Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
12 Cards in this Set
- Front
- Back
De begrippen gezond en ziek omschrijven en het verschil tussen deze begrippen aangeven.
|
Toestand van lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn. Wanneer iemand zich niet gezond voelt is persoonlijk.
|
|
Beschrijven hoe sommige ziekten, zoals welvaartsziekten, zijn te voorkomen.
|
Door een gezonde levensstijl met goede voeding en voldoende beweging.
|
|
Het begrip indicatie omschrijven.
|
Toepassing van geneesmiddel.
|
|
Het begrip contra-indicatie omschrijven.
|
Wanneer het geneesmiddel niet gebruikt mag worden.
|
|
Het begrip dosering omschrijven.
|
Hoeveel en hoe vaak het gebruikt mag worden.
|
|
Het begrip bijwerking omschrijven.
|
Kans op ongewenste effect(en) bij normaal gebruik.
|
|
Het begrip interactie omschrijven.
|
Werking van verschillende geneesmiddelen op elkaar.
|
|
Het begrip toedieningsvorm omschrijven.
|
De vorm waarin het is afgeleverd.
|
|
Het begrip combinatiepreparaat omschrijven.
|
Meerdere werkzame stoffen in het geneesmiddel.
|
|
Belangrijke geneesmiddelengroepen met de bijbehorende ziekten noemen.
|
Pijnstillers, Slaap- en kalmeringsmiddelen, Antibiotica en HIV-middelen, Bloeddrukverlagende middelen, Cholesterolverlagende middelen, Anti-astmamiddelen, Maag- en darmmiddelen, Hormonen, Orale middelen tegen suikerziekte type 2, Vaccins, Vitamines en mineralen.
|
|
Beschrijven welke verschillen er zijn tussen diergeneesmiddelen en geneesmiddelen voor de mens.
|
Verschillende diersoorten, per diersoort geregistreerd en specifieke toedieningsvormen.
|
|
Belangrijke diergeneesmiddelengroepen met de bijbehorende ziekten noemen.
|
Antibiotica, anti-parasitaire middelen, vaccins.
|