• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/17

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

17 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Het begrip intelligentie is slecht gedefinieerd. Toch worden intelligentietests veel afgenomen.

De meting is sterk afhankelijk van:
de onderzoeksmethode die wordt ingezet.
Het begin van intelligentiemetingen stamt uit:
de experimentele hoek van de psychologie.
Men probeerde om onderscheid te maken tussen mensen op verstandelijk gebied. In eerste instantie was dit niet zo'n succes. Het viel niet mee op een objectieve manier iemands verstandelijke vermogens vast te stellen.

De eerste intelligentietest was ....
de Engelstalige Stanford-Binet intelligentietest. Met een dertigtal vragen in toenemende zwaarte probeerde men de verstandelijke vermogens te meten.

In deze test werd nog geen rekening gehouden met de leeftijd van mensen. Iemand van vijftien jaar zou volgens deze test waarschijnlijk minder verstandelijke vermogens hebben dan iemand van dertig.
8.1 Soorten intelligentie

Pas na de Stanford-Binet-test gingen psychologen theoretiseren over wat intelligentie
is. In eerste instantie ging men ervan uit dat er een algemene intelligentie is die voor een deel wordt beïnvloed door:
het soort vragen dat wordt gesteld.
Dit zogenaamde tweefactorenmodel werd door andere psychologen al snel verworpen.
De algemene mening werd dat intelligentie op grond van gegevens uit de praktijk in cijfers uitgedrukt moest kunnen worden.

Gaandeweg werden er steeds meer factoren 'ontdekt' die onderdeel van intelligentie zouden kunnen zijn. Die factoren varieerden van achttien tot maar liefst honderdvijftig. Voorbeelden van factoren zijn:
aandacht en planning.
Door steeds meer bevindingen uit de praktijk te inventariseren- bijvoorbeeld op het gebied van hersenbeschadigingen- kwam men uiteindelijk tot een indeling van intelligentie.

De gangbare definitie van intelligentie is
tweeledig.

Het eerste deel van intelligentie wordt het probleemoplossend vermogen genoemd. Dit probleemoplossend vermogen is biologisch bepaald en valt onder de A-intelligentie of vloeiende intelligentie . Een voorbeeld van een taak waarvoor je A-intelligentie gebruikt is iets bouwen met blokken.

Ten tweede bestaat intelligentie uit vaardigheden die je hebt geleerd. Deze vaardigheden leer je vooral op school.

Deze cultuurbepaalde vaardigheden worden ook wel 'B- intelligentie' of' kristalliseerde intelligentie genoemd. Een voorbeeld hiervan is de woordenschat van iemand.

De A-intelligentie kan sterk afnemen door omgevingsfactoren, terwijl de B-intelligentie door de jaren heen redelijk constant blijft ondanks
omgevingsfactoren zoals bijvoorbeeld ziekte(n).
A en B intelligentie
Vloeibare en gekristalliseerde intelligentie

Het eerste deel van intelligentie wordt het probleemoplossend vermogen genoemd. Dit probleemoplossend vermogen is biologisch bepaald en valt onder de A-intelligentie of vloeiende intelligentie . Een voorbeeld van een taak waarvoor je A-intelligentie gebruikt is iets bouwen met blokken.

Ten tweede bestaat intelligentie uit vaardigheden die je hebt geleerd. Deze vaardigheden leer je vooral op school.
Deze cultuurbepaalde vaardigheden worden ook wel 'B- intelligentie' of' kristalliseerde intelligentie genoemd. Een voorbeeld hiervan is de woordenschat van iemand.

De A-intelligentie kan sterk afnemen door omgevingsfactoren, terwijl de B-intelligentie door de jaren heen redelijk constant blijft ondanks
omgevingsfactoren zoals bijvoorbeeld ziekte(n).
De A-intelligentie kan sterk afnemen door omgevingsfactoren, terwijl ...
de B-intelligentie door de jaren heen redelijk constant blijft ondanks
omgevingsfactoren zoals bijvoorbeeld ziekte(n).
Meer praktisch gezien wordt er een onderscheid gemaakt in 'soorten' van verstandelijk functioneren, zoals
verbaal,
muzikaal,
wiskundig,
ruimtelijk,
lichamelijk en
sociaal.

