Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
37 Cards in this Set
- Front
- Back
Waaruit bestaan chromosomen? |
Uit DNA en eiwit |
|
Waaruit bestaat een nucleotide? |
Uit suiker, fosfaat en één van de vier verschillende basen. |
|
Waaruit bestaat een nucleoside? |
Uit een suiker en één van de vier verschillende basen. |
|
Waardoor is baseparing een natuurlijk proces? |
Omdat er energie vrijkomt wanneer er waterstoffen gevormd worden. |
|
Benoem de drie pyrimidines. |
Thymine Cytosine Uracil |
|
Benoem de drie purines. |
Adenine Guanine |
|
Waarom is DNA negatief geladen? |
Omdat de fosfaatgroep negatief geladen zit en deze zich aan de buitenkant bevindt. |
|
Hoe ontstaat de DNA helix? |
Door het baseparen. |
|
Wat is de minor en de major groove? |
Dat zijn de grooves die ontstaan door baseparing. |
|
Waar of niet waar: Intronen zijn junk DNA. |
Niet waar |
|
Is DNA duplicatie conservatief of semi-conservatief? |
Semi-conservatief |
|
Wat is de nucleolus? |
De plek waar het ribosoom en het rRNA gesynthetiseerd worden. |
|
Wordt het Ribosoom in de kern in elkaar gezet of in het cytoplasma? |
Kern |
|
Wat is een karyotype? |
Een afbeelding met alle verschillende chromosomen. |
|
Waar staat FISH voor? |
Fluorescent In Situ Hybridisatie |
|
Waar kan FISH voor gebruikt worden? |
Voor het aantonen van een gen in een cel, d.m.v. baseparing/hybridisatie. |
|
Waar wordt een giemsa kleuring voor gebruikt? |
Voor het kleuren van AT rijke gebieden. |
|
Benoem de drie essentiële DNA elementen per chromosoom voor mitose. |
Centromeer Telomeer Replication origin |
|
Wat voor mechanisme heeft de cel waardoor DNA makkelijker opgeslagen kan worden? |
Het DNA vormt samen met eiwitten nucleosomen. |
|
Wat is een nucleosome core particle? |
Een histonoctameer + 147 nucleotiden. |
|
Waaruit bestaat een histonoctameer? |
Uit 8 verschillende eiwitten namelijk: 2x H2A 2x H2B 2x H3 2x H4 |
|
Zijn histonen basisch of zuur? |
Basisch |
|
Wat is het voordeel van het feit dat histonen basisch zijn. |
Hierdoor wordt de negatieve lading van het DNA geneutraliseerd. |
|
Wat zijn chaperoneiwitten? |
Eiwitten die bepaalde processen vermakkelijken. |
|
Wat zijn hostonmodificaties? |
Epigenetische modificaties. |
|
Wat voor histonmodificatie wordt geassocieerd met activering van het gen? |
Acetylering |
|
Wat voor histonmodificatie wordt geassocieerd met deactivatie van het gen? |
Methylatie |
|
Wat kan de nucleosoomdichtheid beïnvloeden? |
De genexpressie. |
|
Histonen bevatten een domein en een "staartje". Is het staartje een N- of een C-terminus? |
N-terminus |
|
Welke 2 aminozuren bevinden zich voornamelijk aan de N-terminus aan het histon? |
Lysine, Arginine |
|
Waarom bevinden er zich aan de N-terminus van het histon voornamelijk lysine en arginine? |
Omdat deze aminozuren basisch zijn. |
|
Leg uit waar M3K9H3 voor staat. |
Histon 3, 9e aminozuur is trigemethyleerd lysine. |
|
Hoe worden de verschillende histonmodificaties overgeerfd bij mitose? |
Deze worden willekeurig verdeeld over de twee dochtercellen. |
|
Wat is het reader-writer complex? |
Een complex die de modificaties afleest en zorgt dat het volgende histon dezelfde modificatie krijgt. |
|
Wanneer is DNA hemi-gemetyleerd? |
Net na de S-fase van de mitose & meiose I. |
|
Wordt epigenetische modificatie overgeerfd via germ cells? |
Nee |
|
Leg uit wat er bedoeld wordt met antiparallel. |
De ene DNA streng is van andere polariteit dan de andere DNA streng. |