Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
60 Cards in this Set
- Front
- Back
Ontwikkelingspsychologie |
De wetenschappelijke studie naar groei, verandering en Stabiliteit van conceptie tot adolescentie |
|
Fysieke ontwikkeling |
Ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van het lichaam |
|
Cognitieve ontwikkeling |
Ontwikkeling die betrekking heeft op de manier waarop het gedrag van mensen wordt beïnvloed door groei en verandering in de eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden |
|
Sociale en persoonlijkesontwikkeling |
Ontwikkeling die betrekking heeft op sociale relaties en interacties met anderen en op duurzame eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden |
|
Cohort |
Een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek is geboren |
|
Normatieve gebeurtenissen |
Gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een groep op dezelfde manier voltrekken |
|
Normatieve invloeden |
Invloeden die leiden tot conformiteit omdat men de gevolgen van afwijkend gedrag vreest |
|
Continue verandering |
Geleidelijke ontwikkeling waarbij prestaties op een bepaald niveau voortvloeien uit die van vorige niveaus |
|
Continue verandering |
Geleidelijke ontwikkeling waarbij prestaties op een bepaald niveau voortvloeien uit die van vorige niveaus |
|
Discontinue verandering |
Ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en waarbij elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan in eerdere stadia |
|
Kritieke periode |
Een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste gevolgen heeft |
|
Kritieke periode |
Een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste gevolgen heeft |
|
Plasticiteit |
De mate waarin ontwikkelingsgedrag of fysieke structuur kan worden gewijzigd |
|
Kritieke periode |
Een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste gevolgen heeft |
|
Plasticiteit |
De mate waarin ontwikkelingsgedrag of fysieke structuur kan worden gewijzigd |
|
Gevoelige periode |
Een afgebakende periode, meestal vroeg in het leven van een organisme, waarin dat organisme extra gevoelig is voor omgevingsinvloeden die betrekking hebben op een bepaald facet van de ontwikkeling |
|
Maturatie |
Het proces van geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie |
|
Theorie |
Verklaring of voorspelling over een interessante verschijnsel die een raamwerk biedt om de relaties tussen een geordende reeks feiten of principe te begrijpen |
|
Psychodynamisch perspectief |
Benadering van ontwikkeling waarbij men ervan uitgaat dat gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten waarvan een persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft |
|
Psychodynamisch perspectief |
Benadering van ontwikkeling waarbij men ervan uitgast dat gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten waarvan een persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft sigmund Freud, Erik Erikson |
|
Psychoanalytische theorie |
Theorie van Freud die ervan uitgaat dat onbewuste krachten bepalend zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag |
|
Id |
Het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid dat aanwezig is bij de geboorte |
|
Id |
Het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid dat aanwezig is bij de geboorte |
|
Ego |
Het rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid |
|
Superego |
Het aspect van de persoonlijkheid dat iemands geweten vertegenwoordigt en het onderscheid belichaamt tussen goed en kwaad |
|
Psychoseksuele ontwikkeling |
Een aantal fasen die kinderen doorlopen waarin genot, of bevrediging, steeds meer gericht is op een andere biologische functie en een ander deel van het lichaam |
|
Fixatie |
Gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg van een onopgelost conflict |
|
Psychosociale ontwikkeling |
Benadering van ontwikkeling die de veranderingen omvat in de manier waarop we aankijken tegen onze interacties met andere, tegen het gedrag van andere en tegen onszelf als leden van de maatschappij |
|
Behavioristisch perspectief |
Benadering van ontwikkeling waarbij men ervan uitgaat dat waarneembaar gedrag en extreme stimuli in de omgeving cruciaal zijn voor het begrijpen van de ontwikkeling van het individu.
