Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
53 Cards in this Set
- Front
- Back
Psychologie |
wetenschap van gedrag en mentale processen |
|
Experimenteel psycholoog |
psycholoog die onderzoek doet naar elementaire psychologische processen- in tegnstelling tot een toegepast psycholoog |
|
Docent psychologie |
psycholoog met als primaire taak het geven van onderwijs op bijv. een hbo- of bacheloropleiding of aan de universiteit |
|
Toegepast psycholoog |
psycholoog die de door experimenteel psychologen vergaarde kennis gebruikt om problemen van mensen op te lossen |
|
Psychiatrie |
een medisch specialisme dat zich richt op de diagnose en behandeling van mentale stoornissen |
|
Pseudopsychologie |
niet-onderbouwde psychologische aannamen die als wetenschappelijke waarheden worden gepresenteerd |
|
Anekdotisch bewijsmateriaal |
Getuigenissen die de ervaringen van iemand of enkele personen schetsen, maar ten onrechte als wetenschappelijk bewijs worden gezien |
|
Bias |
een vooroordeel, vervorming of vertekening van een situatie, meestal op basis van persoonlijke ervaringen en waarden |
|
Emotionele bias |
de neiging om oordelen te vellen gebaseerd op attitudes en gevoelens, in plaats van op een rationele analyse van het bewijsmateriaal |
|
Confirmation bias |
de neiging om informatie die niet bij je opvattingen aansluit te negeren of te bekritiseren en om in plaats daarvan informatie te zoeken waar je het wel mee eens bent |
|
Introspectie |
Beschrijving van je eigen innerlijke, bewuste ervaringen |
|
Structuralisme |
historische stroming binnen de psychologie die de basisstructuren van de geest en de gedachten tracht te ontrafelen. Structuralisten zochten de 'elementen' van de bewuste ervaring |
|
Functionalisme |
historische stroming binnen de psychologie die meende dat psychische processen het beste begrepen kunnen worden in het licht van hun adaptieve nut en functie |
|
Cognitief perspectief |
een van de belangrijkste psychologische perspectieven, waarbij de nadruk ligt op mentale processen zoals leren, geheugen, perceptie en denken als vormen van informatieverwerking |
|
Behaviorisme |
een historische school die er naar streefde om van de psychologie een objectieve wetenschap te maken die zich alleen op gedrag richtte (en niet op mentale processen) |
|
Behavioristisch perspectief |
een psychologische invalshoek die de bron van onze handelingen zoekt in stimuli vanuit de omgeving, in plaats van in innerlijke mentale processen |
|
Psychodynamische psychologie |
een benadering die de nadruk legt op het begrijpen van het menselijk functioneren in termen van onbewuste behoeften, verlangens, herinneringen en conflicten |
|
Psychoanalyse |
een benadering van de psychologie die is gebaseerd op de veronderstellingen van Freud, die de nadruk legt op onbewuste processen. De term verwijst zowel naar Freuds psychoanalytische theorie als naar zijn psychoanalytische behandelmethode |
|
Perspectieven vanuit de gehele persoon |
een aantal psychologische perspectieven die draaien om een globaal inzicht in de persoonlijkheid, waaronder de psychodynamische psychologie, humanistische psychologie en psychologie van karaktertrekken en temperament |
|
Humanistische psychologie |
een klinische benadering die de nadruk legt op de mogelijkheden, groei, potentie en vrije wil van de mens |
|
Psychologie van karaktertrekken en temperament |
een psychologisch perspectief dat gedrag en persoonlijkheid ziet als de producten van fundamentele psychologische kenmerken |
|
Ontwikkelingsperspectief |
een van de 6 belangrijke perspectieven van de psychologie, dat zich onderscheidt door de nadruk op erfelijkheid en omgeving, en op voorspelbare veranderingen die zich voordoen tijdens de levensloop |
|
Sociocultureel perspectief |
een van de 6 belangrijke perspectieven van de psychologie dat de nadruk legt op het belang van sociale interactie, sociaal leren en cultureel perspectief |
|
Cultuur |
een complexe mix van taal, opvattingen, gewoonten, waarden en tradities die wordt ontwikkeld door een groep mensen en die wordt gedeeld met anderen in dezelfde omgeving |
|
Crosscultureel psycholoog |
een psycholoog die werkt in dit specialisme is geïnteresseerd in de manieren waarop psychologische processen verschillen tussen mensen van verschillende culturen |
|
Hollisme |
visie die totaliteit altijd belangrijker vindt dan de som der delen |
|
Wetenschappelijke methode |
een uit 4 stappen bestaande procedure voor empirisch onderzoek van een hypothese, waarbij de omstandigheden zo zijn gekozen dat vooroordelen en subjectieve oordelen worden uitgesloten |
|
Empirisch onderzoek |
onderzoeksbenadering waarbij gegevens worden verzameld door middel van objectieve informatie uit de eerste hand, gebaseerd op sensorische ervaring en observatie |
