• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/126

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

126 Cards in this Set

  • Front
  • Back
  • 3rd side (hint)

6 invalshoeken

1 dispositionele invalshoek


2 biologische invalshoek


3 intrapsychische invalshoek


4 cognitieve invalshoek


5 sociale invalshoek


6 aanpassingsinvalshoek

Dispositionele invalshoek

Op zoek naar een eenduidig antwoord voor karaktertrekken

Biologische invalshoek

Gewoon een biologisch antwoord zoeken meneertje🤨

Intrapsychische invalshoek

Humanistische invalshoek



Mensen worden gedreven door innerlijke processen

Cognitieve ervaringsinvalshoek

Gaat over je zelfbeeld



Hoe zie jij jezelf en hoe zou je willen zijn

Sociaal culturele invalshoek

De omgeving heeft invloed op jou persoonlijkheid


Ook het verschil tussen cultuur verschillen

Aanpassingsinvalshoek

Is minder verklarend



In hoeverre word jou persoonlijkheid beïnvloed


Ook gaat dit veel over de omgang met stress

3 niveaus van persoonlijkheid die je kunt analyseren

1 Op het niveau van het menselijk ras


2 op het niveau van individueel of groepsverschillen


3 op individueel niveau

4 manieren van informatie krijgen over iemands persoonlijkheid

1 self report data


2 observer report data


3 test data


4 life outcome data

Self report data

Verkregen met vragenlijsten en interviews.



Dit gaat vooral over wat de persoon zelf van zichzelf vind

Observer report data

Vanuit observatie word er een uitspraak gedaan

Test data

Testen die je moet maken zoals npv en ucl

Life outcome data

Onderzoek naar dingen die al gebeurt zijn, om persoonlijkheid te bepalen

Inter-rater reliability

Meerdere observatoren hebben voor betere betrouwbaarheid

Hans eysenck


1 welk model


2 hoeveel


3 welke

1 hiërarchisch model van persoonlijkheid (pen)


2 drie factoren


3 -psychosociale


-extraversie en introversie


-neurotiscisme en emotionele stabiliteit

Raymond catell


1 Welk model


2 hoeveel


3 welke

1 de 16 persoonlijkheidsfactoren


2 16 persoonlijkheidskenmerken


3 hoef je niet allemaal te weten

Jerry wiggins


1 welk model


2 hoeveel


3 welke

1 circumplex taxonomies of personality


2 twee dimensies


3 dominant-onderdanig en vijandig-vriendelijk

Adjacency (wiggins)

Naast elkaar hebben positieve correlatie

Circumplex

Bipolarity (wiggins)

Tegenovergesteld liggen ook tegenover elkaar in het circumplex

Circumplex

Orthogonality (wiggins)

Trekken die op 90° zitten zijn ongerelateerd en hebben dus een neutrale correlatie

Circumplex

Big five

1 openheid


2 concientieusheid


3 extraversie


4 agreeableness (vriendelijkheid)


5 neurotiscisme


Hexaco model

1 Honesty-humility


2 emotionality


3 extraversion


4 agreeableness


5 conscientiousness


6 openness to experience


3 basisaannames met betrekking tot verschillen en consistentie toelichten

1 meanigfull diffrences between individuals


2 consistency over time


3 consistency across situations

Situationism

Dat je gedrag verandert per situatie

False positive

Type 1 fout


Denk dat iemand iets wel heb wat niet zo is

False negative

Type 2 fout


Denken dat iemand iets niet heeft terwijl hij dat wel heeft

Goedheid veinzen

Doet alsof hij het goed doet

Slechtheid veinzen

Doen alsof hij het slecht kan

Barnumstatement

Ook forer-effect genoemd


Algemene statement die voor bijna iedereen geld(beetje waarzegster dingetjes)

Rank order stability

Behouden van de individuele psositie binnen een groep

Mbii (of 11 weer niet zeker🤣)

Meyer briggs type indicator.


