• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/36

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

36 Cards in this Set

  • Front
  • Back

hechting

sterke emotionele band tussen twee mensen. Ouder-kindhechting is reciprocal, het is een wederkerende hechting.

4 fases hechting (shaffer & Emerson

asociale fase


fase van niet discriminerende hechting


specifieke hechting fase


fase van meerdere hechtingen

asociale fase (0-6 w)

Sociale en non-sociale stimuli krijgen een positievereactie, tegen de tijd van 6 weken krijgen baby’s een voorkeur voor socialestimuli zoals een lachend gezicht.

fase van niet discriminerende hechting (6w-6/7m)

Baby’s laten duidelijk merken dat ze menselijkgezelschap fijn vinden. Ze lachen meer naar mensen dan naar poppen enprotesteren tegen iedereen (elk persoon) die hen weglegt. Hoewel bekende mensenkinderen sneller troosten etc. houdt het kind van aandacht, ook van vreemden.

specifieke hechting fase (7-9m)

baby’s beginnen alleen te protesteren wanneer zeworden afgezonderd van één bepaald individu (meestal moeder). De baby’s kruipenachter de moeder aan en zijn blij wanneer die persoon weer terugkomt. Ze wordenook behoedzamer voor vreemden. Hier zouden kinderen volgens Shaffer en Emerson(die hechting hebben bestudeerd) voor het eerst oprechte hechting hebbenbereikt. Ainsworth geeft aan dat de hechting met iemand ook fungeert als eensecure base. Dit is een plek/iemand waarvandaan het kind op ontdekkingstochtgaat, maar ook weer naar terugkeert voor emotionele steun.

fase van meerdere hechtingen (9-18m)

Een paar weken nadat de eerste hechting heeftplaatsgevonden, raakten de helft van de kinderen in de studie van Shaffer enEmerson ook gehacht aan andere personen zoals de vader, broers/zussen,grootouders etc. Rond 18 maanden zijn er heel weinig kinderen nog steeds aan 1persoon gehecht.

fases van hechting (bolwby)

pre attachment fase


attachment in the making fase


clear cut fase


formation of reciprocal fase

pre attachement fase (0-2m)

door instinct oriënteren op vreemden

attachement in the making fase (2-7 m)

hechting focust op moeder, kind kan bekenden herkennen

clear cut fase (7-24m)

bepaalde hechtingen ontwikkelen zich


kind gaat actief op zoek naar contact

formation of reciprocal fase (vanaf 24 m)

rekening houden met gevoelens en plannen van anderen.

psychoanalytische theorie (freud)

ik hou van je omdat je met eten geeft.
Volgens Freud zouden kinderen in hun vroege levenvooral in de orale fase zitten en vooral gehecht raken aan diegene die hen etengaf. Meestal was dit de moeder, en dus waren kinderen vooral gehecht aan demoeder.

learning theory (Sears)

ik hou van je omdat je me beloont.


Om andere redenen dachten andere onderzoekers ook datkinderen gehecht raken aan diegenen die ze eten gaven. Voeden was belangrijk omtwee redenen. Ten eerste levert het positieve reacties van het kind op watzorgt voor meer affectie van de verzorgende voor de baby. Ten tweede is voedeneen gebeurtenis waarbij moeders een baby veel comfort geeft zoals eten, warmte,zachte aanrakingen, droge luier etc. In de loop van de tijd zal het kind zijnmoeder associëren met fijne gebeurtenissen. Zodra de moeder (of andere verzorgende)een status als secundairereinforcer (voedsel is primair)heeft, zal het kind gehecht zijn.

cognitive developmental theory

om van je te houden, moet ik weten dat je er altijd bent.


De mate van hechting hangt af van de ontwikkeling vande baby. Eerst moeten de baby’s bekenden van onbekenden kunnen onderscheiden.Daarnaast moeten de baby’s leren dat bekenden permanent zijn (object permanentie).

ethological theory

Deze theorie gaat ervanuit dat alle soorten wordengeboren met bepaalde gedragsmatige neigingen die hebben bijgedragen aan deoverleving van de soort gedurende de evolutie. John bowlby geloofde dat veel van deze gedragingen erop zijn gemaakt omhechting tussen baby’s en verzorgenden te creëren. Het zou ervoor zorgen datjongen worden beschermd tegen roofdieren etc. Voorstanders van de theoriegeloven dat het doel van de primaire hechting is dat de generatie zich kanvoortplanten en zo de soort in stand kan houden.

erikson theory

vertrouwen vs. wantrouwen
hechting ontstaat door vertrouwen

imprinting

- lorenz


(een aangeboren vorm van leren waarbij het jong vaneen bepaalde soort een bewegend object volgen en hieraan gehecht raken). Hijstelde dat imprinting automatisch gaat (hoeft niet te worden geleerd), alleenin een bepaalde periode na de geboorte voorkomt en onomkeerbaar is. Door deevolutie werd het imprinting respons aangeboren preadapted characteristic.

