Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
15 Cards in this Set
- Front
- Back
- 3rd side (hint)
(Tegenwoordige tijd) Nu _________ koffie echt overal gedronken. (worden) |
wordt |
Stam van het werkwoord = word. Koffie = het. Bij het is het: stam +t |
|
(Voltooide tijd) Julia heeft niet lang om het verlies van haar ketting ______. (treuren) |
getreurd |
Werkwoord = treuren Stam = treur. Zit de R van treuR in ‘t kofschip? Zo ja, +t anders +d |
|
(Verleden tijd) Mijn vader ______ de motor. (starten) |
startte |
Stam = start Mijn vader = hij Verleden tijd is bij hij: stam + te |
|
(Verleden tijd) Julia ______ haar ogen slaakte een zucht. (sluiten) |
sloot |
Onregelmatig werkwoord |
|
(Tegenwoordige tijd) Ik _______ mijn vinger aan de hete pan. (Branden) |
brand |
Stam = brand Ik = stam |
|
(Voltooide tijd) Heeft Masja die heerlijke soep al _______? (proeven) |
geproefd |
Werkwoord = proeven Stam = proev Zit de V van proeV in ‘t kofschip? Zo ja, +t anders +d |
|
(Tegenwoordige tijd) Evert ______(worden) met de auto naar school _____. (brengen) |
wordt gebracht |
Stam = word. Evert = hij dus stam +t
Voltooid deelwoord Werkwoord = brengen Stam = breng Zit de G in ‘t kofschip? Zo ja +t anders +d |
|
Welke is juist (dik gedrukt) De graankorrels worden uit het meel gezeefd / gezeeft |
Gezeefd |
Het is voltooid deelwoord. Heeft gezeef.... Werkwoord = zeven Stam = zev Zit de V in ‘t kofschip? Zo ja, +t anders +d |
|
Welke is juist (dik gedrukt) De held red / redt de hond uit het water. |
redt |
Tegenwoordige tijd Stam = red De held = hij Dus stam +t |
|
Welke is juist (dik gedrukt) Moeder heeft de vieze kleding netjes gereinigt / gereinigd / gereinigdt. |
gereinigd |
Voltooid deelwoord heeft gereinig.....
Werkwoord = reinigen Stam = reinig Zit de G in ‘t kofschip? Zo ja, +t anders +d |
|
Welke is juist (dik gedrukt) Mirthe tekent / tekend / tekendt een klein marsmannetje. |
tekent |
Het is tegenwoordige tijd Werkwoord = tekenen Stam = teken Mirthe = zij Dus stam +t |
|
Welke is juist (dik gedrukt) Oma heeft de snoepjes voor ons verstopt / verstopd. |
verstopt |
Het is een voltooid deelwoord Heeft verstop..... Werkwoord = verstoppen Stam is verstop Zit de P in ‘t kofschip? Zo ja, +t anders +d |
|
Welke is juist (dik gedrukt) De jongen schude / schudde verbijsterd zijn hoofd |
schudde |
Verleden tijd Werkwoord = schudden Stam = schud De jongen = hij Stam +de |
|
Welke is juist (dik gedrukt) Jan besteed / besteet / besteedt al zijn geld aan snoep |
besteedt |
Tegenwoordige tijd Werkwoord = besteden Stam = besteed (let op extra e) Jan = hij Stam +t |
|
Welke is juist (dik gedrukt) De kinderen hebben het goede idee meteen omarmt / omarmd / omarmdt. |
omarmd |
Is voltooid deelwoord Hebben omarm.... Werkwoord = omarmen Stam = omarm Zit de M in ‘t kofschip? Zo ja +t anders +d |