leukocyten gemaakt? |
in de thymus en lymfeknopen |
|
welke soorten spierweefsel zijn er? |
glad spierweefsel, dwarsgestreept spierweefsel, hartspierweefsel |
|
hebben dieren met witte spieren meer/minder uithoudingsvermogen? |
minder |
|
uithoudingsvermogen dieren met rode spieren |
groter |
|
welke soorten verbranding heb je bij spiercontractie? |
aerobe en anaerobe |
|
formule aerobe verbranding |
glucose met 02 > CO2 + H2O > veel energie |
|
formule anaerobe verbranding |
glucose zonder 02 > melkzuur |
|
welke verbranding in de spieren zorgt voor spierpijn? |
Anaerobe verbranding |
|
refractaire periode |
spier is even niet prikkelbaar |
|
depolarisatie |
natriumkanalen open > cytoplasma positief geladen |
|
repolarisatie |
NA+ en K+ weer uitgewisseld door NA/K pomp |
|
wat is een neuron |
zenuwcel |
|
wat is een dendriet? |
prikkel naar cellichaam toe |
|
wat is een axon? |
prikkel van het cellichaam af |
|
wanneer werken zenuwen slechter |
als er veel myelineschede verdwijnt |
|
welke cellen zorgen voor een snellere prikkelgeleiding |
cellen van Schwann |
|
wat is Synaps |
doorgeven prikkel naar andere zenuwcel of van zenuwcel naar spier |
|
wat zijn de cellen van Schwann |
steuncellen rondom axon |
|
welke stof bevatten de cellen van Schwann |
myeline |
|
waar zorgt myeline voor? |
verhoogt snelheid van prikkelgeleiding |