Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
78 Cards in this Set
- Front
- Back
Hoe heten de cellen die de holte met vocht omgeven in het blastocyst stadium? |
Trofoblast cellen = outer cell mass (vormen extra embryonale vliezen) |
|
Hoe heet klompje cellen in blastocyst stadium? |
Inner cell mass |
|
Wat is de eerste lichaamsas die gevormd wordt? |
Dorsale-ventrale as Dorsaal: epiblast Ventraal: hypoblast |
|
Hypoblastcellen geven signalen af aan epiblastcellen om ... te vormen |
Primitief streep, met aan kop de knop van Hensen. |
|
Wat is het gevolg van de primitief streep? |
Cellen gaan in caudo-craniale richting instromen |
|
Hoe wordt de laterale-mediale as gevormd? |
Cellen stromen mediaal in |
|
Welke cellen vormen de chorda dorsalis? |
De epiblastcellen die via de knop van Hensen instromen. |
|
Wat zijn somieten? |
Segementen van het paraxiaal mesoderm die verschillende weefsels vormen in vertebrate embryo's, aan beide kanten van de chorda.
Bestaan uit een epitheelwand om een somitocoel. |
|
In welke drie delen splitst een somiet zich op? |
sclerotoom, dermatoom, myotoom (skelet, huid, spier) |
|
In welke richting ontwikkelen de somieten zich? |
In cranio-caudale richting, uit presomitisch mesoderm. De ontwikkeling gaat via een gradiënt van posterior naar anterior --> caudaal liggen jongste somieten, craniaal de oudste. |
|
In welke richting gaat de polarisatie van sclerotomen? |
Van anterior naar posterior |
|
Wat gaan de somieten uiteindelijk vormen? |
Wervelkolom, ribben, spieren, tendons, ligamenten, dorsal root ganglia, perifere zenuwen, bloedvaten |
|
Wat zijn Hox-genen? |
Development regulatory genes, transcriptiefactor genen. |
|
Wat doen Hox-genen? |
Ze spelen een rol bij regulering van vorm en opbouw van onderdelen van embryo: patroonvorming in cranio-caudale en proximo-distale as (vorming poten). Ze specificeren segmentidentiteit (waar en wanneer iets gevormd moet worden van welk deel van het embryo) |
|
De positionele identiteit ontstaat door.. |
Bepaalde genen die aan en uit worden gezet in allerlei combinaties (combinatorial control) |
|
Twee groepen ledematen |
Forelimbs (antérieure ledematen: armen) Hindlimbs (posterieure ledematen: benen) |
|
Ledematen bestaan uit drie delen |
Stylopod, zeugopod, autopod |
|
Waaruit worden ledematen gevormd? |
Somieten en laterale plaat mesoderm |
|
Wat induceert het laterale plaat mesoderm tot vorming van de ledematen? |
Paracriene factoren Fgf10: vorming pootknop Fgf8 |
|
Wat is het AER? |
Apical ectodermal ridge, een signalling centre essentieel voor het uitgroeien van de poten. |
|
Wat doet het AER? |
Zorgt dat de cellen in de pootknop mitose ondergaan, ze differentieren en naar distaal groeien. Zonder AER geen ledematen. |
|
Poten groeien proximaal/distaal uit dankzij |
Hox-genen (zorgt ook voor dat ledematen in patroon gevormd wordt) |
|
Poten groeien dorsaal/ventraal uit dankzij |
Wnt7a (komt dorsaal tot expressie) |
|
Poten groeien anterieur/posterieur uit dankzij |
ZPA |
|
Twee theories over differentiatie van mesoderm: |
Progress zone model Early allocation and progenitor expansion model |
|
Progress zone model |
Alle vrije mesodermcellen kunnen alle drie de regio's worden. De eerste cellen die de zone verlaten vormen de stylopod, de volgende groep de zeugopod, laatste groep autopod. Tijd die cellen doorbrengen in de progress zone is bepalend voor vormen van verschillende regio's |
|
Early allocation and progenitor expansion model |
Alle regio's zijn in principe al gevormd in het mesoderm. Het weefsel moet nog uitgroeien. Cellen van stylo-, zeugo- en autoped zijn al aanwezig in het onderliggende mesoderm. |
|
Wat is ZPA? |
Zone of polarizing activity: zorgt voor juiste groei van interieur naar posterieur, deze zone zit in de posterieure pootknop. |
