• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/35

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

35 Cards in this Set

  • Front
  • Back
1.	Wat betekent dorsaal, en welke term is het tegenovergestelde?
1. Wat betekent dorsaal, en welke term is het tegenovergestelde?
Dorsaal betekent naar de achterkant (rugkant), weg van de buikkant.
Het tegenovergestelde is ventraal (buikkant).
2. Welke term betekent naar de buitenkant, weg van de middenlijn en welke term is het tegenovergestelde?
Lateraal is naar de buitenkant.
Tegenovergestelde is mediaan.
3. Als twee structuren aan de linkerkant van het lichaam zitten dan zijn zij ..........
Als de een aan de linkerkant zit en de ander aan de rechterkant, dan zijn zij ............... van elkaar.
3. Als twee structuren aan de linkerkant van het lichaam zitten dan zijn zij ipsilateraal.
Als de een aan de linkerkant zit en de ander aan de rechterkant, dan zijn zij contralateraal van elkaar.
4. Uitstulpingen in de cerebral cortex noem je ..........
Gleuven tussen de cerebrale cortex noem je .........
4. Uitstulpingen in de cerebral cortex noem je Gyri.
Gleuven tussen de cerebral cortex noem je sulci.
5.	Van welke kant komen de sensorische vezels de ruggengraat binnen?
5. Van welke kant komen de sensorische vezels de ruggengraat binnen?
Dorsaal.
Dorsaal.
6.	Welke functies worden gecontroleerd door het sympathische zenuwstelsel? En welke functies door het parasympathische zenuwstelsel?
6. Welke functies worden gecontroleerd door het sympathische zenuwstelsel? En welke functies door het parasympathische zenuwstelsel?
Het sympathische zenuwstelsel controleert de organen voor vecht-of-vlucht activiteiten. Kost energie (verhoogt hartslag).
Het parasympathische zenuwstelsel controleert de vegatieve functies zoals de spijsvertering. Energiebesparende functies (verlaging hartslag).
7.	Achterhersenen:
Middenhersenen: 
Voorhersenen:
7. Achterhersenen:
Middenhersenen:
Voorhersenen:
Achterhersenen:
cerebellum, medulla, pons.

Middenhersenen:
sustantia nigra, superior en inferior colliculi, tectum, tegmentum.

Voorhersenen:
basale ganglia, hippocampus, hypothalamus, hypofyse, thalamus.
8. Welke subcortical gebied is de hoofd input van de cerebral cortex (hersenschors)?
Thalamus.
Thalamus.
Module 4.2 The cerebral cortex.
9. Als verschillende neuronen van de visuele cortex allemaal goed reageren op horizontale lijnen van licht, dan vinden we deze neuronen waarschijnlijk in
dezelfde kolom.
10. Welke lob van de cerebral cortex bevat de primaire auditieve cortex?
Temporale cortex.
11. Welke lob bevat de primaire somatosensore cortex?
Parietale cortex.
12. Welke lob de primaire visuele cortex?
Occipitale cortex.
13. Welke lob de primaire motorische cortex?
Frontale cortex.
14. Schade aan welke deel van de cortex geeft waarschijnlijk neglect aan de linkerkant van het lichaam en de linkerkant van de wereld?
De rechter parietale lob.
15. Wat is het binding probleem en wat is de belangrijkste hypothese om dit te verklaren?
Het binding probleem is de vraag hoe de visuele, auditieve en andere delen van het brein elkaar beïnvloeden om een gecombineerde perceptie te produceren van een object.

