Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
105 Cards in this Set
- Front
- Back
Wat is het TFCC? |
Triangular fibrocartilagineus complex, een stuk kraakbeen als doel om de afstand tussen de ulna en het os triquetrum te overbruggen. Functie: congruentievergroting. |
|
Welke spier is de enige die mogelijk als een polsspier gezien kan worden? |
M. pronator quadratus, ligt eigenlijk vlak voor de pols, zorgt voor pronatie |
|
Hoe zijn de spieren aan de ventrale zijde van de onderarm geordend? |
Aan de zijkanten korte radiale en ulnaire flexoren deze lopen niet tot in de vingers. Aan de radiale zijde in het midden de lange flexoren digitorum (superficialis) en aan de ulnaire zijde de profundus. |
|
Wat is het verschil tussen de flexor digitorum superficialis (FDS) en de flexor digitorum profundus (FDP) |
FDS ligt bovenop maar loopt tot de middelste falanx en buigt af naar de zijkanten. De FDP komt onderlangs en gaat er doorheen tot aan de laatste falanx. |
|
Wat zijn pulleys? |
Annulaire ligamenten rondom de vingers waar de diepe en oppervlakkige flexoren doorheen lopen om te voorkomen dat de pezen de korste weg zullen volgen. |
|
Hoe zijn de spieren aan de dorsale zijde van de onderarm geordend |
Korte extensoren ulnaire zijde, 1 lange extensor, radiaal: twee extensor carpi radialis |
|
Wat is het verschil tussen de twee radiale extensoren van de onderarm |
De extensor carporadialis longus loopt niet langer door maar begint hoger dan de extensor carporadialis brevis. |
|
Waar hechten de extensoren en flexoren aan in de elleboog? |
De extensorpezen op de epicondylus lateralis, de flexoren op de epicondylus medialis. |
|
Hoeveel vingerextensoren heb je? |
6, allemaal 1 en de pink en wijsvinger hebben er 1 extra. De extersor digiti minimi en de extensor digiti indicis |
|
In hoeveel compartimenten zijn de extensoren ingedeeld? |
6, van radiaal naar ulnair: 2: extensor carpi radialis longus, extensor carpi radialis brevis 3: Extensor pollicis longus 4: Extensor digitorum en extensor indicis 5: Extensor digit minimi 6: Extensor carpi ulnaris |
|
Welke 4 bewegingen kan de duim maken? |
Adductie, abductie, oppositie (naar vingers toe) en repositie |
|
Welke functie hebben de m. interosseus |
Aan de palmaire zijde het sluiten van de vingers, aan de dorsale zijde spreiden ze de vingers |
|
Innervatie spieren van de onderarm/hand door de N. medianus |
Flexoren van de onderarm |
|
Innervatie spieren van de onderarm/hand door de N. ulnaris |
Handspieren |
|
Innervatie spieren van de onderarm/hand door de N. radialis |
Extensoren hand en vingers, triceps |
|
Circulatie hadn |
a. brachilais splits ter hoogte van de elleboog in de a. radialis en de a. ulnaris deze doorbloeden via anastomosen de hand |
|
Welk fenomeen zie je na uitval van de n. radialis? |
Dropping hand (extensoren uitval) |
|
Welk fenomeen zie je na uitval van de n. medianus? |
Predikershand |
|
Welk fenomeen zie je na uitval van de n. ulnaris |
Klauwhand (testen met de Froment test) |
|
Waardoor wordt het carpaal tunnel syndroom veroorzaakt? |
CTS wordt veroorzaakt door toename van de druk in de carpale tunnel die leidt tot beklemming van de n. medianus |
|
Wat is het compartimentsyndroom? |
Door een cascade van te veel of te weinig bloed in een compartiment. De fascie rekt niet mee waardoor spieren, zenuwen en later vaten in verdrukking komen -> necrose |
|
In welke 4 compartimenten is de onderarm verdeeld? |
1. Oppervlakkige volaire compartiment 2. Diepe volaire compartiment 3. Dorsale compartiment 4. Radiale 'mobile wad' compartiment |
|
Welke 5 spieren bevat de oppervlakkige volaire compartiment? |
