• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/37

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

37 Cards in this Set

  • Front
  • Back
I normally have to rush to deliver newspapers.
Ik moet me normaal gesproken haasten om kranten te bezorgen.
They usually hang out at the beach with friends.
Zij hangen meestal rond op het strand met vrienden.
We often watch TV at night.
We kijken vaak 's nachts tv.
He plays ice hockey in winter.
Hij speelt ijshockey in de winter.
My sister goes skating after school.
Mijn zus gaat na schooltijd schaatsen.
He goes skating from Monday to Friday.
Hij gaat van maandag tot vrijdag schaatsen.
I used to climb trees to pick coconuts.
Ik had de gewoonte om in bomen te klimmen om kokosnoten te plukken.
My grandfather used to live in Jamaica .
Mijn grootvader woonde eerst in Jamaica.
She used to go out a lot but she no longer does.
Zij ging eerst veel uit, maar dat doet ze niet meer.
Nelly used to bite her nails but she has given that up.
Nelly had de gewoonte om op haar nagels te bijten maar daar is ze mee opgehouden.
I can imagine that she wants to stay in Turkey.
Ik kan me voorstellen dat ze in Turkije wil blijven.
I can understand why you don't want to leave him.
Ik kan begrijpen waarom je hem niet wilt verlaten.
I can understand why he did it.
Ik kan begrijpen waarom hij het deed.
I know what you are going through now.
Ik weet wat je nu doormaakt.
I know what she is experiencing at the moment.
Ik weet wat zij meemaakt op het moment.
I know how they are feeling.
Ik weet hoe zij zich voelen.
I know how he must be feeling.
Ik weet hoe hij zich moet voelen.
I feel sorry for you.
Ik heb medelijden met je.
I feel for her.
Ik voel met haar mee.
If I were you, I wouldn't know what to do.
Als ik jou was, zou ik niet weten wat ik moest doen.
If I were in his place, I would do the same.
In zijn plaats zou ik hetzelfde doen.
If I were in your shoes, I would cry all day.
Als ik in jouw schoenen stond, zou ik de hele dag huilen.
If I were in her position, I wouldn't give up.
Als ik in haar situatie zat, zou ik niet opgeven.
Could you explain to me why you are laughing?
Zou je me kunnen uitleggen waarom je zit te lachen?
Could you explain to me why they light bonfires?
Zou je me kunnen uitleggen waarom ze vreugdevuren aansteken?
Could you explain to me what you mean by that?
Zou je me kunnen uitleggen wat je daarmee bedoelt?
Could you explain to me what this festival is all about?
Zou je me kunnen uitleggen waar dit festival over gaat?
Could you explain to me what people do on this day?
Zou je me kunnen uitleggen wat mensen doen op deze dag?
What do you mean when you say that it's more like New Year?
Wat bedoel je wanneer je zegt dat het meer op Nieuwjaar lijkt?
Do you mean that eating beef is no good?
Bedoel je dat het eten van rundvlees niet goed is?
Are you saying that it's a religious custom?
Zeg je dat het een religieuze gewoonte is?
Could you give me an example of that?
Zou je me daar een voorbeeld van kunnen geven?
Could you be a bit more specific?
Zou je een beetje specifieker kunnen zijn?
Could you say that again, please?
Zou je dat nog een keer willen zeggen, alsjeblieft?
Could you tell me something more about Diwali customs?
Zou je me iets meer kunnen vertellen over de Diwali gewoonten?
I'm afraid I don't understand your question.
Ik ben bang dat ik uw vraag niet begrijp.
I beg your pardon?
Neemt u me niet kwalijk?