• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/202

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

202 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Ik spreek

Hablo

Jij spreekt

Hablas

Hij/ zij spreekt

Habla

U spreekt

Usted habla

Wij spreken

Hablamos

Jullie spreken

Habláis

Zij spreken

Hablan

Jullie (u) spreken

Ustedes hablan

Ik werk

Trabajo

Jij werkt

Trabajas

Hij/zij werkt

Trabaja

U werkt

Usted trabaja

Wij werken

Trabajamos

Jullie werken

Trabajáis

Zij werken

Trabajan

Jullie (u) werken

Ustedes trabajan

Ik studeer

Estudio

Jij studeert

Estudias

Hij/zij studeert

Estudia

Wij studeren

Estudiamos

Jullie studeren

Estudiáis

Zij studeren

Estudian

Jullie (u) studeren

Ustedes estudian

Ik reis

Viajo

Jij reist

Viajas

Hij/ zij reist

Viaja

Wij reizen

Viajamos

Jullie reizen

Viajáis

Zij reizen

Viajan

Jullie (u) reizen

Ustedes viajan

Ik koop

Compro

Jij koopt

Compras

Hij/zij koopt

Compra

U koopt

Usted compra

Wij kopen

Compramos

Jullie kopen

Compráis

Zij kopen

Compran

Jullie (u) kopen

Ustedes compran

Ik zing

Canto

Jij zingt

Cantas

Hij/zij zingt

Canta

U zingt

Usted canta

Wij zingen

Cantamos

Jullie zingen

Cantáis

Zij zingen

Cantan

Jullie (u) zingen

Ustedes cantan

Ik vul in

Relleno

Jij vult in

Rellenas

Hij/zij vult in

Rellena

U vult in

Usted rellena

Wij vullen in

Rellenamos

Jullie vullen in

Rellenáis

Zij vullen in

Rellenan

Jullie (u) vullen in

Ustedes rellenan

Ik luister

Escucho

Jij luistert

Escuchas

Hij/zij luistert

Escucha

U luistert

Usted escucha

Wij luisteren

Escuchamos

Jullie luisteren

Escucháis

Zij luisteren

Escuchan

Jullie (u) luisteren

Ustedes escuchan

Ik kijk

Miro

Jij kijkt

Miras

Hij/zij kijkt

Mira

U kijkt

Usted mira

Wij kijken

Miramos

Jullie kijken

Miráis

Zij kijken

Miran

Jullie (u) kijken

Ustedes miran

Ik leer

Aprendo

Jij leert

Aprendes

Zij leert

Aprende

Wij leren

Aprendemos

Jullie leren

Aprendéis

Zij leren

Aprenden

Jullie (u) leren

Ustedes aprenden

Ik drink

Bebo

Jij drinkt

Bebes

Hij/zij drinkt

Bebe

U drinkt

Usted bebe

Wij drinken

Bebemos

Jullie drinken

Bebéis

Zij drinken

Beben

Jullie (u) drinken

Ustedes beben

Ik eet

Como

Jij eet

Comes

Hij/zij eet

Come

Wij eten

Comemos

Jullie eten

Coméis

Zij eten

Comen

Jullie (u) eten

Ustedes comen

Ik loop

Corro

Jij loopt

Corres

Hij/zij loopt

Corre

Wij lopen

Corremos

Jullie lopen

Corréis

Zij lopen

Corren

Jullie (u) lopen

Ustedes corren

U loopt

Usted corre

Ik lees

Leo

Jij leest

Lees

Hij/zij leest

Lee

Wij lezen

Leemos

Jullie lezen

Leéis

Zij lezen

Leen

U leest

Usted lee

Jullie (u) lezen

Ustedes leen

Ik verkoop

Vendo

Jij verkoopt

Vendes

Hij/zij verkoopt

Vende

Wij verkopen

Vendemos

Jullie verkopen

Vendéis

Zij verkopen

Venden

U verkoopt

Usted vende

Jullie (u) verkopen

Ustedes venden

Ik geloof/denk

Creo

Jij gelooft/denkt

Crees

Hij/zij gelooft/denkt

Cree

Wij geloven/denken

Creemos

Jullie geloven/denken

Creéis

Zij geloven/denken

Creen

U gelooft/denkt

Usted cree

Jullie(u) geloven/denken

Ustedes creen

Ik begrijp

Comprendo

Jij begrijpt

Comprendes

Hij/zij begrijpt

Comprende

Wij begrijpen

Comprendemos

Jullie begrijpen

Comprendéis

Zij begrijpen

Comprenden

U begrijpt

Usted comprende

Jullie (u) begrijpen

Ustedes comprenden

Ik schrijf

Escribo

Jij schrijft

Escribes

Hij/zij schrijft

Escribe

Wij schrijven

Escribimos

Jullie schrijven

Escribís

Zij schrijven

Escriben

U schrijft

Usted escribe

Jullie (u) schrijven

Ustedes escriben

Ik woon

Vivo

Jij woont

Vives

Hij/zij woont

Vive

Wij wonen

Vivimos

Jullie wonen

Vivís

Zij wonen

Viven

U woont

Usted vive

Jullie (u) wonen

Ustedes viven

Ik deel

Comparto

Jij deelt

Compartes

Hij/zij deelt

Comparte

Wij delen

Compartimos

Jullie delen

Compartís

Zij delen

Comparten

U deelt

Usted comparte

Jullie (u) delen

Ustedes comparten

Ik open

Abro

Jij opent

Abres

Hij/zij opent

Abre

Wij openen

Abrimos

Jullie openen

Abrís

Zij openen

Abren

U opent

Usted abre

Jullie (u) openen

Ustedes abren

Ik ontvang

Recibo

Jij ontvangt

Recibes

Hij/zij ontvangt

Recibe

Wij ontvangen

Recibimos

Jullie ontvangen

Recibís

zij ontvangen

Reciben

U ontvangt

Usted recibe

Jullie (u) ontvangen

Ustedes reciben

Ik beslis

Decido

Jij beslist

Decides

Hij/zij beslist

Decide

Wij beslissen

Decidimos

Jullie beslissen

Decidís

Zij beslissen

Deciden

U beslist

Usted decide

Jullie (u) beslissen

Ustedes deciden

Ik ben

Yo soy

Jij bent

Tú eres

Hij/ zij is

Él/ ella es

Wij zijn

Nosotros/nosotras somos

Jullie zijn

Vosotros/ vosotras sois

Zij zijn

Ellos/ellas son

U bent

Usted es

Jullie (u) zijn

Ustedes son

Ik ben gepensioneerd.

Estoy jubilado/a.

Jij bent gepensioneerd.

Tú estás jubilado/a.

Hij/zij/u is gepensioneerd

Él, ella, usted está jubilado/a

Wij zijn gepensioneerd.

Nosotros/nosotras estamos jubilados/as

Jullie zijn gepensioneerd.

Vosotros/vosotras estáis jubilados/as.

Zij / u zijn gepensioneerd.

Ellos, ellas, ustedes están jubilados/as/

Ik heb

Tengo

Jij hebt

Tienes

Hij/zij heeft

Tiene

U hebt/heeft

Tiene

Wij hebben

Tenemos

Jullie hebben

Tenéis

Zij hebben

Tienen

Jullie(u) hebben

Tienen