M. flexor carpi ulnaris (FCU) M. flexor carpi radialis (FCR) M. flexor digitorum superficialis (FDS) M. Pronator teres (PT) M. Palmaris longus |
|
Welke 3 spieren bevat het diepe oppervlakkige compartiment? |
M. Flexor digitorum profundus (FDP) M. Flexor pollicis longus (FPL) M. pronator Quadratus (PQ) |
|
Welke 7 spier(groepen) bevat het dorsale compartiment? |
M. Extensor digitorum communis (EDC) M. Extensor digitorum minimi (EDM) M. Extensor carpi ulnaris (ECU) Supinator spier M. Adductor pollicis longus (APL) M. Extensor pollicus brevis/longus (EPB/L) M. Extensore indicis proprius (EIP) |
|
Welke 3 spieren bevat het radiale 'mobile wad' compartiment? |
M. brachioradialis (BR) M. extensor carpi radialis longus (ECRL) M. extensor carpi radialis brevis) |
|
Carpale botten benoemen |
Some lovers try positions that they can't handle Os Scaphoideum Os Lunatum Os Triquetrum Os Pisiformis Os Hamatum Os Capitatum Os Trapezoideum Os Trapezium |
|
Peesschede kenmerken |
Synoviaal rondom de pezen zodat ze beter glijden, zowel dorsaal als palmair. Panaritium - peesschede ontsteking ter hoogte van de pink, peesschede is een doorlopende structuur dus kan doorlopen naar de duim en desastreus zijn voor de hand |
|
Reticulatum |
Bindweefselstructuur om de pezen heen |
|
Intrinsieke spieren van de hand |
Thenar: duimmuis: flexor pollicis brevis, abductor pollicis brevis Hypothenar: Pinkmuis: abductor digiti quinti, flexor digiti quinti |
|
Anatomische snuifdoos/ tabatiere anatomique begrenzing |
Palmair pezen van de APL en EPB (1e extensorloge) Dorsale begrenzing EPL (3e extensorloge) Onder de snuifdoos = scafoid |
|
Morbus Dupuytren uitleg |
Palmaire aponeurose = Verlittekening van de fascia palmaris waardoor er een kromme vinger ontstaat. |
|
Wat is het chiasma van Camper? |
Het punt waar de flexor digitorum profundus tussen de flexor digitorum superficialis doorkomt |
|
Wat zie je bij een preacher's hand en door uitval van welke zenuw komt dit? |
Vuist maken lukt niet doordat de eerste drie vingers omhoog blijven staan, n. Medianus functioneert niet |
|
Wat zijn kenmerken van laag letsel van de n. medianus?
|
Je verliest alleen de sensibiliteit van de hand en de thenar (Volair bovenkant 2e 3e en mediale kant 4e vinger, palmair 1e 2e 3e mediale kant 4e vinger en halve handpalm) De huid blijft altijd glad en strak |
|
Waar bevindt zich het ligamentum annulare? |
Rondom de radiuskop, houdt deze op zijn plek. |
|
Wat is een zondagsarmpje en waardoor ontstaat deze? |
Dislocatie van de radiuskop, klikt uit onderontwikkeld ligament annulare |
|
Wat is Popeye's sign |
Bij flexie van de elleboog een sterke opbolling in de bovenarm. Biceps peesruptuur. Behandeling: Een gat maken in de radus waar de bicepspees in wordt gevlecht. Testen met hook test |
|
Waar bevinden zich de PRUG en DRUG gewrichten> |
Zorgen samen met membrana interossea voor pronatie en supinatie PRUG: proximaal radio-ulnair gewricht DRUG: Distaal radio-ulnair gewricht |
|
Door welke spieren vindt in de onderarm pronatie plaats? |
M. pronator teres (worstvormige spier) M. pronator quadrator (vierkante spier) |
|
Welke spieren zorgen voor supinatie in de onderarm? |
M. supinator, Bicepspees |
|
Wat is synostose? |
Verbening tussen de radius en de ulna: geen pronatie of supinatie mogelijk (radius kan niet meer om ulna heen draaien) |
|
Wat is het verschil tussen een tenniselleboog en een golfelleboog? |
Tenniselleboog: laterale epicondylitis Golfelleboog: mediale epicondylitis |
|
Microscopisch kun je wat zien bij een tennis/golfelleboog? |
Degeneratief proces, fibroblasten, vasculaire hyperplasie en ongeordend collageen |
|
Behandeling tennis/golfelleboog |