kewpie doll

Dit wil zeggen dat een baby een groot voorhoofd,mollige wangetjes, zachte ronde kenmerken etc. heeft. Dit zorgt ervoor dat debaby als schattig wordt gezien. Dit zou ervoor zorgen dat de baby’s positieveaandacht van anderen krijgen en sociale hechting plaatsvindt.

reflexen

- simpele respons op stimuli




- grijprefelx


- zuigreflex


- valreflex


- loop- stap reflex


- lachreflex


- knipperreflex


- routing reflex


- schrikreflex

voorwaarden voor aangeboren gedrag

- Stereotype gedrag dat bij alle individuen van eensoort voorkomt


- Aanwezig zonder dat het geleerd kan zijn - Komt bij alle leden van een soort voor: universeel voor de soort


- Het is relatiefonveranderbaar na ervaring en leren.

vaste actiepatroon

complex aangeboren gedrag dat helpt bij de overleving vanh et individu en de soort

sign stimulus

activeert een vast actie patroon.


vb: eekhoorn en nootjes begraven

phylogenetic change en ontogenetic change

evolutie is phylogenetic change, ofwel de verandering in eensoort door generaties heen. Ontogenetic change is de verandering binnen hetleven van een individu. Er vindt ook ontwikkeling plaats door leren uit deomgeving.

sensitive en critical periods

periodes waarin soort biologisch klaar is vooraanleren nieuw gedrag. Bijvoorbeeld bij vogels imprinting. Door inprentingverhoging overlevingskans. Ze blijven dicht bij de ouders.


mensen hebben dit ook met general en specific learning skills

soorten hechting

secure


insecure ambivalent


insecure avoidant


insecure disoriented

secure hechting

- 65%


- Onderzoek actief de omgeving als moeder aanwezig is.


- is zichtbaar van streek bij afzondering van de moeder.


- bij terugkomst wordt moeder warm onthaalt, zoekt bij veel stress fysiekcontact.


- is outgoing met vreemden wanneer moeder aanwezig is.

insecure ambivalent (10%)

- proberen dicht bij de moeder te blijven enonderzoeken weinig terwijl de moeder aanwezig is.


- Zijn erg van streek bij afzondering van de moeder.


- Bij terugkomst is kind ambivalent: blijven dicht bij moeder ondanks dat zeboos zijn dat ze hem/haar heeft verlaten. Willen geen fysiek contact.


- Zijn behoedzaam voor vreemden, ook wanneer moeder aanwezig is.

insecure avoidant (20%)

- weinig stress bij afzondering van de moeder.- negeren/draaien zich om van de moeder, zelfs wanneer zij aandacht trekt.- sociaal met vreemden, maar negeren hen ook soms net zoals met moeders.Disorganized/disoriented attachment (5%)
Disorganized/disorientedattachment (5%)
combinatie van resistant en avoidant attachment.

- verwarring over negeren of naar verzorger toegaan


- wanneer moeders terugkomen, versufte reactie, of eerst naar moeder toekomen en dan abrupt weggaan.


- veel stress bij verlaten van moeder.

meetmethodes

stranger situation


Attachments Q-set

stranger situation

De meest gebruikte meet methode om hechting van kinderen (1-2 jaar) met de ouders te meten is de Strange Situation (procedure) van Mary Ainsworth. Het bestaat uit een serie van 8 delen die voor 3 dingen zorgt:
1. Verzorger- kind interactie in de aanwezigheid van speelgoed (om te zien of de baby de verzorgende als een secure base gebruikt)
2. Afzondering van de verzorger en toenaderingen van vreemden (zorgt voor stress bij het kind)
3. Reünie delen (om te bepalen of het kind comfort en geruststelling kan vinden en weer met het speelgoed kan spelen.

attachment Q-set

Deze test wordt gebruikt bij 1-5-jarigen. Er zijn 90 situaties/omschrijvingen en de verzorger dient aan te geven in hoeverre dit van toepassing is bij het kind.

care giving hypothesis

Ainsworth’s theorie dat het soort attachment dat een kind ontwikkelt met een verzorger afhangt van wat voor zorg het kind krijgt van de verzorger.

kenmerken moeder per attachment

Bij een secure attachment: moeders/verzorgers zijn gevoelig, reageren goed/veel vanaf het begin, positieve houding naar het kind toe, interactional synchrony, zorgt voor emotionele support.

bij een resistant attachment: inconsistente verzorging, soms enthousiast en soms onverschillig reageren.


Bij een avoidant attachment: moeders zijn ongeduldig met de baby’s, reageren niet op signnalen van de baby’s en uiten negatieve gevoelens over hun kinderen, lijken weinig plezier te halen uit contact met de baby’s. Een andere manier om deze vorm van attachment te ontwikkelen is dat ouders constant veel stimuli aan het kind geven, zelfs als het kind het niet wilt.


Bij een disorganized/disoriented attachment: ouders zijn soms verzorgend en soms negeren ze de kinderen. Vaak worden deze kinderen ook mishandeld.

relaties later

secure: blij, meer romatische partners, sociaal competent


insecure: vijandiger, angstiger, meer psychologische problemen

day care

lastig te onderzoeken


kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit


+ meer verbaal bij day care


- meer probleem gedrag