Iemand die goed piano speelt en dat snel heeft geleerd noemen we 'muzikaal intelligent'. Er zijn nog andere indelingen van intelligentie gemaakt op basis van ontwikkelingspsychologie, informatieverwerking theorieën (de mens als computer) en erfelijkheidstheorieën.
Beschrijf de theorie van de meervoudige intelligenties van Howard Gardner.
Antwoord: volgens deze theorie bestaan er 9 soorten intelligentie en wel de volgende:
1. Linguïstische intelligentie
2. Ruimtelijke intelligentie
3. Logisch-wiskundige intelligentie
4. Muzikale intelligentie
5. Lichamelijke bewegingsintelligentie
6. Interpersoonlijke intelligentie
7. Intrapersoonlijke intelligentie
8. Naturalistische intelligentie
9. Existentiële intelligentie
8.2 Intelligentietests
Sinds de opkomst van het IQ is er in de praktijk grote behoefte aan een standaard.
Men wil weten wat een hoge score is, wat gemiddeld en wat laag.

Het doel van mensen uit de praktijk is dat zij op basis van een score een:
Selectie kunnen doen. Ze willen bijvoorbeeld ouders adviseren om hun kind naar een
bepaalde school te sturen. Om aan de vraag van een standaard te voldoen is het 'deviatie-IQ' bedacht.
Om aan de vraag van een standaard te voldoen is
het 'deviatie-IQ' bedacht.
Om aan de vraag van een standaard te voldoen is
het 'deviatie-IQ' bedacht.

Bij het deviatie-IQ is een score van 100
'normaal' of gemiddeld. Een IQ van 115 is hoog, een IQ van 85 is laag.

Een probleem bij intelligentietests is dat het IQ vaak als een vaststaand feit wordt gepresenteerd.

Dit kan stigmatiserend werken.

Een ander probleem is dat veel mensen een IQ van ongeveer 100 hebben en veel minder mensen een lagere of hogere score.

Onderling vergelijken in die lagere en hogere regionen is minder goed mogelijk omdat het om kleinere groepen gaat.
Een probleem bij intelligentietests is:
• dat het IQ vaak als een vaststaand feit wordt gepresenteerd.
• Dit kan stigmatiserend werken.
• Een ander probleem is dat veel mensen een IQ van ongeveer 100 hebben en veel minder mensen een lagere of hogere score.
• Onderling vergelijken in die lagere en hogere regionen is minder goed mogelijk omdat het om kleinere groepen gaat.
• Vooral bij lage 1Q's kan dat dramatische gevolgen hebben als op grond daarvan beslissingen over opvoeding en school worden genomen. Onbetrouwbare vergelijkingen kunnen dus verstrekkende gevolgen hebben.
Een ander verschijnsel dat aangeeft dat het lastig is om intelligentie stabiel te meten is het Flynn-effect.

Wat is het Flynn-effect?
Het blijkt dat de scores op intelligentietests steeds hoger worden. Iedere tien jaar neemt hel IQ
gemiddeld gezien met 10 punten toe.

Dit verschijnsel heeft te maken met meer scholing en meer bekendheid met intelligentietests. De scoring wordt daarom regelmatig aangepast, zodat 100 het gemiddelde IQ blijft.
In de praktijk is het steeds gebruikelijker een aantal onderdelen van een intelligentietest te gebruiken om:
een profiel van iemand op te stellen.

Verschillen tussen onderdelen van intelligentie geven dan aan wat je sterke en zwakke kanten zijn. Op grond van zo'n sterkte-zwakteanalyse kan iemand die bijvoorbeeld slecht is in rekenen afgeraden worden om accountant te worden.
I. Intelligentietests
1. (GIT-2) De Groningen Intelligentie Test-2 COTAN-beoordeling: De GIT-2 heeft een hoge betrouwbaarheid, overige aspecten worden voldoende tot goed beoordeeld.
2. (WAISIII) Wechsler Adult Intelligence Scale III
3. (progressieve matrixtest van Raven) Raven’s progressive matrices
4. (GIVO) Groninger Intelligentietest Voortgezet Onderwijs COTAN-beoordeling: De GIVO is door de COTAN als voldoende tot goed beoordeeld.
5. (WISC-R) Wechsler Intelligence Scale for Children
6. (SON-R) Snijders-Oomen Niet Verbale Intelligentietest COTAN-beoordeling: De SON-R tests zijn door de COTAN als goed beoordeeld.