• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/21

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

21 Cards in this Set

  • Front
  • Back
  • 3rd side (hint)
Wat deed Skinner?
Skinner onderzocht operante conditionering met behulp van een door hemzelf ontworpen instrument dat hij de operante kamer noemde (later algemeen bekend geworden onder de naam Skinner Box).
Wat is zijn Token Economy systemen?
Vormen van operante conditionering gericht op beloning: systematische programma's om gepast gedrag te bekrachtigen (ongepast gedrag wordt niet bekrachtigd). Belangrijke ontwikkelaars hiervan waren Ayllon en Azrin.
Als beloning van goed gedrag krijgt iemand tokens, objecten of symbolen die geruild kunnen worden voor goederen diensten en vrijheden. In het begin waren het plastic schijfjes die geruild konden worden voor snoep, sigaretten, tijdschriften etc. De methode is o.a. geintroduceerd in (psychiatrische) ziekenhuizen en op scholen.
Wat is agorafobie?
Algemeen gesteld is agorafobie de angst om een vertrouwde en veilige omgeving te verlaten. Dit kan de vorm aannemen van angst voor open ruimten, voor situaties waarin veel mensen bij elkaar komen, openbaar vervoer etc.
Wat was het centrale uitgangspunt van de cognitieve therapie?
Dat emoties gelinkt zijn aan cognities en dat psychologische problemen het resultaat zijn van verstorode of dysfunctionele cognities en/of cognitieve processen.
Welke aspecten van cognitie zijn (experimenteel) bestudeerd?
Denken, aandacht, geheugen, visuele imaginatie, piekeren en meta-cognitie.
Hoe kunnen we de assumptie dat de angst voor catastofale (medische) gevolgen een 'key cognitie' is van paniekstoornis experimenteel onderzoeken?
1. Hypothesen opstellen: H1.: Deze angst komt veel voor in paniekstoornis; H2 Deze angst onderscheidt paniekstoornis van andere angststoornissen; 2. Patienten een beschrijving van een situatie geven waarin de symptomen van een paniekstoornis vaak voorkomen. 3. Na het experiment de resultaten van paniekpatiënten vergelijken met patiënten die een andere angststoornis hebben en met een normale controle groep.
Bijvoorbeeld het experiment van Clark: Patienten met paniekstoornis werden gevraagd zich in te beelden dat ze zich zojuist bewust waren geworden van een snelle hartslag en aan te geven wat ze dan zouden denken als ze deze ervaring echt hadden: Ze konden kiezen uit drie alternatieven: 1. Ik ben lichamelijk actief geweest; 2. Er is iets ergs aan de hand met mijn hart; 3. Ik ben opgewonden.
Wat is een 2e methode om rampdenken te onderzoeken?
Onvolledige zinnen presenteren aan patiënten op een computerscherm (als ik hartkloppingen heb dan zou het zo kunnen zijn dat ik...) Vervolgens moeten de patiënten zo snel mogelijk een enkel word dat kort daarna op het beeld verschijnt hardop oplezen. De woorden konden onderverdeeld worden in 2 groepen. Die de zin op een bedreigende manier afmaken (dood ga) vs. een niet bedreigende manier (opgewonden ben). Vervolgens wordt er gekeken naar de reactietijd.
Welke conclusie kan worden getrokken uit het onderzoek naar rampdenken bij patiënten met een paniekstoornis?
The catastrofale manier van denken (er is iets mis met mijn hart) onderscheid PS patiënten van normale controle groep en van patienten met een andere angststoornis.
Patiënten met een sociale fobie zijn vooral bang voor kritiek. Hoe kunnen we de volgende assumptie expirimenteel testen: dat deze mensen hun aandacht vooral richten de reacties van anderen op hun gedrag en dat zij daarbij vooral aandacht hebben voor signalen van afkeuring?
Een expiriment dat gedaan is: Patiënten met de diagnose sociale fobie, patiënten met andere angststoornissen en een normale controle groep moesten converseren met een persoon die erin getriand was te reageren op een gereserveerde, maar niet onvriendelijke manier.
Na de conversatie werd aan de patiënten gevraagd wat hun gedachten waren. Daarnaast werd gevraagd wat ze zich herinnerden van hoe de ander eruit zag, de objecten in de kamer en de inhoud van de conversatie.
Wat was de uitkomst van het experiment naar key cognities (en aandachtsbias) bij sociale fobie?