Vragenlijst die door veel psychologen gebruikt word

4 tegenstelling volgens Meyer briggs

1 extraverte vs introvert


2 aftasten vs intuïtie


3 denken vs gevoel


4 oordelen vs waarnemen

Voordeel van Meyer briggs

Makkelijk af te nemen en makkelijk te begrijpen

Nadelen van Meyer briggs

Niet compleet bewezen


Scores zijn niet altijd betrouwbaar

6 veranderende persoonlijkheidstrekken

1 self-esteem


2 merital stability


3 alcohol dinges


4 eduscation


5 marriage


6 sensation seeking

Passief genotype


Omgeving samenhang

Omgeving samenhang


Ouders die goed zijn in sporten creëren mogelijk een sportieve opvoedsituatie.


Beetje beide dus

Reactieve genotype


Omgeving samenhang

Omgeving samenhang



Als een kind goed kan lezen krijgt hij meer boeken


Als een kind niet goed kan lezen word hij niet gestimuleerd met boeken

Actief (van dat genotype ding)


Genotype samenhang

Genotype samenhang



Je genotype beïnvloed de omgeving waar je graag in wilt zitten.

Family studies

De mate waarin je overeenkomt met je familie qua persoonlijkheid

Phineas gage

Man met de metalen staaf door zijn hoofd


Leert ons over fysiologie van je persoonlijkheid

Aras

Ascending reticular activating system


Deel in de hersenen die arousal doorlaat.

Eysenck

Aras


Fysiologische reden voor extravert en introvert

Fysiologische verklaring voor sensatie zoeken volgens zuckerman

Mensen die graag sensatie zoeken hebben weinig moniamine oxidose (MAO) in hun bloed. Dat is een enzym dat helpt bij de afbraak van neurotransmitters.

4 vormen van sensation seeking

1 verlangen naar avontuur en spanning


2 verlangen naar ervaringen


3 ongeremdheid


4 gevoelig voor verveling


Fysiologische reden voor ochtend- avondmens

Ochtendmens kort circadiaans ritme (22 uur)


Avondmens lang circadiaans ritme (26 uur)

Intraseksuelr competitie

2 herten vechten voor de vrouw, waardoor hun persoonlijkheidseigenschap overleeft

Intraseksuele selectie

Vrouw kiest de man. De soort overleeft door aantrekkelijk gevonden te worden

Inclusive fitness theorie, en bedenker

Hamilton



Grote families hebben meer kans op het doorgeven van persoonlijkheidseigenschappen



Ook het je sneller je familie zodat een deel van jou nog kan voortplanten

Adaptatie (evolutiedinges)

Een verandering van het lichaam om jou persoonlijkheid voort te planten

By-product (evolutiedinges)

Bijvoorbeeld je neus die er is voor ruiken, maar hij is er nu ook omdat je je bril erop kan zetten

Ruis/willekeurige adaptatie (evolutiedinges)

Dingen die niet veel nut hebben maar er wel zijn zoals je oorlel

Agressie en jaloezie verklaart vanuit evolutie

Agressie. Mannen hebben competitie tussen elkaar


Jaloezie. Mannen zijn bang voor seksueel vreemdgaan


Vrouwen zijn bang voor emotioneel vreemdgaan

Double- shot theory

Mannen zeggen dat een emotionele band voortkomt uit seks en vrouwen zeggen andersom

5 uitgangspunten van psychoanalyse.


(Hederdaags)

1 onderbewust speelt een rol(niet zo groot als freud)


2 gedrag is uiting van compromissen tussen interne conflicten


3 kindertijd is belangrijk


4 interactie word geleid door mentaal beeld van jezelf


5 persoonlijkheidsontwikkeling betreft van onvolwassen afhankelijke relatiestijl naar volwassen onafhankelijke relatiestijl overgaan

6 afweermechanisme (psychoanalyse)

1 verdringing


2 ontkennen


3 verplaatsen (afreageren)


4 rationaliseren


5 projectie


6 sublimatie (omvormen naar een positieve vorm)

Freud

3 psychoseksuele ontwikkelingen (freud)

Orale fase (0 tot 1,5)


Anale fase (1,5 tot 3)


Fallische fase (3 tot 6) ontstaan van het oedipuscomplex

Karen horney mening over oedipus

Vrouwen willen geen penis maar de geassocieerde macht ermee

Latentiefase

Psychoseksuele ontwikkeling (6 tot puber)

Genitale fase

Puberteit tot volwassenheid



Volwassen seksuele relsties. Geen conflict te overwinnen

Alle stadia van erikson

1 vertrouwen vs wantrouwen (0 tot 1,5)