80-90% conservatief: rust, koelen, NSAID's eventueel injectie met corticosteroiden en lidocaine (bovenarmsgips) 10% operatie om aangedane weefsel los te snijden en te verwijderen |
|
Waardoor ontstaan slotklachten in een gewricht zoals de elleboog? |
Klein botfragment tussen de botdelen in |
|
Hoe wordt de stabiliteit van het DRUG gewricht verzorgd? |
80% door het TFCC (triangular fibro-cartilagineus complex) 20% door de sigmoid notch |
|
Waaruit bestaat het TFCC? |
Radioulnaire ligamenten, een discus, een peesschede, ulnocarpale ligamenten. |
|
Welke twee soorten TFCC laesies kunnnen ontstaan? |
Traumatisch: diepe scheur (pc-TFCC ter plaatse van de fovea): vastzetten met ankertje aan de ulna, oppervlakkige scheur (dc-TFCC): TFCC staat los van het kapsel fixatie aan kapsel met hechting Degeneratief: schoonmaken of ulna inkorting |
|
Lichamelijk onderzoek bij TFCC laesie: |
Drukpijn in de fovea, een positieve tafeltest, TFCC grinding: de carpus en de ulna worden op elkaar geduwd waarna er wordt gedraaid -> pijn |
|
Kenmerken SL-laesie |
laesie Scapholunaire ligament (dorsaal sterker dan volair) LO: drukpijn 1cm boven punt van Lister, Watson test positief (meer beweeglijkheid), vinger extensie test positief |
|
Aanvullend onderzoek SL-laesie |
Rontgenfoto's van gebalde vuist: SL interval >3 mm verdacht, >5 mm laesie Mogelijk DISI: dorsal intercalated segment instability waarbij de twee botten van elkaar wegdraaien |
|
Behandeling SL-laesie |
Acuut < 6 weken: K-draden > 6 weken geen DISI: kapselplastiek > 6 weken DISI: standcorrectie door peesplastiek (gemodificeerde Brunelli) |
|
Hoe vaak en waardoor breuk scaphoid? |
Val op uitgestrekte arm met pols in extensie. 70 % van de polsbreueken Scaphoid bestaat voor een groot deel uit kraakbeen waardoor weinig ruimt voor bloedvaten om naar binnen te gaan. Fractuur treedt makkelijk op en geneest langzaam of niet |
|
Complicatie scafoid fractuur |
Non-union, vooral aan de proximale zijde omdat vascularisatie hier slecht is |
|
Lichamelijk onderzoek scaphoid fractuur |
Drukpijn anatomische snuifdoos, asdrukpijn, pronatie en supinatiepijn tegen weerstand |
|
Oorzaken artrose |
Multifactorieel, o.a. na trauma, overbelasting, instabiliteit, kan ook na non-union fractuur of SL laesie. Hierdoor bewegen botten niet goed en gaan botten langs elkaar schuiven: SNAC of SLAC wrist |
|
Wat is een SLAC/SNAC wrist? |
SLAC: na een scapho-lunate advanced collaps SNAC: na een Scaphoid nonunion advanced collaps Het capitatum duwt naar beneden waardoor scaphoid naar de ene kant en lunatum naar de andere kant -> slijtage |
|
Behandeling SNAC/SLAC wrist |
Brace, verwijderen stuk bot, of vastzetten bot, resectie gehele proximale rij of verwijdering scaphoid |
|
Op welke plaats in de hand veel artrose? |
CMC1: tussen trapezium en metacarpale 1 |
|
LO bij CMC1 artrose: |
exostose/ zigzagdeformiteit, drukpijn CMC1, Grinding CMC1 |
|
Behandeling CMC1 artrose |
Conservatief: injectie, spalk Operatief: trapezium eruit, met peesplastiek |
|
Wat is fat pad sign? |
Er is waarschijnlijk sprake van zwelling in het gewricht door haemarthros. Vaak door radiuskopfractuur |
|
Wat is een antebrachii fractuur en wat is de behandeling? |
Een fractuur van de ulna en de radius. Fixatie is noodzakelijk met plaat of externe fixateur |
|
Welke 3 luxatiefracturen van de onderarm zijn er? |
Galeazzi fractuur Monteggia fractuur Essex Lopresti fractuur |
|
Beschrijf een Galeazzi fractuur |
Fractuur van de radiusschacht (na een val op geproneerde uitgestrekte hand) Membrana interossea gescheurd DRUG/TFCC gedisloceerd (ulna relatief te lang) gAlleazi = rAdius |
|
Beschrijf een Monteggia fractuur |
Ulna gebroken Radiuskop proximaal geluxeerd 4 types, operatie nodig |
|
Beschrijf een Essex Lopresti fractuur |
