• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/22

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

22 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Soorten tests:


I. Intelligentietests: 6

II. Persoonlijkheidstest: 6

III. Tests voor (het omgaan met) psychische klachten: 9

IV. Test voor relatieproblematiek: 4

V. Tests die veel worden gebruikt in arbeidsorganisaties: 2
I. Intelligentietests
1. Groningen Intelligentie Test (GIT)
2. Wechsler Adult Intelligence Scale III (WAISIII)
3. Raven’s progressive matrices (progressieve matrixtest van Raven)
4. Groninger Intelligentietest Voortgezet Onderwijs (GIVO)
5. Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC-R)
6. Snijders-Oomen Niet Verbale Intelligentietest (SON-R)

II. Persoonlijkheidstest
1. Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst (NPV, NPV-2)
2. NEO Persoonlijkheidsvragenlijsten (NEO-PI-R, NEO FFI)
3. De Five Factor Personality Inventory (FFPI)
4. De Negativisme, Ernstige Psychopathologie en Somatiseringstest (NPST)
5. De Minnesota Multiphasic Personality Inventory-2 (MMPI-2)
6. SHL Persoonlijkheidsvragenlijst

III. Tests voor (het omgaan met) psychische klachten
1. Klachtenlijst/Symptom Checklist-90 (SCL-90)
2. General Health Questionnaire (GHQ)
3. Centre for Epidemiologic Studies-Depression Scale (CES-D)
4. Zelfbeoordelingsvragenlijst (ZBV)
5. Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag (SIG)
6. Beck Depression Inventory II (BDI-II)
7. Utrecht Coping List (UCL)
8. Utrechtse Burnout Schaal (UBOS)
9. Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag (NVE)

IV. Test voor relatieproblematiek
1. Nederlandse Relatievragenlijst (NRV)
2. Maudsley Marital Questionnaire (MMQ)
3. Interactionele probleemoplossingsvragenlijst

V. Tests die veel worden gebruikt in arbeidsorganisaties
1. Prestatiemotivatietest (PMT)
2. SHL Persoonlijksheidsvragenlijst/Occupational Personality Questionnaires (OPQ)
I. Intelligentietests
I. Intelligentietests

1. Groningen Intelligentie Test (GIT)
2. Wechsler Adult Intelligence Scale III (WAISIII)
3. Raven’s progressive matrices (progressieve matrixtest van Raven)
4. Groninger Intelligentietest Voortgezet Onderwijs (GIVO)
5. Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC-R)
6. Snijders-Oomen Niet Verbale Intelligentietest (SON-R)
II. Persoonlijkheidstest
II. Persoonlijkheidstest

1. Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst (NPV, NPV-2)
2. NEO Persoonlijkheidsvragenlijsten (NEO-PI-R, NEO FFI) 9
3. De Five Factor Personality Inventory (FFPI)
4. De Negativisme, Ernstige Psychopathologie en Somatiseringstest (NPST)
5. De Minnesota Multiphasic Personality Inventory-2 (MMPI-2)
6. SHL Persoonlijkheidsvragenlijst
III. Tests voor (het omgaan met) psychische klachten
III. Tests voor (het omgaan met) psychische klachten

1. Klachtenlijst/Symptom Checklist-90 (SCL-90)
2. General Health Questionnaire (GHQ)
3. Centre for Epidemiologic Studies-Depression Scale (CES-D)
4. Zelfbeoordelingsvragenlijst (ZBV)
5. Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag (SIG)
6. Beck Depression Inventory II (BDI-II)
7. Utrecht Coping List (UCL)
8. Utrechtse Burnout Schaal (UBOS)
9. Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag (NVE)
IV. Test voor relatieproblematiek
IV. Test voor relatieproblematiek

1. Nederlandse Relatievragenlijst (NRV)
2. Maudsley Marital Questionnaire (MMQ)
3. Interactionele probleemoplossingsvragenlijst
V. Tests die veel worden gebruikt in arbeidsorganisaties
V. Tests die veel worden gebruikt in arbeidsorganisaties

