• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/84

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

84 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Ik ga

Io vado

Jij gaat

Tu vai

Zij/hij/u gaat

Lui/lei/Lei va

Wij gaan

Noi andiamo

Jullie gaan

Voi andate

Zij gaan

Loro vanno

Gaan

Andare

Doen

Fare

Ik doe

Io faccio

Jij doet

Tu fai

Hij/zij/u doet

Lui/lei fa

Wij doen

Noi facciamo

Jullie doen

Voi fate

Zij doen

Loro fanno

Geven

Dare

Ik geef

Io do

Jij geeft

Tu dai

Hij/zij/u geeft

Lui/lei/Lei dà

Wij geven

Noi diamo

Jullie geven

Voi date

Zij geven

Loro danno

Blijven

Stare

Ik blijf

Io sto

Jij blijft

Tu stai

Hij/zij/u blijft

Lui/lei/Lei sta

Wij blijven

Noi stiamo

Jullie blijven

Voi state

Zij blijven

Loro stanno

Moeten

Dovere

Ik moet

Io devo

Jij moet

Tu devi

Hij/zij/u moet

Lui/lei/Lei deve

Wij moeten

Noi dobbiamo

Jullie moeten

Voi devete

Zij moeten

Loro devono

Kunnen

Potere

Ik kan

Io posso

Jij kan

Tu puoi

Hij/zij/u kan

Lui/lei/Lei può

Wij kunnen

Noi possiamo

Jullie kunnen

Voi potete

Zij kunnen

Loro possono

Willen

Volere

Ik wil

Io voglio

Jij wilt

Tu vuoi

Hij/zij/u wilt

Lui/ lei/Lei vuole

Wij willen

Noi vogliamo

Jullie willen

Voi volete

Zij willen

Loro vogliono

Weten

Saperen

Ik weet

Io so

Jij weet

Tu sai

Hij/zij/u weet

Lei sa

Wij weten

Noi sappiamo

Jullie weten

Voi sapete

Zij weten

Loro sanno

Zeggen

Dire

Ik zeg

Io dicco

Jij zegt

Tu dici

Hij/zij/u zegt

Lei dice

Wij zeggen

Noi diciamo

Jullie zeggen

Voi dite

Zij zeggen

Loro discono

Uitgaan

Uscire

Ik ga uit

Io esco

Jij gaat uit

Tu esci

Hij/zij/u gaat uit

Lui/lei/Lei usce

Wij gaan uit

Noi usciamo

Jullie gaan uit

Voi uscite

Zij gaan uit

Loro escono

Komen

Venire

Ik kom

Io vengo

Jij komt

Tu vieni

Hij/zij/u komt

Lui/lei/Lei viene

Wij komen

Noi vendiamo

Jullie komen

Voi venite

Zij komen

Loro vengono

Omhoog gaan

Salire

Ik ga omhoog

Io salgo

Jij gaat omhoog

Tu sali

Hij/zij/u gaan omhoog

Lui/lei/Lei sale

Wij gaan omhoog

Noi saliamo

Jullie gaan uit

Voi salite

Zij gaan omhoog

Loro salgono