Dislocatie DRUG/TFCC gewricht Ruptuur membrana interossea Radiuskopfractuur waardoor radius te kort Door axiaal trauma |
|
Wat is ulnaire variantie? |
Hoe lang de ulna is in vergelijking met de radius |
|
Beschrijf de Muller AO classificatie |
Type fractuur: Type A: extra-articulair Type B: Partieel-articulair Type C: Compleet articulair Bot: Nummer 1: Humerus Nummer 2: Onderarm Nummer 3: Bovenbeen Nummer 4: Onderbeen Segment: Nummer 1: Proximaal Nummer 2: Midschacht Nummer 3: Distaal |
|
Wanneer is er indicatie voor conservatieve behandeling na repositite distale radius fractuur? |
- Minder dan 10 graden kanteling in elke richting - Minder dan 5 mm verkorting van de radius t.o.v. de ulna - Minder dan 2 mm intra-articulaire step-off |
|
Indicaties voor operatieve repositie en fixatie bij een distale radius fractuur: |
< 65: Initieel 20 graden kanteling, initieel verkorting 1 cm, >50 % comminutie dorsale cortex, bij comminutie volaire cortex >65 jaar: meer terughoudendheid |
|
Wat is osteomyelitits en welke 2 vormen zijn er? |
Ontstekingreactie van het gehele bot: beenmerg, periost, endost door infectie met een micro-organisme Directe en indirecte route |
|
Beschrijf de directe route bij osteomyelitis |
Het micro-organisme wordt in het bot gebracht door verwonding, punctie, operatie of infectieverspreiding per continuïtatem vanuit decubitus of weke delen abces |
|
Beschrijf de indirecte route bij osteomyelitits |
Vanuit een focus ergens in het lichaam worden micro-organismen langs een hematogene of lymfogene route naar het bot gevoerd. Bloedstroom is trager bij groeischijf en zal hier het bot binnenkomen |
|
Beschrijf de start van hematogene osteomyelitis |
1. Binnendringende bacteriën nestelen zich in de Haverse kanalen en hechten zich op locus minoris resistentiae (vaak beschadigd bot) 2. Bacteriën dringen binnen in osteoblasten en produceren een glycocalyx ter bescherming 3. Chemotaxis van leukocyten -> ontsteking 4. Interstitieel oedeem -> minder doorbloeding 5. Botinfarct -> zone van necrotisch bot |
|
Wat is de reactie van het lichaam op het proces van hematogene osteomyelitis |
Afkapseling (reactieve botvorming) Centrale deel van dit gebied zo slecht doorbloed dat er een abces ontstaat, kan subperiostaal doorbreken door fisteling -> subperiostaal abces Het periost reageert met nieuwbotvorming (involucrum) Er vindt sekwestervorming plaats door onvoldoende vascularisatie |
|
Wat gebeurt er als het involucrum bij een hematogene osteomyelitis doorbreekt |
Hierdoor ontstaat een weke delen abces en een fistel |
|
Hoe kun je hematogene osteomyelitis kweken? |
Een diepe kweek omdat fistels ook bacteriën bevatten die van buitenaf weer naar binnen groeien |
|
Wat is het histologisch beeld bij acute osteomyelitis? en bij chronische? |
Acute: - Micro-organismen - Infiltraten van neutrofielen - Trombosering en stuwing van bloedvaatjes, start van osteonecrose Chronische: - Necrotisch bot (afwezigheid van osteocyten - Granulatie en fibreus weefsel vervangt bot |
|
Welke radiologische afwijkingen zie je bij osteomyelitis? |
Holtevorming (lytische laesie) Subperiostale beenvorminng Sekwesters en sclerose |
|
Wat is de meest voorkomende verwekker van osteomyelitis? |
S. Aureus |
|
Hoe werkt een fistulografie bij osteomyelitis? |
Bepalen waar de fistel heen loopt: Je spuit hem op met methyleenblauw, op die plek waar hij uitkomt kun je schoonkrabben en eventueel gentamicine kraaltjes achterlaten |
|
Wat is de behandeling van osteomyelitis? |
Breedspectrumantibioticum, zo snel mogelijk aanpassen. Minimaal 2 weken intraveneus, daaarna langdurig oraal (niet allemaal geschikt voor oraal) Radiologische en bloedchemische controles Bij abcedering of sekwesters chirurgisch (geen doorbloeding -> geen AB) |