De hypothese gaat er vanuit dat het brein activiteiten met elkaar verbindt op het moment dat er in verschillende gebieden precies dezelfde gesynchroniseerde activiteiten (gamma golven) plaatsvinden.
dorsaal

Ventraal

Anterior

Posterior

superior

Inferior

Lateral

Medial

proximal

distal

ipsilateral

contralateral

Coranal plane

sagittale plane

horizontal plane
dorsaal
Naar de achterkant, weg van de ventrale (buik) kant. De top van de hersenen worden beschouwd als dorsaal omdat het die positie in viervoetige dieren heeft

Ventraal
Naar de maag, van het dorsale (achter) zijde

Anterior
Aan het vooreinde

Posterior
De richting van de achterkant

superior
Boven een ander deel

Inferior
Onder ander deel

Lateral
Naar de zijde, weg van de middellijn

Medial
Richting de middellijn, vanaf de zijkant

proximal
Gelegen dicht (bij benadering) naar het punt van oorsprong of de bijlage

distal
Zich verder van het punt van oorsprong of bijlage

ipsilateral
Aan dezelfde zijde van het lichaam (bijvoorbeeld twee delen links of twee rechts)

contralateral
Aan de andere kant van het lichaam (een links en een rechts)

Coranal plane
Een vliegtuig dat hersenstructuren toont gezien vanaf de voorzijde (of frontale vlak)

sagittale plane
Een vlak dat hersenstructuren toont gezien vanaf de zijkant

horizontal plane
Een vlak dat hersenstructuren toont in bovenaanzicht (of dwarsvlak)
Een rij of laag cellichamen gescheiden van andere cellichamen door een laag van axonen en dendrieten is een...


Een set cellen loodrecht op het oppervlak van de cortex, met vergelijkbare eigenschappen is een...

Tract
Een set van axons in het CZS, ook bekend als een uitsteeksel. Als axonen te breiden van cellichamen in de structuur van A naar synapsen op B, zeggen we dat de vezels "project" van A naar B.

Nerve (zenuw)
Een set van axons in de periferie, hetzij van het centraal zenuwstelsel aan een spier of klier of een zintuig het CNS

Een cluster van neuron cellichamen in het CZS is een...

Een cluster van neuron cellichamen, meestal buiten het CNS (zoals in het sympathische zenuwstelsel) is een....

Gyrus (mv.: gyri) is een...


Sulcus (mv.: sulci) is een...

Fissure (spleet)
Een lange, diepe sulcus
Lamina
Een rij of laag cellichamen gescheiden van andere cellichamen door een laag van axonen en dendrieten

Column
Een set cellen loodrecht op het oppervlak van de cortex, met vergelijkbare eigenschappen

Tract
Een set van axons in het CZS, ook bekend als een uitsteeksel. Als axonen te breiden van cellichamen in de structuur van A naar synapsen op B, zeggen we dat de vezels "project" van A naar B.

Nerve (zenuw)
Een set van axons in de periferie, hetzij van het centraal zenuwstelsel aan een spier of klier of een zintuig het CNS

Nucleus
Een cluster van neuron cellichamen in het CZS

ganglion
Een cluster van neuron cellichamen, meestal buiten het CNS (zoals in het sympathische zenuwstelsel)

Gyrus (mv.: gyri)
Een uitsteeksel op het oppervlak van de hersenen

Sulcus (mv.: sulci)
Een vouw of groove die de ene gyrus scheidt van een ander

Fissure (spleet)
Een lange, diepe sulcus
Belangrijkste gebieden van de hersenen.
Belangrijkste gebieden van de hersenen.
De craniale zenuwen
De craniale zenuwen

Craniale zenuwen

1) Olfactory: ruiken (SENSORISCH)
2) Optic: zien (SENSORISCH)
3) Oculomotor: oogbeweging en pupil (MOTORISCH)
4) Trochlear: oogbeweging (MOTORISCH)
5) Trigeminal: huidsensatie van gezicht (GEMENGD)
6) Abducens: oogcontrole (MOTORISCH)
7) Facial: tongsmaak, gezichtsuitdrukking en bloedstroming (GEMENGD)
8) Statoacoustic: horen (SENSORISCH)
9) Glosso: smaak, slikken (GEMENGD)

10) Vagus: nek en keel controle (GEMENGD)
11) Accesory: nek en schouder controle (MOTORISCH)
12) Hypoglossal: tongspier (MOTORISCH)
7. Van de volgende hersendelen. Welke ligt in de achterhersenen, middenhersenen en de voorhersenen ?

basale ganglia, cerebellum, hippocampus, de hypothalamus, medulla, hypofyse, pons, substantia nigra, bovenste en onderste colliculi, tectum, tegmentum, thalamus
7. Achterhersenen
cerebellum, medulla en pons.

