Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
38 Cards in this Set
- Front
- Back
Tropische Regenwouden |
Dicht, ondoordringbaar bos in de warme en vochtige tropen. |
|
Tropen |
Warme luchtstreek bij de evenaar tussen 23 1/2 N.B. en 23 1/2 Z.B. |
|
Evenaar |
Lijn die de aardbol in twee helften verdeelt: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond. |
|
Etages |
Boomkruinen op verschillende hoogten in een bos. |
|
Biodiversiteit |
Variatie aan levensvormen in de natuur. |
|
Ontbossing |
Het kappen van bossen. |
|
Bevolkingsspreiding |
De verdeling van mensen over een land of gebied. |
|
Natuurlijke hulpbronnen |
Product uit de natuur dat mensen goed kunnen gebruiken. |
|
Duurzaam |
Ervoor zorgen dat iets altijd blijft bestaan. |
|
herbebossing |
Het opnieuw aanplanten van jonge bomen na een houtkap. |
|
Steppe |
Droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes. |
|
Woestijn |
Een erg droog gebied waar bijna niks groeit. |
|
Oase |
Plek in de woestijn waar water is. |
|
Savanne |
Landschap in de tropen met lange grassen, afgewisseld met groepjes bomen en struiken. |
|
Nomaden |
Mensen zonder vaste woonplaats. |
|
Extensieve veeteelt |
Veeteelt met weinig vee per hectare. |
|
Irrigatie |
Het kunstmatig nathouden van landbouwgronden. |
|
Verzilting |
Het zout worden van de bodem. |
|
Overbeweiding |
Als de begroeiing achteruit gaat doordat er te veel vee graast op te weinig grond. |
|
Verwoestijning |
Uitbreiding van de woestijn. |
|
Boomgrens |
Grens tussen een gebied waar nog wel bomen groeien en waar geen bomen meer kunnen groeien door de lage temperatuur. |
|
Toendra |
Boomloos gebied in de poolstreken met begroeiing van grassen, mossen en lage struikjes. |
|
Permafrost |
Altijd bevroren ondergrond. |
|
Eeuwige sneeuw |
Gebied waar altijd sneeuw ligt. |
|
Landijs |
Laag eeuwige sneeuw op het land die tot ijs is samengeperst. |
|
Zee-ijs |
Bevroren zeewater(pakijs en drijfijs). |
|
Taiga |
Zone in de gematigde luchtstreek waar naaldbomen groeien. In de winter is het er gemiddeld kouder dan -3 graden. |
|
Poolcirkel |
De breedtecirkel vaan 66 1/2 N.B. tot 66 1/2 Z.B. |
|
Regenrivieren |
Rivier die helemaal afhankelijk is van regenwater. |
|
Bovenloop |
Eerste stuk van een rivier. |
|
Benedenloop |
Laatste stuk van een rivier. |
|
Weer |
De temperatuur, de neerslag en de wind op een bepaalde plaats, op een bepaald moment. |
|
Klimaat |
Het gemiddelde weer in een bepaald gebied over 30 of 40 jaar. |
|
Landschapzones |
Een groot gebied met dezelfde oorspronkelijke plantengroei. |
|
Klimaat-diagram |
Diagram met een overzicht van de gemiddelde temperatuur en neerslag van een plaats of gebied. |
|
Bevolkings-concentraties |
Opeenhoping van mensen in een gebied. |
|
Gematigde zone |
Het gebied tussen de breedtecirkels van 23 1/2 en 66 1/2 N.B. en 23 1/2 en 66 1/2 Z.B. Gematigd wil zeggen: niet te warm en niet te koud. |
|
Cultuurgrond |
Grond die gebruikt wordt voor akkerbouw of veeteelt. |