2 autonomie vs schaamte (1,5 tot 3)


3 initiatief vs schuld ( 3 tot 6)


4 vlijt vs minderwaardigheid ( 6 tot 12)


5 identiteit vs rolverwarring ( 12 tot adolecentie)


6 intimiteit vs isolatie (20 tot 40)


7 generatie activiteit vs stagnatie (40 tot 60)


8 integriteit vs wanhoop ( 60 tot dood

Objectrelatie theorie

Relatie opbouwen met andere zoals je moeder. Zij is dan jouw mentale object. Dit is dan bepalend voor de latere relaties die je gaat hebben

Objectrelatie

Hechting in vroege kindertijd

The big 3 motives

1 Need voor achievement


2 need for power


3 need for intimacy

2 humanistische theorien

1 Behoefte piramide van maslow


2 non-directieve therapie van roger

5 punten van de behoeft piramide op volgorde

1 zelfactualisatie


2 behoefte aan waardering


3 liefde en hechting


4 veiligheid


5 biologische behoefte

Carl rogers

Client centered/non directive therapie

Cliënt centered/non directive therapie

Carl rogers

Persoonlijke cognitie

Iemand maakt persoonlijke vergelijkingen


Haald eigen ervaringen erbij

Objectieve cognitie

Iemand is objectief en kijkt naar de feiten

Cognitie

Dingen zoals bewustzijn denken en de dingen die je ziet of herinnert etc.

Field independence

Gaat over mensen die feitelijk kijken en mensen die met gevoel kijken


Onaf: is gevoel


Af: feitelijk

3 levels van cognitie

1 Perceptie


2 interpretatie


3 conscious goals (bewuste doelen)

Cognitief


Perceptie

Proces van informatie verwerken door zintuigen


Zoals inktvlek

Cognitief


Interpretatie

Hoe mensen betekenissen geven aan gebeurtenissen


Zoals intern of extern

Cognitief


Conscious goals

Doelen die mensen nastreven


Doelen zijn leeftijd specifiek en cultuur specifiek

Albert bandura

Zelfeffectiviteit: geloven dat je een specifieke actie kan uithalen om een doel te behalen.


Hogere zelfeffectiviteit zorgt ook voor hogere doelen

Carol dweck

Theory of master orientation


Gaat over fixed vs growth


Geen verandering :fixed


Wel verandering : growth



Walter mischel

Cognitive-active personality system


De omgeving heeft meer kracht dan je persoonlijkheid

Locus of control


2 vormen noemen

De mate waarin iemand reden binnen of buiten hemzelf legt


Intern: je bent zelf de reden


Extern: de omgeving is de reden

George kelly

Mensen geven continu betekenis aan gebeurtenissen

Persoonlijke constucten

Jouw eigen basisconstructen die iemand beoordelen.


Dat waar ik niks van vond met de versus enzo

Optimistische stijl hebben


Wat ben je dan

Dan ben je extern onstabiel en specifiek

Pessimistische stijl


Wat ben je dan

Dan ben je intern stabiel en globaal

Hoge en lage affectintensiteit

Hoog: meer pieken en dalen in emotie


Laag: weinig pieken en dalen in emotie

Emotionele trait en fase

Trait: emotionele eigenschap (het is een terugkerend patroon


Fase: een emotie die door het moment komt

Content vs style of emotional life

Content is de specifieke emotie die iemand ervaart


En die andere is hoe die emotie word ervaren

Reciprocal causality

Er zijn 2 kanten


Vb ben je blij help je mensen en help je mensen dan word je blij

4 vormen van kwaliteit van gevoelsleven

1 tevredenheid


2 ontevredenheid


3 blijdschap


4 depressie



Deze worden gevormd door de intensiteit en de inhoud van he gevoelens

Eysenks biological theory

Vooral neurotiscisme wordt veroorzaakt door het limbisch systeem.


Evocatie

Persoonlijkheidseigenschappen lokken een bepaalde reactie uit

Hostile attribution bias

Denken dat iemand vijandig is

Pygmailion effect

Je gaat je gedragen door de verwachtingen van een ander

Hoe komt het zelfconcept tot stand


En welke heb je

Door inhoud( positief of negatief) en intensiteit (hoog en laag) van gevoelens



1 laag en positief: tevredenheid


2 laag en negatief: ontevreden


3 hoog en positief: blijdschap


4 hoog en negatief: depressie

Kanker zooi.