|
Theorie |
toetsbare verklaring voor een aantal feiten of observaties |
|
Hypothese |
voorspelling van de uitkomst van een wetenschappelijk onderzoek; een bewering over de relatie tussen variabelen in een onderzoek |
|
Variabele |
element dat van invloed is op hetgeen onderzocht wordt (zoals geformuleerd in de onderzoeksvraag of hypothese) |
|
Operationele definitie |
objectieve beschrijving van een concept dat bij een wetenschappelijk onderzoek hoort. operationele definities kunnen concepten die worden bestudeerd herformuleren in gedragsmatige termen. operationele definities zijn ook exacte omschrijvingen van de manier waarop een experiment moet worden uitgevoerd en waarop belangrijke variabelen moeten worden gemeten |
|
Data |
informatie, in het bijzonder gegevens die door een onderzoeker zijn verzameld en die worden gebruikt om een hypothese te toetsen |
|
Experimentele conditie |
omstandigheden waaraan de leden van de experimentele groep tijdens de speciale behandeling worden blootgesteld |
|
Experimentele groep |
Proefpersonen die worden blootgesteld aan de speciale behandeling die men onderzoekt |
|
Controlegroep |
proefpersonen die worden gebruikt als vergelijkingsmateriaal naast de experimentele groep. de controlegroep krijgt niet de speciale behandeling waar men meer over wil weten. |
|
Controleconditie |
omstandigheden waaraan de leden van de controlegroep tijdens het experiment worden blootgesteld. deze condities zijn op bijna elk onderdeel identiek aan de experimentele conditie, met uitzondering van de speciale behandeling die alleen de experimentele groep ontvangt |
|
Onafhankelijke variabele |
variabele die zo genoemd wordt omdat de onderzoeker hem onafhankelijk van alle andere zorgvuldig gecontroleerde experimentele omstandigheden kan manipuleren |
|
Afhankelijke variabele |
de variabele die wordt gemeten of geobserveerd. binnen een experiment wordt de afhankelijke variabele door het manipuleren van de onafhankelijke variabele beïnvloed. De eventuele variatie in de waarde van de afhankelijke variabele is het effect waarin de onderzoeker geïnteresseerd is. |
|
Randomisering |
procedure waarbij volledig door het toeval wordt bepaald of proefpersonen aan de experimentele groep of aan de controlegroep worden toegewezen; kan ook betrekking hebben op een procedure binnen een experiment, waarbij de volgorde waarin de stimulus wordt aangeboden volledig door het toeval wordt bepaald |
|
Significant |
een statistische term die aangeeft dat het waarschijnlijk is dat het waargenomen effect niet door toeval is ontstaan, maar door de onafhankelijke variabele te veranderen |
|
Repliceren |
een onderzoek opnieuw uitvoeren om te zien of dezelfde resultaten worden verkregen. om bias uit te sluiten wordt replicatie vaak gedaan door iemand anders dan de onderzoeker die het oorspronkelijke experiment uitvoerde |
|
Experiment |
type onderzoek waarbij de onderzoeker gebruik maakt van vergelijkbare groepen en alle omstandigheden controleert en rechtstreeks manipuleert, incl. de onafhankelijke variabele |
|
Correlatieonderzoek |
vorm van onderzoek waarbij de relatie tussen variabelen wordt bestudeerd zonder een onafhankelijke variabele in een experiment te manipuleren. uit correlatieonderzoek kan geen oorzaak-gevolgrelatie worden afgeleid |
|
Geen correlatie |
een correlatiecoëfficiënt die aangeeft dat de variabelen geen relatie hebben met elkaar |
|
Positieve correlatie |
een correlatiecoëfficiënt die aangeeft dat de variabelen tegelijkertijd in dezelfde richting variëren: als de een groter of kleiner wordt, verandert de ander in dezelfde richting |
|
Negatieve correlatie |
een correlatiecoëfficiënt die aangeeft dat de variabelen tegelijkertijd in verschillende richtingen variëren: als de een groter wordt, wordt de ander kleiner |
|
Survey |
techniek die wordt gebruikt bij correlatieonderzoek. in een survey wordt mensen gevraagd te reageren op een van tevoren vastgestelde vragenlijst |
|
Natuurlijke observatie |
vorm van correlatieonderzoek waarbij gedrag van mensen of dieren in hun eigen omgeving wordt geobserveerd |
|
Gevalstudie |
onderzoek van een enkel object of een zeer gering aantal objecten (casestudy) |
|
Expectancy bias |
de waarnemer staat toe dat zijn of haar verwachtingen de resultaten van een onderzoek zullen beïnvloeden |
|
Placebo |
substantie die op een medicijn lijkt, maar het niet is. placebo's worden ook wel suikerpillen genoemd, omdat ze in plaats van een echt geneesmiddel alleen suiker bevatten |
|
Dubbelblindonderzoek |
experimentele procedure waarbij zowel de onderzoekers als de proefpersonen niet weten wie welke onafhankelijke variabele krijgt toegediend |