|
Wat is spondylodiscitis? |
Een ontsteking in de rug die begint in een tussenwervelschijf (langzame bloedflow). De tussenwervelschijf verdwijnt en de wervels groeien aan elkaar -> blokwervel |
|
Klachten bij spondylodiscitis |
90% rugpijn (niet positieafhankelijk, focaal) 50% koorts 30% neurologische verschijnselen door epiduraal abces of septische embolie |
|
Voorkomen spondylodiscitis |
1,5-4 % van de osteomyelitiden 60% lumbaal Meer bij mannen dan vrouwen 2:1 50+ |
|
Mogelijke resultaten radiodiagnostiek bij spondylodiscitis |
MRI het beste, Hoogteverlies tussenwervelschijf Kyphose Paravertebrale schaduw Sluitplaatdestructie |
|
Behandeling spondylodiscitis |
Op geleide van bacteriologisch onderzoek en BSE 6-8 weken iv antibiotica Immobilisatie is niet nodig, alleen bij veel pijn Indicaties operatie: Ernstige pijn, abces, collaps en kyfose, neurologische uitval |
|
Wat zijn verschillen tussen pyogene osteomyelitis en tuberculeuze? |
Pyogeen/Tuberculeus Een niveau/Multileve Symmetrische collaps/Kyfose Intraossale verspreiding/verspreiding langs fascia Destructie discus / sequestratie discus Voorste pijler / drie pijlers Meer epidurale abcessen / paravertebrale abcessen Acuut begin / sluipend begin |
|
Welke labonderzoeken kun je vinden bij iemand met RA? |
Laag Hb Verhoogd BSE Reumafactoren Anti-CCP |
|
Wat is de pathogenese van RA? |
IgG gemedieerd auto-immuun proces Synovitis van gewrichten en pezen, destructie kraakbeen, pannusvorming (kraakbeen vervangen door granulatieweefsel), lokale botdestructie, osteoporose botuiteinden, subchondrale cystevorming, ossale collaps, dislocaties, fibrose, contracturen, verstijving |
|
Verschil röntgenfoto RA en artrose |
RA: Meer erosies en aanvretingen op bot-kraakbeenovergang Gewrichtsspleetvernauwing Artrose: Meer osteofyten Sclerose Periarticulaire osteopenie |
|
Behandeling RA |
Beheersen ziekte, voorkomen verdere schade NSAID's voor pijnbestrijding Anti-reuma middelen: methotrexaat, corticosteroiden, biologicals, chirurgisch Fysiotherapie |
|
Wat zijn kenmerken van een reumavoet? |
Platvoeten, dun footpad Eelt onder kopjes, extreme hallux valgus, subluxatie van de MTP-gewrichten eventueel hamer klauwteenstand |
|
Wat is de Clayton procedure? |
Bij RA: Grote teen rechtgezet (artrodese) Resectieartroplastiek van MTP 2, 3, 4, 5 |
|
Welke delen van de achtervoet zijn aangedaan bij RA? |
Talus - naviculair gewricht Calcaneus - cuboid - subtalair |
|
Waar staat NSAID voor en wat remmen ze? |
Non-steroid anti-inflammatory drugs Prostaglandine (PGE) synthetase remmers |
|
Waardoor veroorzaken prostaglandines pijn? |
Zelf niet, modulerende werking Maken zenuwen extra gevoelig voor bijv. bradykininine |
|
Waar zorgen prostaglandines nog meer voor naast pijn? |
Koorts, vasodilatatie (roodheid, vochtuittreding, zwelling) Sommige beschermende prostaglandines |
|
Wat is het verschil tussen COX-1 en COX2 |
COX-1: constitutief enzym in maag, darmen, nieren en trombocyten (vasodilatoir) COX-2: constitutief aanwezig in hersenen, nieren, ovarium en induceerbaar -> verhoogt pijngevoeligheid |
|
Welke soort COX wordt geremd door aspirine? |
Vooral COX 1, in hoge doseringen ook COX 2 |
|
Welke rol speelt COX 1 als beschermende factor? |
Produceert prostaglandines Effecten: verdikking mucuslaag in GI-tract, verlaging pH gradient, meer bicarbonaat uitscheiding, verhoogde mucosale bloedflow |
|
Wat zijn bijwerkingen in het maagdarmkanaal door aspirine? |
Intolerantie 30% Ulceratie 10% Perforaties Bloedingen Overlijden |
|
Wat is het nadeel van selectieve COX 2 remmers? |
Meer myocardinfacten Door disbalans ratio PGI-2 en tromboxaan |