John B Watson, Skinner, Albert Bandura |
|
Klassieke conditionering |
Een vorm van leren waarbij een organisme op een bepaalde manier leert reageren op een neutrale stimulus die de respons normaal gesproken niet uitlokt |
|
Operante conditionering |
Een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt of verzwakt wordt, afhankelijk van zijn associaties met positieve of negatieve consequenties |
|
Gedragsmodificatie |
Een formele techniek om de frequentie van gewenst gedrag te verhogen en de frequentie van ongewenst gedrag te verlagen. |
|
Sociaal cognitieve leertheorie |
Benadering van ontwikkeling waarin de nadruk ligt op leren door het gedrag van een andere persoon te observeren
Jean Piaget |
|
Cognitief perspectief. |
Benadering van ontwikkeling die zich richt op de processen die mensen in staat stellen de wereld te leren kennen, te begrijpen en erover na te denken |
|
Assimilatie |
Het proces waarbij mensen een ervaring interpreteren binnen hun huidige cognitieve ontwikkelingsstadium en denkwijze |
|
Accomodatie |
Het proces dat bestaande manieren van denken verandert in reactie op nieuwe stimuli of gebeurtenissen |
|
Informatieverwerkingstheorie |
Benadering van cognitieve ontwikkeling waarbij men probeert te achterhalen op welke manieren mensen informatie opnemen gebruiken en opslaan |
|
Cognitieve neurowetenschap |
Benadering van cognitieve ontwikkeling die zich richt op de manier waarop hersenprocessen gerelateerd zijn aan cognitieve activiteit |
|
Systemisch perspectief |
Het perspectief dat kijkt naar de relatie tussen individuen en hun fysieke, cognitieve, persoonlijkheids- en sociale wereld. Lev Vygotsky, Uri Bronfenbrenner |
|
Bio- ecologische model |
Model dat uitgaat van vijf omgevingsniveaus: - microsysteem familie school - mesosysteem die in vloeden die het microsysteem beïnvloeden. - exosysteem overheid kerken - macrosysteem de cultuur - chronosysteem historische veranderingen die elk biologisch organisme gelijktijdig beïnvloeden Theorie van Bronfenbrenner |
|
Socioculturele theorie |
Benadering waarbij de nadruk ligt op het verloop van de cognitieve ontwikkeling als resultaat van sociale interacties tussen leden van een cultuur. Theorie van Vygotsky |
|
Evolutionair perspectief |
Theorie die probeert gedrag te identificeren dat het resultaat is van de genetische erfenis van onze voorouders Konrad Lorenz Theorie van Darwin |
|
Ethologie |
De wetenschap die kijkt naar de invloed van biologische kenmerken op gedrag. BV Lorenz |
|
Wetenschappelijke werkwijze |
Proces van het stellen en beantwoorden van vragen met behulp van zorgvuldige, gecontroleerde technieken, waaronder systematische, georganiseerde observatie en gegevensverzameling. |
|
Laboratoriumonderzoek |
Een onderzoek dat wordt uitgevoerd in een gecontroleerde omgeving die expliciet is opgezet om de gebeurtenissen constant te houden |
|
Theoretisch onderzoek |
Onderzoek dat specifiek bedoeld is om verklaringen te toetsen en nieuwe wetenschappelijke kennis te vergaren |
|
Toegepast onderzoek |
Onderzoek dat bedoeld is om praktische oplossingen voor directe problemen te vinden. |
|
Longitudinaal onderzoek |
Onderzoek waarin het gedrag van een of meer individuen door de tijd heen wordt gemeten |
|
Cross-sectioneel onderzoek |
Onderzoek waarin mensen van verschillende leeftijden op hetzelfde tijdstip met elkaar worden vergeleken |
|
Steekproef |
Een groep participanten die is geselecteerd voor het experiment |
|
Cross- sequentieel onderzoek |
Onderzoek waarin een aantal verschillende leeftijdsgroepen op verschillende tijdstippen worden bestudeerd |
|
Hypothese |
Een voorspelling die zodanig is geformuleerd dat zij getoetst kan worden |
|
Operationalisering |
Het proces waarmee een hypothese wordt vertaald in specifieke toetsbare procedures die gemeten en waargenomen kunnen worden |
|
Correlatie onderzoek |
Onderzoek waarmee men probeert vast te stellen of er tussen twee factoren een verbrand of correlatie bestaat. |
|
Experimenteel onderzoek |
Onderzoek dat bedoeld is om causale relaties tussen verschillende factoren te ontdekken. |
|
Experiment |
Een proces waarbij een onderzoeker, meestal 2 verschillende ervaringen voor participanten of proefpersonen arrangeert. |
|
Behandeling |
Een procedure die wordt toegepast door een onderzoeker. |
|
Behandelingsgroep |
De groep in een experiment die de behandeling krijgt. |
|
Controle groep |
De groep in een experiment die geen behandeling of een alternatieve behandeling krijgt |
|
Veldonderzoek |
Een onderzoek dat wordt uitgevoerd in een natuurlijke omgeving |