1. Prestatiemotivatietest (PMT)
2. SHL Persoonlijksheidsvragenlijst/Occupational Personality Questionnaires (OPQ)
In het artikel in de Volkskrant wordt vermeld dat dit zelfs geldt voor 85% van de in Nederland gebruikte tests. Maakt een afwezige of op onderdelen negatieve beoordeling een test onbruikbaar?
De COTAN is van oordeel dat wanneer een instrument één of meer onvoldoendes krijgt dat niet per se betekent dat een instrument onbruikbaar is. Vaak gaat het om het enige beschikbare instrument of is er geen ander beter instrument beschikbaar. Van testgebruikers wordt verwacht dat zij met de beoordelingen op de juiste wijze kunnen
omgaan.
Voor de deskundige testgebruiker heeft het oordeel onvoldoende vooral de functie van waarschuwingssignaal: 'testgebruiker wees voorzichtig!'.

Voor de minder deskundige testgebruiker is de boodschap,
vooral wanneer er meerdere onvoldoendes voor een test voorkomen: 'testgebruiker gebruik deze test maar liever niet!'.
Een psycholoog kan tests met een of meerdere negatieve oordelen gebruiken zolang
hij of zij kan verantwoorden dat het testgebruik de kwaliteit van zijn of haar psychologisch advies op een verantwoorde wijze verhoogt.

De testuitslag dient daarbij als ondersteuning van de selectiebeslissing. Het is een belangrijk hulpmiddel maar zal nooit de enige bron van de beslissing kunnen zijn.
Het is raadzaam om nog voorzichtiger om te springen met tests waarvan de kwaliteit onbekend is. De testgebruiker dient terughoudend om te gaan met de resultaten van een dergelijke test en
daar geen belangrijke conclusies of beslissingen aan te verbinden. Doet hij/zij dat wel dan kan
dat, in extreme gevallen, zorgen voor ...
juridische problemen (zie hierna.
De werkgever had de sollicitant na een sollicitatie- en arbeidsvoorwaardegesprek voor een hogere functie aangenomen onder de voorwaarde dat hij een IQ-test met goed resultaat zou afleggen. Hiervoor werd door de werkgever een psychologisch adviesbureau ingeschakeld. Het adviesbureau concludeerde na afname van een capaciteitentest dat de kandidaat een relatief minder sterke kandidaat voor de functie was, waarna de sollicitant alsnog werd afgewezen. De sollicitant bestreed de uitslag van de test door te wijzen op het feit dat deze test door de COTAN in 1999 als onvoldoende betrouwbaar was beoordeeld.
Het bezwaar tegen het oorspronkelijke advies werd ondersteund met een psychologisch rapport van een ander psychologisch adviesbureau dat tot andere conclusies kwam. Volgens de bestuursrechter had de werkgever het negatieve advies van het psychologisch adviesbureau niet zomaar mogen overnemen. De werkgever had moeten onderzoeken of dit advies op een goede manier tot stand was gekomen. Volgens de rechter gaven het feit dat de gebruikte test een slechte COTAN beoordeling had gekregen en het feit dat een ander adviesbureau na testafname tot een andere conclusie kwam hiertoe aanleiding. De werkgever had tenminste het andersluidend oordeel van de contra-expertise aan het psychologisch adviesburau moeten voorleggen met de vraag of dat oordeel aanleiding geeft tot wijziging van de conclusies.
Testgebruik en het NIP

In het artikel van de Volkskrant wordt duidelijk dat op basis van psychologische tests vaak
belangrijke beslissingen worden genomen, beslissingen die grote gevolgen kunnen hebben voor de onderzochte persoon. Hoewel het gebruik van psychologische tests belangrijke voordelen heeft, zijn er ook beperkingen. Men kan er niet op blindvaren.

Belangrijk is dat:
-dat een instrument van goede kwaliteit is en
-op de juiste manier wordt toegepast.

De juiste toepassing van een instrument betekent dat het testgebruik onderdeel uitmaakt van een psychodiagnostisch proces en niet een op zichzelf staande activiteit is.

Een psycholoog dient daarom altijd te kunnen verhelderen hoe de relatie is tussen het gebruikte instrument en de vraagstelling.

Ook dient de psycholoog altijd te kunnen verhelderen hoe de relatie is tussen de testresultaten en de uitspraken, die hij/zij op grond daarvan doet.
Het juiste gebruik van psychodiagnostische instrumenten is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de psycholoog. Verantwoord gebruik van instrumenten kan bevorderd worden door:
een standaard voor het gebruik hiervan te formuleren.

