• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/38

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

38 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Quelle est l'invention la plus importante de ces derniers temps?
Wat is de belangrijkste uitvinding van de laatste tijd?
Je pense que c'est l'ordinateur.
Ik denk dat het de computer is.
Pourquoi vous aimez bien l'histoire?
Waarom vinden jullie geschiedenis leuk?
C'est la matière la plus intéressante.
Het is het meest interessante vak.
Que pensez-vous du programme Popstars?
Wat vinden jullie van het programma Popstars?
Nous trouvons que c'est assez ennuyeux!
We vinden dat het nogal saai is.
Pourquoi tu dois aller voir le proviseur?
Waarom moet je naar de rector gaan?
Parce que je suis arrivée en retard en classe.
Omdat ik te laat in de les kwam.
Il y a quelque chose de rigolo?
Is er iets grappigs?
Benoît a fait une gaffe monumentale.
Benoît heeft een enorme blunder begaan.
Pourquoi tu es tellement pressé?
Waarom heb je zo'n haast?
Parce que je ne veux pas rater le bus.
Omdat ik niet de bus wil missen.
Qu'est-ce qui t'est arrivé?
Wat is je overkomen?
Qu'est-ce qui s'est passé?
Wat is er gebeurd?
Qu'est-ce que tu en penses?
Wat vind je ervan?
C'était comment, la musique?
Hoe was de muziek?
À vrai dire …
Eerlijk gezegd ...
Je trouve que …
Ik vind dat …
Je pense que …
Ik denk dat …
Je crois que …
Ik denk, meen, geloof dat …
Je suis d'accord.
Ik ben het eens.
Tu as raison.
Je hebt gelijk.
Tu as tort.
Je hebt ongelijk.
On s'est amusés comme des fous.
We hebben enorm veel pret gehad.
Une ambiance super!
Een prima sfeer!
C'est / C'était amusant.
Het is / Het was leuk.
C'est / C'était drôle, rigolo, génial.
Het is / Het was grappig, geinig, geniaal.
Ça me plaît.
Ik vind het leuk.
C'est trop bien.
Het is te gek.
C'est / C'était passionnant.
Het is / Het was boeiend.
C'est / C'était beau.
Het is / Het was mooi.
Ce n'était pas terrible!
Het was niet zo best.
Le / La pauvre!
Arme stakker!
C'est / C'était nul.
Het is / Het was waardeloos.
C'est / C'était ennuyeux.
Het is / Het was saai, vervelend.
C'est / C'était toujours la même chose.
Het is / Het was altijd hetzelfde.
C'est / C'était casse-pieds.
Het is / Het was irritant.
C'est / C'était débile.
Het is / Het was stom.