3Hv Nederlands Taal H1,2,3

Front 1

ruimtelijke ordening

Back 1

het bepalen hoe het grondgebied in een land wordt gebruikt

Front 2

fascinerende

Back 2

boeiende

Front 3

planologen

Back 3

mensen die de verdeling en bestemming van ruimte en land plannen

Front 4

woningnood

Back 4

gebrek aan woningen

Front 5

infrastructuur

Back 5

voorzieningen in een land {zoals wegen, vliegvelden en bruggen}

Front 6

migratie

Back 6

verhuizingen van bevolkingsgroepen naar een anders streek

Front 7

vinex-locaties

Back 7

uitbreiding gebieden aan de rand van steden

Front 8

ministerie

Back 8

afdeling van de regering die zich bezighoudt met Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Front 9

bestemmingsplan

Back 9

het plan van de gemeente waarin staat wat er met een bepaald gebied moet gebeuren

Front 10

sociale woningbouw

Back 10

woningen die gebouwd zijn met het geld van de overheid

Front 11

kavel

Back 11

afgeperkt stuk grond

Front 12

uniformiteit

Back 12

gelijkheid van vorm en inhoud

Front 13

projectontwikkelaars

Back 13

mensen die geld investeren in de aanleg van grote bouwprojecten {bijvoorbeeld –kantoor gebouwen}

Front 14

het Groene Hart

Back 14

rustig groengebied in de randstad

Front 15

relatief

Back 15

in vergelijking met iets anders; betrekkelijk

Front 16

randstad

Back 16

dichtbevolkt gebied in het westen van Nederland dat begrensd wordt door de steden Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Utrecht

Front 17

balans

Back 17

evenwicht

Front 18

tegenpool

Back 18

iets wat in alles verschilt van iets anders iets anders

Front 19

kwantiteit

Back 19

hoeveelheid; grootte

Front 20

kwaliteit

Back 20

waarde.

Front 21

Studieplanner

Back 21

Schema waarin staat wat je per les of week voor een bepaald vak moet doen

Front 22

Stiltelokaal

Back 22

Een ruimte waar leerlingen in rust kunnen werken

Front 23

Profielwerkstuk

Back 23

werkstuk dat je maakt tijdens je eindexamenjaar over een zelfgekozen onderwerp

Front 24

Handelingsdeel

Back 24

werkstuk waarin de vaardigheid literatuur of schrijfvaardigheid wordt getoetst

Front 25

Studiehuis

Back 25

benaming voor het onderwijs in de bovenbouw van het havo en vwo

Front 26

Hoge scholen

Back 26

Scholen voor hoger onderwijs

Front 27

Universiteiten

Back 27

Instellingen voor het wetenschappelijk onderwijs

Front 28

Propedeuse

Back 28

eerste jaar van een vervolgstudie

Front 29

Profielen

Back 29

vier richtingen die je kunt kiezen tijdens de laatste twee jaren van havo of vwo

Front 30

Centraal Examen

Back 30

Afsluitend landelijk examen van het havo of vwo

Front 31

Schoolexamen

Back 31

Examens in de Tweede Fase die je aflegt voor je aan het Centraal Examen begint

Front 32

vaardigheden

Back 32

Behendigheid

Front 33

Praktische opdrachten

Back 33

opdracht waarin een praktische vaardigheid getoetst wordt

Front 34

Dossiers

Back 34

verzameling papier over een onderwerp

Front 35

PTA

Back 35

programma waarin alle stof voor alle toetsen van een schooljaar staat

Front 36

toetskalender

Back 36

Overzicht waarin alle toetsen van het hele schooljaar zijn opgenomen

Front 37

Deadline

Back 37

tijdstip waarop iets af moet zijn

Front 38

Differentiatie

Back 38

aanpassing aan het niveau van iedere leerling afzonderlijk

Front 39

Frontaal

Back 39

voor de klas// aan de voorkant

Front 40

Revolutionair

Back 40

Helemaal nieuw en totaal verschillend van het bestaande

Front 41

vacature

Back 41

baan die door niemand bezet is

Front 42

functie

Back 42

bepaald werk je moet doen

Front 43

Freelancer

Back 43

Iemand die niet in vaste dienst werkt, maar die per opdracht wordt betaald

Front 44

telewerken

Back 44

thuiswerken via een computer die op een netwerk is aangesloten

Front 45

flexibel

Back 45

buigzaam// past zich makkelijk aan

Front 46

stressbestendig

Back 46

goed bestand tegen grote geestelijke druk

Front 47

professioneel

Back 47

niet amateuristisch// beroepsmatig

Front 48

curriculum Vitae

Back 48

beschrijving van je levensloop vooral van je opleiding en werk ervaringen

Front 49

motivatie

Back 49

zin om iets te doen.

Front 50

evident

Back 50

heel duidelijk

Front 51

privacy

Back 51

privéleven// je eigen leven

Front 52

Cao-onderhandelingen

Back 52

proberen het een te worden over de arbeidsvoorwaarden

Front 53

vakbond

Back 53

vereniging van werknemers die opkomt voor de belangen van werknemers

Front 54

arbeidsmarkt

Back 54

hoeveelheid betaalde banen die er zijn tegenover het aantal mensen die werk zoekt

Front 55

conflicten

Back 55

ruzies

Front 56

arbeidsongeschikt

Back 56

niet in staat om te werken door ziekte of afwijking

Front 57

WAO

Back 57

wet op arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die ervoor zorgen dat werknemers toch geld krijgen als ze langdurig ziek zijn

Front 58

sociale zekerheid

Back 58

het feit dat je geld krijgt wanneer je geen werk hebt, ziek ben of gepensioneerd

Front 59

zwartwerker

Back 59

iemand die geld verdient en daar geen belasting over betaald

Front 60

rechtspositie

Back 60

rechten en plichten van een werknemer