Het Nederlands Instituut van Psychologen heeft daarom voor haar leden een dergelijke standaard opgesteld.
Algemene Standaard Testgebruik NIP

Het doel van de Algemene Standaard Testgebruik van het NIP (AST-NIP) is
de cliënt (de te onderzoeken persoon), de opdrachtgever, en de psycholoog zelf een kwaliteitstoets te geven bij het gebruik van psychologische tests en vragenlijsten.
De onderzoeksprocedure
Uitnodigen van de cliënt:
Dossiervorming:
Verantwoording van de onderzoeksmethode:
Afname van de tests:
Het psychologisch rapport.
Uitnodigen van de cliënt:
de cliënt wordt persoonlijk, bij voorkeur schriftelijk uitgenodigd
voor het onderzoek. Vóór aanvang van het onderzoek wordt de cliënt, eveneens schriftelijk, op de hoogte gebracht van het doel van het onderzoek, de wijze van onderzoeken, de wijze van rapporteren, de wijze waarop inzage in de resultaten verkregen wordt, de wijze waarop
bezwaar tegen het psychologisch rapport kan worden aangetekend, de wijze waarop eventueel correctie op het psychologisch rapport verkregen wordt en de wijze waarop de opdrachtgever op de hoogte gesteld wordt van de resultaten van het onderzoek.
Dossiervorming:
onmiddellijk nadat of voordat de cliënt is uitgenodigd wordt een onderzoeksdossier van de cliënt aangelegd. Dit dossier bevat alle relevante informatie met betrekking tot het individuele psychologische onderzoek. Persoonlijke werkaantekeningen van de psycholoog en de kale testgegevens behoren niet tot het dossier. Deze gegevens
worden niet langer bewaard dan nodig voor het doel van het onderzoek. Het op naam gestelde dossier wordt bewaard voor ten minste de geldigheidsduur van het psychologisch rapport.
Het dossier is uitsluitend toegankelijk voor de cliënt, de psycholoog en de direct onder zijn verantwoordelijkheid vallende medewerkers. Bij klachtenprocedures is dit dossier ook voor leden van de NIP tuchtcolleges ter inzage, indien dat van belang is voor de beoordeling van de klacht.
Verantwoording van de onderzoeksmethode:
de psycholoog formuleert vóór de aanvang van het onderzoek van de cliënt een onderzoeksvraagstelling. De onderzoeksvraagstelling wordt opgenomen in het onderzoeksdossier. De onderzoeksvraagstelling heeft als doel inzicht te geven in de te volgen onderzoeksprocedure en deze te verantwoorden. De onderzoeksvraagstelling kan in hoge mate gestandaardiseerd (bijvoorbeeld bij personeelsselectie), maar ook strikt individueel (bijvoorbeeld bij klinisch onderzoek) zijn. De onderzoeksvraagstelling bevat ten minste:

• de aanleiding tot het onderzoek, de vraagstelling van de opdrachtgever en de (met de
opdrachtgever) overeengekomen opdracht aan de psycholoog,

• verantwoording van de keuze van methode en instrumenten voor het beantwoorden van de
vraagstelling van de cliënt/opdrachtgever,

• bij hypothesetoetsing: theoretisch kader, keuze methode en technieken en de waarden van de
testscores waarbij de hypothese aangenomen of verworpen wordt.

Uit de verantwoording van de keuze van methode en instrumenten moet duidelijk worden dat de inzet van psychodiagnostische instrumenten relevant is, dat wil zeggen de kwaliteit van een advies of uitspraak over een persoon of groep van personen doet toenemen. Ook moet uit de verantwoording blijken dat de ingezette instrumenten van goede kwaliteit zijn volgens het oordeel van de NIP-Commissie Testaangelegenheden Nederland, de Cotan. Wanneer de kwaliteit niet onomstreden is dient de psycholoog het gebruik van dit instrument afdoende te kunnen beargumenteren.
Afname van de tests:
de verantwoordelijke psycholoog zorgt voor een juiste afname van de instrumenten. Indien verschillende personen bij het onderzoek betrokken zijn wordt de taakverdeling in het onderzoeksdossier opgenomen. Bij de testafname dient de inrichting van de testsituatie aan de onderstaande voorwaarden te voldoen:

• De in de handleiding van het instrument vermelde procedure van afname wordt strikt gevolgd. Wijzigingen in de oorspronkelijke afnameprocedure dienen te worden beargumenteerd.