8 type

1 onderschijt ik en niet ik


2 herkennen in de spiegel (18 maanden)


3 herkennen op foto(2jaar)


4 begin zelfrespect (2jaar)


5 begrip van sekse en leeftijd(2/3)


6 vergelijken met anderen (5/6)


7 ontwikkelen van innerlijk privé (5/6)


8 perspectief nemen (tienerjaren)

4 vormen van mogelijke zelf

1 ideaal


2 verwacht


3 feitelijk


4 onwenselijke

Defensive pessimism

Een strategie. Je verwacht dat je faalt, dus het is minder erg

Vormen van zelfwaardering

1 omgaan met kritiek


2 uitdagingen aangaan


3 instabiliteit

Sociale identiteit

Tot een groep behoren, en zij behandelen jou ook als die in die groep

Continuity

Je bent iedere dag hetzelfde

Identity crisis

Niet een duidelijk identiteit weten

Identiteitstekort

Niet weten wat je wilt

Identiteit conflict

Keuze tussen 2 tegenstrijdige identiteiten

3 basis mechanismen voor interactie tussen persoonlijkheid en sociale omgeving

1 selectie: situaties selecteren of vermijden(wat doe je op zaterdag avond)


2 evocatie: reactie uit de omgeving oproepen


3 manipulatie: omgeving beinvloeden

Attraction similarity theory

Soort zoekt soort

Complementary similarity theory

Tegenovergestelde trekken elkaar aan

Assotive mating

Mensen die al lang bij elkaar zijn

Violation of desire theory

Partner voldoet niet aan universele karaktertrekken


En jullie lijken niet genoeg op elkaar

Socialization theory

Sekse wordt versterkt door de omgeving


Zoals jongens spelen met auto's en meisjes met poppen

Sociale learning theory


Genderverschil

Observeren van gedrag


Sociale role theory

Je neemt de rol aan die van je verwacht wordt

Hormonale theory

Testosteron zorgt voor agressie dominantie seksuele motivatie.


Mannen hebben het meer

Adaptive problems

Probleem dat moet worden opgelost om te kunnen overleven en voortplanten

Manvrouw hetzelfde


(Evolutie)

Zelfde voorkeuren zoals eten

Manvrouw verschil

Verschillende voorkeuren zoals partner keuze

Sekse stereotype


3 componenten

1 cognitief


2 affectief (ook vooroordelen)


3 gedragsmatig

Culturele verschillen in persoonlijkheid


3 benaderingenen

1 evoked culture: culturele verschillen ontstaan door de fysieke of sociale omgeving


2 transmitted culture: morele waarden die cultuur met zich meebrengt


3 cultural universals: persoonlijkheids eigenschappen die in iedere cultuur aanwezig zijn

Bij transmitted cultuur hoort (het zijn er 3)

1 morele waarde


2 zelfconcept


3 zelfpromotie/waardering(Je stellingen positief of negatief zien)


Stressor

Externe gebeurtenis die stress veroorzaakt

Wanneer heeft een situatie stress


(3)

1 Stressor extreem


2 situatie is oncontroleerbaar


3 situatie is tegenstrijdig (wil leren/wil niet leren)

Eustress

Positieve stress

Distress

Negatieve stress

4 variaties van stress

1 acute stress


2 episodische acute stress


3 traumatische stress (stress als gevolg van trauma)


4 chronische stress (gaat nie over)

Moderatoren wat is het en welke heb je (5)

Persoonlijkheidseigenschap die invloed van stressor vermindert



1 persoonlijkheid(type a/b/d)


2 locus of controle


3 weerbaarheid


4 veerkracht


5 optimisme

Persoonlijkheid type a b d

A persoonlijkheidskenmerken met een hoge kans op hart en vaatziekten (niet relax)



B heeft juist weinig hartkwalen (relax)



D 2 kenmerken


1 negatieve affectiviteit


2 sociale remming (emotie niet sociaal delen)

3 factoren van omgaan met tegenslag

1 uitdaging


2 toewijding


3 controlle

Zingeving

Zin geven aan gebeurtenissen.