|
SHH |
Sonic Hedgehog: een inducerende factor, gradiënt, die de ZPA vormt. |
|
Distaal wordt de AER geremd door |
BMP: induceert apoptose Zorgt voor vorming vingers en tenen (Door blokkering van AER en Wnt7a) |
|
Waardoor wordt BMP geblokkeerd? |
Gremlin, een eiwit dat Fgf8 kan stimuleren. |
|
Wat stimuleert Fgf8? |
SHH |
|
Wat gebeurt er als de afstand tussen Gremlin en Fgf8 in AER te groot wordt? |
Dan kan Gremlin Fgf8 niet meer activeren, waardoor er geen celproliferatie meer is. De ledematen stoppen dan met groeien. |
|
Voorbeeld van stylopod, zeugopod en autopod |
Humerus - ulna+radius - wrist en fingers Femur - tibia + fibula - ankle en toes |
|
Waaruit bestaat het axiaal skelet? |
Schedel Halswervels (7) borstwervels met ribben Lendenwervels Sacrale wervels (fuseren tot heiligbeen) Staartwervels = de as van het dier |
|
Waaruit bestaat het appendiculaire skelet? |
Voorpoot Scapula, humerus, radius en ulna, carpus, 5 middenhandsbeentjes en 5 vingers met 3 kootjes Achterpoot Bekken, femur, tibia en fibula, tarsus, 5 middenvoetsbeentjes en 5 tenen met 3 kootjes = de ledematen |
|
Wat is het verschil in pootstand tussen reptielen en zoogdieren? |
Reptielen hebben poten die meer lateraal staan. Zoogdieren hebben hun poten onder het lichaam, wat de efficiëntie van locomotie vergroot |
|
Voorbeen adaptaties aan doelmatige bewegingen |
Zijdelings afgeplatte thorax Geen sleutelbeen Schouderblad op laterale vlakte thorax Verbonden via synarcose Verlenging i.v.m. synarcose Reductie in beweging (elleboog) Reductie in aantal tenen |
|
Achterbeen adaptaties aan doelmatige bewegingen |
Reductie in gewicht (kuitbeen en ondervoet) Achterpoot vast aan romp (heupgewricht, i.v.m. voortstuwende krachten bij afzet) Aanpassingen om waar mogelijk passieve stabilisatie toe te passen |
|
Voor en nadeel van sleutelbeen |
Voordeel: bewegen in 3D omgeving Nadeel: breekt makkelijk als er op geland wordt |
|
Plantigraad |
Op voetzool staan, carnivoren |
|
Ugolograad |
Op hoeven staan, rund en varken |
|
Schoudergordel kleine dieren |
Sleutelbeen tussen borstbeen en schouderblad. Hierdoor is de voortbeweging minder gericht op snelheid, maar meer op beweging in 3D richting |
|
Schoudergordel grote dieren |
Sleutelbeen zonder functie, voortbeweging op snelheid |
|
Schoudergordel primaten |
Hebben sleutelbeen, staan op achterpoten en gebruiken voorpoten om voorwerpen te pakken. Ze bewegen in 3D omgeving. |
|
Adaptaties vogel |
Voorpoten uitgegroeid tot vleugels Schoudergordel (gepaarde clavicula/furcula voor extra stevigheid bij afzet tegen lucht, coracoid: sterkere verbinding schoudergewicht en romp als schokdemper bij neerslag vleugels, schouderblad) Fusie van carpaalbotjes Reductie van middenhandsbeentjes en vingers |
|
Spanning = |
Kracht werkt van twee kanten in op een orgaan over het gehele oppervlakte. Per oppervlakte-eenheid wordt bepaald deel van de kracht opgenomen, zo ontstaat er spanning
|
|
Vervorming |
Is hoe ver de veer kan uitrekken als je er gewicht aan hangt VB: doorbuigen/langer worden |
|
Vervorming binnen elastisch gebied --> |
Weefsel herstelt. Dit is de uitgangspositie, om in het elastische gebied te blijven. |
|
2 vormen botweefsel |
Slappe spongiosa (binnenkant, sponsstructuur) Stijve compacta (oppervlakkig laagje massief bot, kan splijten langs lamellen) |
|
Spongiosa draagt bij aan |
Sterkte van het bot, neemt groot oppervlakte in en ligt georiënteerd op sterkte van de krachten |
|
Hoe wordt een kracht op materiaal verwerkt? |
Uitwendige kracht --> inwendige kracht --> inwendige spannin --> inwendige vervorming --> elastisch herstel |
|
Been kan in verschillende richtingen belast worden, omdat |