Middenhersenen
substantia nigra, superieure en inferieure colliculi, tectum en tegmentum.

voorhersenen:
basale ganglia, hippocampus, hypothalamus, hypofyse, en thalamus.
8. Welk gebied is de belangrijkste bron van input naar de cerebrale cortex?
8. thalamus
SAMENVATTING
1. De belangrijkste divisies van het zenuwstelsel zijn het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel.

2. Elk segment van het ruggenmerg heeft sensorische zenuwen aan beide zijden en een motorische zenuw aan elke kant. Spinale routes brengen informatie over naar de hersenen.

3. Het sympathische zenuwstelsel (een van de twee divisies van het autonome zenuwstelsel) activeert inwendige organen van het lichaam voor krachtige activiteiten. de parasympathische systeem (de andere divisie) bevordert de spijsvertering en andere non emergency processen.
4. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit het ruggenmerg, de achterhersenen, de middenhersenen en de voorhersenen.

5. Deachterhersenen bestaat uit de medulla, pons en cerebellum. De medulla en pons de ademhaling, hartslag en andere vitale functies via de hersenzenuwen. De kleine hersenen draagt ​​bij aan beweging en timing kort
intervallen.

6. De cerebrale cortex ontvangt de sensorische informatie (behalve reukzin) van de thalamus.

7. De subcorticale gebieden van de voorhersenen zijn de thalamus, hypothalamus, hypofyse, basale ganglia en hippocampus.
1. Hoewel de omvang van de hersenen varieert tussen zoogdiersoorten, de algemene organisatie is vergelijkbaar.

2. De cerebrale cortex heeft zes laminaten (lagen) van neuronen. Een bepaalde laminaat kan afwezig zijn in bepaalde delen van de cortex. De cortex wordt geordend in kolommen van cellen loodrecht op de laminae.

3. De occipitale kwab van de hersenschors is primair verantwoordelijk voor visie. Beschadiging aan een deel van de occipitale kwab leidt tot gedeeltelijke moeite met het gezichtsveld.

4. De pariëtale kwab verwerkt lichamelijke gewaarwordingen. De postcentralis gyrus bevat vier afzonderlijke representaties van het lichaam.

5. De temporale kwab draagt ​​bij aan gehoor, complexe aspecten van de visie, en de verwerking van emotionele informatie.
6. De frontale kwab omvat de precentrale gyrus, die fijne bewegingen regelt. Het omvat ook de prefrontale cortex, die bijdraagt ​​tot herinneringen aan huidige en recente stimuli, de planning van de bewegingen, en de regulering van emotionele expressies.

7. De prefrontale cortex is belangrijk voor het werkgeheugen en acties te plannen die afhankelijk zijn van de context.
103

8. De binding probleem is de vraag hoe we verschillende hersengebieden activeren, zoals zien en geluid en zorgen dat ze 1 gewaarwording vormen. De verschillende hersengebieden gaan namelijk niet met al hun informatie naar een centrale processor.

9. Binding vereist lokaliseren van een object in de ruimte.
16. Onderzoekers van tegenwoordig kijken soms naar gedrag van mensen en het verschil in hun anatomie van de hersenen.

Hoe werkt hun aanpak anders van die van de
phrenologists? (die de omvang en vorm van de schedel meetten)
16. De phrenologists trokken conclusies op basis van slechts een of een paar mensen met een eigenaardigheid van gedrag.

