• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/106

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

106 Cards in this Set

  • Front
  • Back

the money

het geld

the bank

de bank

the information

de informatie

to ask

vragen

to agree

akkoord gaan

the repetition / the review

de herhaling

indirect

indirect

the questions

de vraag


formal / polite

beleefd

the coin

het muntstuk

the banknote

het briefje / bankbriefje/ bankbiljet

the salary / wage

het loon / salaris

cash (adjective)

contant

paying in cash

contant betalen

the atm

de bankautomaat

the credit card

de kredietkaart

the debit card

de bankkaart

the bank account

de (bank) rekening

the checking account

de zichtrekening

the savings account

de spaarrekening

to spend money on

geld uitgeven aan

to spend

spenderen

the interest

de intrest, de rente

the pin code

de pincode

to collect money

geld afhalen

to transfer (money)

overschrijven

to deposit money

geld storten

to borrow / lend

lenen

to fill in

invullen

complete

compleet

to use

gebruiken

to print

afdrukken

to collect / go get

afhalen

to rent

huren

the rent

de huur

the clerk

de bediende

the bank clerk

de bankbediende

the form

het formulier

the receipt

het uittreksel

the amount (money)

het bedrag

the amount

het aantal

the package

het pakje

to receive / to get

krijgen

the boss

de baas

to deposit

storten

to have to = moeten

hoeven te

to request

opvragen

the ID

de identiteitskaart

to sign

ondertekenen / tekenen

the amount of money

het saldo

to transfer money - overschrijven

overmaken

the rate

de koers

the number

het nummer

the client

de klant

to denote / highlight / point out

aanduiden

the phone number

het telefoonnummer

the account number

het rekeningnummer

to expire

de vervallen

the expiration date

de vervaldatum

the loan

de lening

the purchase

de aankoop

to purchase

aankopen

exactly

precies

the document

het document

to pay electronically

electronisch betalen

the transfer of money

de overschrijving

to bring along

meenemen

to travel

reizen

poor

arm

rich

rijk

the cell phone

de GSM

a little money

wat geld

that is (not) right

dat klopt (niet) / dat is (niet) juist

It's cold! (stressed (OMG it's cold!) )

Wat is het koud!

A little

wat / een beetje

I (don't) agree with you

Ik ga (niet) akkoord / Ik ben het (niet ) met jou eens

to save (money) (not save as in to help)

sparen

to roll

rollen

to invest

investeren

the investment

de investering

the company

het bedrijf / de firma

the taxes (meestal meervout (PL))

de belastingen

the signature

de handtekening

coinS

het kleingeld / het wisselgeld

the monetary unit

de munteenheid

the transaction on your bank account

de verrichting / transactie

the employer

de werkgever

the employee

de werknemer

the exchange rate

de wisselkoers / de koers

the pocket money (for kids) / allowance

het zakgeld

to earn

verdienen

to exchange

wisselen

expression: money has to go around (you have to use it for economy - an excuse for shopping)

Geld moet rollen

expression: money can't buy you happiness

Geld maakt niet gelukkig

the bank director

de bankdirecteur

the service schedule

de dienstregeling

the zoo

de zoo / de dierentui

the animal

het dier

the advantage

het voordeel

the task

de opdracht

to give credit (to lend money)

kredit geven

to repay

terugbetalen

for example

bijvoorbeld

the example

het voorbeld

to consult

raadplegen

for no reason

zomaar