Het kan splijten langs verschillende lamellen Bot heeft grootste sterkte in richting van belasting (=anisatropie) |
|
Waarom is peesweefsel trek-sterk? |
Bevat veel collageen (ze kunnen slecht tegen wisselende drukkrachten) |
|
Hoe worden pezen beschermd tegen drukkrachten? |
Peesschedes (envelopjes om pezen met synodale vloeistof waar pezen doorheen glijden) Sesambenen Slijmbeurzen (synoviale kussentjes) |
|
Wat zijn sesambeentjes? |
Stukjes bot die in eindpees van spier zijn opgenomen Ze vangen wisselende drukken van onderliggend gewricht op Druk vanuit sesambeentje op pees is constant Druk vanuit gewricht op sesambeentje is wisselend VB: knieschijf |
|
In welke gewrichten is kraakbeen belangrijk? |
Synoviale gewrichten (Cellen ingebed in gelomgeving met collageenweefsels. Weefsel vervormt snel onder druk --> geen bloed/lymfevaten en zenuwen) |
|
Voor voedsel is kraakbeen afhankelijk van |
Diffusie via omringende weefselvloeistof, via porien komt synoviale vloeistof naar kraakbeen. |
|
Kraakbeen is goed bestand tegen |
Druk, keert uiteindelijk terug in oorspronkelijke vorm. Kraakbeen op plekken waar spanning en schokken optreden. |
|
Mate waarin kraakbeen bestaan is tegen trekkrachten hangt af van |
Collageengehalte |
|
Kraakbeen wordt vergroot aan |
Buitenkant (groeit niet van binnenuit) |
|
Hyalien kraakbeen |
Veel gelatineuze tussenstof, bekleding van knoppen en kommen in gewrichten. Is glad, druksterk en veerkrachtig. |
|
Gaat kraakbeen direct na druk terug in uitgangsvorm? |
Nee, door de druk is de vloeistof uit het kraakbeen geperst, die gaat langzaam terug. |
|
Spanning-rek relatie hysterese |
Kraakbeen keert niet direct terug in uitgangsvorm maar heeft een dipje |
|
Spanning-rek relatie viscoelasticiteit |
Het duurt langer voordat uitgangsvorm bereikt wordt |
|
Spanning-rek relatie deformatie |
Treedt op als uitgangssituatie niet meer bereikt wordt |
|
Wet van Hook |
Evenredigheid tussen mechanische spanning en daaruit vormende vervorming |
|
Wat zegt de elasticiteitsmodulus? |
Hoeveel een materiaal uitrekt bij spanning. Bepaalt de stijfheid van materiaal (hoe groter hoe minder vervorming bij bepaalde spanning) |
|
Elastisch en plastisch gebied in een spanning-rek curve |
Elastisch: lineair gebied Plastisch: niet-lineaire gebied |
|
Plastisch gebied |
Bij die spanning keert het weefsel niet terug in de uitgangspositie en treedt er vervorming op. (bij botten klein --> breken snel) |
|
Wet van Wolf |
Inwendige structuur en uiterlijke vorm van levend bot passen zich aan bij de overheersende belastingen en zodanig dat het bot met een minimum aan materiaal zijn functie kan vervullen. Kracht wordt gelijk verdeeld (bot is gelijk in doorsnede). |
|
Gevolg van inkeping bot op krachtverdeling |
Op plek van inkeping wordt de spanning op die plek sterker. Een breuk kan het gevolg zijn. Een inkeping betekent dat er op andere plekken te veel botweefsel zit. Dat weefsel zal niet gebruikt worden en reduceren. |
|
Verdeling van buigspanning over materiaal |
Is ongelijk: spanning aan buitenzijde is groot (rek en druk aan verschillende kanten) en aan binnenkant nul. Hoe verder van de middenlijn hoe groter de spanning. |
|
Hebben holle of massieve buizen een grotere weerstand tegen buigkrachten? |
Holle buizen, die hebben meer massa op grotere afstand van het midden. De holle buizen zijn sterker en gelijk van gewicht. |
|
Waar zit spongiosa? |
Richting waarlangs bot het best belast wordt. |
|
Waar bestaat de extracellulaire matrix van bot uit? |
Collageenweefsels in een minerale calcium matrix. |
|
Calciumkristallen zijn goed bestand tegen |
Druk. |
|
Welke elementen zorgen ervoor dat bot druk- en trekspanning kan weerstaan? |
Calcium: goed bestand tegen druk Collageen: goed bestand tegen trek |