Hedendaagse onderzoekers vergelijken groepen statistisch. Ook onderzoeken onderzoekers van vandaag de hersenen zelf, niet de schedel.
17. Hoe verschillen de effecten van korte, milde magnetische stimulatie tav van die van langere, meer intense stimulatie?
17. Korte, milde magnetische stimulatie op de hoofdhuid verhoogt de activiteit in de onderliggende hersengebieden, terwijl langere, meer intense stimulatie blokkeert.
18. Waarom produceren elektrische of magnetische stimulatie van de hersenen zelden complexe, betekenisvolle sensaties of bewegingen?
18. Zinvolle sensaties en bewegingen vereisen een patroon van precies getimede activiteit in een groot aantal cellen, niet alleen een uitbarsting van de totale activiteit diffuus verspreid in een gebied.
19. Waarom zijn zowel de grootte hersenen en brain-to-body verhouding onbevredigende manieren van het schatten van dierlijke intelligentie?
19. Als we onszelf beschouwen als de meest intelligente soort

-en toegegeven, dat is slechts een veronderstelling-

worden we geconfronteerd met het feit dat we noch de grootste hersenen hebben, noch de hoogste brain-tobody verhouding.

Brain-to-body-ratio is afhankelijk van selectie voor kleinheid als selectie voor hersengrootte. Bovendien, dierlijke intelligentie is niet gedefinieerd en slecht gemeten, dus we kunnen niet eens bepalen waarmee en of het correleert.
20. Waarom laten recente studies een sterkere relatie zien tussen de grootte van hersenen en IQ dan oudere studies hebben gedaan?
20. Het gebruik van MRI verbetert het meten van hersenengrootte.
21. Welk bewijs geeft aan dat de genen die menselijke hersenen grootte bepalen, ook het IQ beïnvloeden?
21. bij paren van eeneiige tweelingen, lieten de omvang van de hersenen aanzienlijke correlaties zien met het IQ van de andere tweeling (evenals zijn of haar eigen).

Om die reden verhogen de genen die de groei van de hersenen bepalen ook het toenemen IQ.
Centrale zenuwstelsel: hersenen en ruggengraat
Perifere zenuwstelsel: zenuwen buiten de hersenen en ruggengraat, bestaat uit:
1) Somatisch zenuwstelsel: informatie van sensorische organen naar zenuwstelsel en van daaruit naar spieren
2) Autonome zenuwstelsel: controleert hart, darmen en andere organen
Dorsaal naar de achterkant, weg van de ventrale (maag) kant. De bovenkant van de hersenen wordt beschouwd als dorsal, omdat het heeft dat standpunt in viervoetige dieren.
Ventraal naar de maag, weg van de dorsale (achterzijde)
Anterior naar de voorkant

Posterior richting de achterzijde
Superior boven een ander deel
Inferieur onder een ander deel
Lateraal naar de kant, weg van de middenlijn
Mediaal richting de middellijn, vanaf de kant
Proximaal gelegen dicht bij het punt van oorsprong
Distaal gelegen op meer afstand vanaf het punt van oorsprong
Ipsilateraal aan dezelfde kant van het lichaam (bijvoorbeeld twee delen aan de linker- of twee aan de rechterkant)
Contralateraal aan de andere kant van het lichaam (één aan de linkerkant en aan de rechterkant)
Coronale vlak een deel dat de breinstructuur toont gezien vanaf de voorkant (of frontale vlak)
Sagittale vlak een vlak dat de structuren toont van de hersenen zoals gezien vanaf de kant
Horizontale vlak een vlak dat breinstructuur toont zoals gezien van bovenaf (of een dwarsvlak)
Termen verwijzen naar de delen van het zenuwstelsel
Term & definitie

Lamina
een rij of een laag van cel lichamen geschijden van andere cellichamen door een lag van axonen en dendrieten

kolom
Een set cellen loodrecht op het oppervlak van de cortex, met gelijkaardige eigenschappen

Tract
Een reeks van axonen binnen de CNS, ook bekend als een projectie. Als axonen van de cellichamen in structuur A gaan naar synapsen op B, zeggen we dat de vezels “projecteren” van A naar B.