Stopa & Clark (1993) toonden aan dat (1) de sociaal-fobici meer negatieve zelfbeoordelende gedachten meldden dan zowel patiënten met andere angststoornissen als de controlegroep van niet-patiënten (ik ben saai), maar niet meer gedachten over negatieve beoordeling door de ander (hij denkt dat ik saai ben).
Dit suggereert dat de aandacht van patiënten met een sociale fobie is zelfgericht is in plaats van op de ander. Ook andere onderzoeken toonden aan dat sociale-fobici hun aandacht verplaatsen van negatieve sociale cues naar hun eigen fysiologische respons.
Wat is de conclusie van experimenten naar cognitieve processen bij mensen met een sociale fobie?
Patiënten met een sociale fobie dienen aangemoedigd te worden om hun aandacht te verplaatsen van hun eigen gedrag en fysiologische reacties naar de reacties van de ander, om zo meer accurate (of correctieve) informatie over de reacties van de ander te verzamelen.
Wat hebben studies naast denken en aandacht ook onderzocht - geheugen?
Een negatieve stemming (depressie) gaat gepaard met een negatieve vooringenomenheid, waardoor mensen met bijv een depressie zich meer meer geneigd zijn negatieve gebeurtenissen te herinneren (en deze ook makkelijker oproepen dan positieve)
Wat hebben studies naast denken en aandacht ook onderzocht - visuele imaginatie?
Indringende beelden in PTSS.
Wat hebben studies naast denken en aandacht ook onderzocht - piekeren?
Piekeren is een kenmerk van gegeneraliseerde angsstoornis
Wat hebben studies naast denken en aandacht ook onderzocht - meta-cognitie?
Onderzoek naar het (negatief) denken over de eigen gedachten.
2. Hoe worden voorspellingen getest over de rol die cognities spelen?
Hypothesen opstellen over de invloed van key cognities en deze experimenteel testen.
Hoe is de rol van cognities op de stemming van depressieve mensen onderzocht?
De volgende hypothese is opgesteld: Door depressieve cognities te veranderen (bijv gedachten geralateerd aan lage eigenwaarde enzelfverwijt) zal de stemming verbeteren.
Het bijbehorende experiment: patiënten die gediagnostiseerd waren met depressie werden in 2 groepen verdeeld. De ene groep kreeg een therapeutische sessie waarin ze moesten praten over hun (depressieve) gedachten, maar waarbij geen poging werd gedaan om deze gedachten te veranderen. De tweede groep kreeg een therapeutische sessie waarin cognitieve technieken werden gebruikt om de gedachten te veranderen.
Wat was het resultaat van het experiment naar de rol van cognities bij depressie?
Cognities veranderden alleen in de tweede groep (conditie) en stemming verbeterde ook meer in de tweede groep. Dit bevestigd de hypothese.
2. Wat voor andere studies zijn er gedaan naar de rol van cognities bij het in stand houden van stoornissen?
De rol die catastrofale cognities spelen bij het in stand houden van paniekstoornis.
Hoe kunnen we het volgende experimenteel testen: klinische observatie heeft aangetoond dat vluchten van een beangstigende situatie (of het geheel vermijden) resulteerd in onmiddelijke vermindering van angst, maar dat het op de lange termijn sociale fobie in stand houdt (door de afwezigheid van nieuwe ervaringen en nieuwe informatie die de cognities die de fobie in stand houden zou kunnen ontkrachten).
Experiment: mensen met een sociale fobie werden bloodgesteld aan beangstigende situaties terwijl ze ofwel moesten proberen hun normale veiligheidsgedrag (het vermijden van oogcontact, diep ademhalen) te verminderen of gewoon door moesten gaan met hun veiligheidsgedrag.
Achtergrond > cognities kunnen direct verandert worden door cognitieve technieken te gebruiken, of indirect door factoren te verwijderen die het normaal gesproken onmogelijk maken voor de patiënt om informatie te verzamelen die zijn (dysfunctionele) gedachten ontkracht. Dit zijn vaak de eigen veiligheidsgedragingen (vlucht- en vermijdingsgedrag).
Wat was de conclusie van het experiment naar veiligheidsgedrag bij mensen met een sociale fobie?
De catastrofale gedachten namen significant meer af in de groep die de instructie hadden gekregen om hun veiligheidsgedrag te verminderen en de angst nam ook meer af in deze groep.