• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/21

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

21 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Ik weet niet waarneer hij komt
Ich weiß nicht, wann er kommt
Als het regent, gaan we niet wandelen.
Wenn es regnet, gehen wir nicht spazieren
Toen ik hem zag, vond ik hem aardig.
Als ich ihn sah, fand ich ihn nett.
Eerst het eindexamen halen en dan kijken we verder.
Erst für Mittlere Reife schaffen und dann Sehen wir weiter.
Vriest het buiten, dan blijf ik thuis.
Friert es draußen, dann bleibe ich zu Hause.
Wat heeft Lisa dan verteld?
Was hat Lisa denn erzählt?
Studeren of een baan zoeken?
Studieren order einen Job suchen?
Weet jij of Stefan straks nog komt?
Weißt du, ob Stefan gleich noch kommt?
Onze auto is niet blauw maar groen.
Unser Auto ist nicht blau, sondern grün.
Het werk is leuk maar inspannend.
Die Arbeit ist schön, aber anstrengend.
Ze denkt slechts aan hem
Sie denkt nur an ihn.
Ze wil als au pair naar Spanje.
Sie will als Au-pair nach Spanien
Hij is zo sterk als een beer.
Er ist so stark wie ein Bär.
Ik woon in Berlijn, want ik ben daar geboren.
Ich wohne in Berlin, denn ich bin dort Geboren.
Ik woon in Berlijn , omdat ik daar geboren ben.
Ich wohne in Berlin, weil ich dort geboren Bin.
Van mijn broer
meines Bruders
Van de klas
der Klasse
Van het boek
des Buches
Van de kinderen
der Kinder
Want
denn
Omdat
Weil