Nerve/zenuw
Een set van axonen in de perifere, hetzij vanuit het centraal zenuwstelsel naar een spier of klier of vanuit een sensorische orgaan naar het CNS
Nucleus
Een cluster van neuron cellichamen binnen het CNS

Ganglion
Een cluster van neuron cellichamen, meestal buiten het central zenuwstelsel

Gyrus of meervoud = Gyri
een uitsteeksel op het oppervlak van de hersenen

Sulcus of Sulci
een vouw of groef die één gyrus van andere scheidt

Fissure
een lange, diepe Sulcus
Craniale zenuwen
1) Olfactory: ruiken (SENSORISCH)
2) Optic: zien (SENSORISCH)
3) Oculomotor: oogbeweging en pupil (MOTORISCH)
4) Trochlear: oogbeweging (MOTORISCH)
5) Trigeminal: huidsensatie van gezicht (GEMENGD)
6) Abducens: oogcontrole (MOTORISCH)
7) Facial: tongsmaak, gezichtsuitdrukking en bloedstroming (GEMENGD)
8) Statoacoustic: horen (SENSORISCH)
9) Glosso: smaak, slikken (GEMENGD)

10) Vagus: nek en keel controle (GEMENGD)
11) Accesory: nek en schouder controle (MOTORISCH)
12) Hypoglossal: tongspier (MOTORISCH)
Hersenzenuwen: 12 zenuwen die rechtstreeks uit het brein komen ( niet door ruggenmerg).

3 sensorische zenuwen
3 motorische zenuwen (oogmotoriek)
3 gemengde zenuwen ( zowel sensorisch als motorisch)
3 motorische zenuwen ( motoriek van het hoofd)
Hersenzenuwen: 12 zenuwen die rechtstreeks uit het brein komen ( niet door ruggenmerg).

3 sensorische zenuwen
1. Nervus olfactorius Reuk Cerebrale memisferen
2. Nervus opticus Zien Thalamus
8. Nervus acusticus Gehoor, en evenwicht Hersenstam

3 motorische zenuwen (oogmotoriek)
3. Nervus oculomotorius Allen oogmotoriek en Hersenstam
4. Nervus trochlearis schuine oogblikken
6. Nervus abducens

3 gemengde zenuwen ( zowel sensorisch als motorisch)
5. Nervus trigeminus Gevoel vh gezicht Hersenstam
en kauwbeweging
9. Nervus glossopharyngelis Tong-pharynx(spreken)
10.Nervus vagus Parasymp. Zenuw voor hart en ingewanden
Brengt hart in rust

3 motorische zenuwen ( motoriek van het hoofd)
7. Nervus facialis Motoriek aangezicht
11.Nervus accessorius Nekspieren
12.Nervus hypoglossus Tongspieren (spreken)
Vier lobben van de cerebrale cortex:

O
P
T
F
1) Occipital lob
Visuele input, primaire visuele cortex in posteriore, achterste, gedeelte
Schade veroorzaakt corticale blindheid (rechts en links communiceren in de hersenen; schade rechts is problemen links met zicht). Alles is verder normaal behalve patroonperceptie en visuele voorstelling

2) Parietal lob
Tussen occipital lob en central sulcus bovenop in het midden: diepste groeve van de cortex
Postcentrale gyrus: tastsensatie en informatie van spierstrekkingen, dus somatosensorisch
Parietal lob: monitoort de ogen, hoofd, lichaam posities voor de hersenen voor gebieden met bewegingscontrole

3) Temporele lob
Auditieve informatie (links = begrijpen gesproken taal), lateraal, dus zijkant midden onder
Ook voor hele complexe aspecten van visie zoals gezichtsuitdrukking, emotionele en motivationele rollen
Schade temporele lob heet Klüver bucy syndroom: geen normale angsten meer tonen

4) Frontale lob
Primaire motor cortex, ofwel precentrale gyrus: controle van fijne bewegingen, en je hebt de prefrontale cortex: ontvangt alle sensorische informatie en is het grootst bij mensen in verhouding tot andere dieren