• Er is voortdurend toezicht en/of begeleiding bij de afname van de instrumenten. Een uitzondering op deze vereiste geldt voor vragenlijsten, voor zover zelfstandige invulling de kwaliteit van de gegevens niet aantast.

• De ruimte is passend voor het betreffende psychologische onderzoek. De psycholoog draagt
er zorg voor dat storende invloeden voor de testafname zo gering mogelijk zijn. Toepassing van psychodiagnostische instrumenten bij speciale groepen zoals fysiek gehandicapten, geestelijk gehandicapten, niet-Nederlandstaligen enzovoorts stelt speciale eisen aan de testprocedure. De psycholoog dient hier rekening mee te houden door de onderzochte vooraf op mogelijk relevante zaken te onderzoeken, de testcondities te optimaliseren en indien noodzakelijk aparte vergelijkingsgegevens voor deze groepen toe te passen.
Het psychologisch rapport.

Na de testfaname worden de resultaten verwerkt in een rapportage. De verantwoording voor het psychologisch rapport is terug te vinden in het onderzoeksdossier. De inhoud van het psychologisch rapport is afgestemd op de vraagstelling en zal over het algemeen de volgende elementen bevatten.
• Datum onderzoek, naam, sekse en geboortedatum cliënt
• Herkomst en beschrijving van de vraagstelling (opdracht)
• Verloop van het onderzoek
• Gebruikte psychodiagnostische instrumenten
• Anamnese/intake gegevens
• Resultaten van het onderzoek, inclusief de onzekerheidsmarges waarmee die zijn omgeven
• Samenvatting, conclusie en uitspraak/advies
• Geldigheidsduur van het rapport
• Ondertekening door de psycholoog onder wiens verantwoordelijkheid het onderzoek
plaatsvond
• De bewaartermijn van de testgegevens en het psychologisch rapport.
Rechten van de cliënt en opdrachtgever
Het psychologisch rapport wordt in de regel schriftelijk uitgebracht. De cliënt wordt voor
aanvang van het onderzoek duidelijk (bij voorkeur schriftelijk) gewezen op zijn rechten met betrekking tot het rapport.

Het gaat hierbij om het recht op:
• nabespreking van het onderzoek,
• inzage van het rapport voorafgaande aan het uitbrengen ervan,
• blokkering van het rapport,
• aanvulling, correctie en eventuele verwijdering van door de cliënt verstrekte gegevens,
• afschrift van het rapport, na het uitbrengen ervan
• inzage in en afschrift van het onderzoeksdossier.
Met slechts een enkele uitzondering, namelijk wanneer op grond van een wettelijke basis of rechterlijke uitspraak de psycholoog verplicht is te rapporteren, heeft de cliënt altijd het recht het psychologisch rapport te blokkeren. De opdrachtgever wordt vooraf, voor het aanvaarden van de onderzoeksopdracht van dit recht in kennis gesteld. In geval van blokkering wordt daarvan zonder verdere toelichting mededeling gedaan aan de opdrachtgever. De vertrouwelijkheid van de tijdens het onderzoek verkregen gegevens impliceert een geheimhoudingsplicht voor de psycholoog en voor degenen die onder zijn verantwoordelijkheid aan het onderzoek medewerking verlenen.
Als het rapporteren deel uitmaakt van de opdracht, dan geldt voor de gegevens, die relevant zijn voor het psychologisch rapport, geen geheimhoudingsplicht jegens de ontvanger van het rapport. Dit betekent niet dat derden inzage kunnen krijgen in het onderzoeksdossier. Van de testgegevens is slechts inzage in de bewerkte uitslagen van de tests mogelijk. De ingevulde tests zelf, testprotocollen alsmede gegevens uit observatieformulieren en ander ruw materiaal zijn, ter bescherming van de cliënt, niet in te zien door derden. Externe opdrachtgevers (personeelsfunctionarissen, artsen, pedagogen et cetera) hebben pas recht op informatie
uit het onderzoek na afronding van dit onderzoek en na toestemming van de cliënt. Deze opdrachtgevers hebben nooit toegang tot de ingevulde testformulieren.