• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/62

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

62 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Etnische segregatie, wanneer is daar sprake van?
Mensen, autochtonen en allochtonen vermijden, ontlopen elkaar, sportclubs en scholen zijn gescheiden er is sprake van etnische segregatie.
2.1 Wij, zij en het ontstaan van vooroordelen

Mensen delen zichzelf in in groepen.
Er is sprake van een meervoudige identiteit. Zelden zal iemand zijn identiteit bepalen aan de hand van 1 groep.

Hoe sterker de verbondenheid met een groep, hoe belangrijker en positiever voor hen ook de (eigen) groepsidentiteit.

Hoe komt dat?
Door polarisatie
Je kan je afzetten tegen een andere groep waardoor de eigen identiteit positief versterkt wordt de gevoelens ten aanzien van de andere groep wordt negatiever.

Wij-zij.
Over het algemeen leidt een positiever beeld van de ‘wij-groep’ tot een negatiever beeld van de ‘Zij-groep’.
Vooroordelen wat zijn dat?

Er bestaan vooroordelen tussen groepen:
Vooroordelen zijn stabiele en consistente negatieve attitudes tegenover een andere groep of een individu, omdat hij tot deze groep wordt gerekend.

De verdeling in wij en zij gaat gepaard met vertekening in wederzijdse waarneming. Men heeft tenslotte weinig contact.

Dit versterkt elkaar.
De vooroordeel spiraal:
1. de wij groep ontwikkelt vooroordelen t.o.v. de wij groep
• stereotypering
• stigma’s
• attributieprocessen

2. communicatie problemen
• geen informele contacten
• weinig open en constructieve communicatie
• onderlinge verschillen vallen meer op dan de overeenkomsten

3. vooroordelen worden bevestigd.
• Stereotypen zijn waar
• Stigma’s blijken te kloppen
• Attributie in eigen voordeel

4. Vooroordelen worden omgezet in negatief gedrag
• Gebrekkige solidariteit met andere subgroepen binnen de organisatie
• Discriminatie
• racisme
De gelijkheidsattractie hypothese.
Mensen hebben een voorkeur om te gaan met mensen die op hun lijken.
De categorisatie in twee groepen, wij en zij, heeft consequenties voor het gedrag:
Je hebt:

• Out-group denigration. De verschillen tussen groepen worden zo groot mogelijk gemaakt
• In-group favouritism. De verschillen binnen de eigen groep worden zo klein mogelijk gemaakt.
Sociale identiteits theorie

Een verklaring voor het geven van voorkeur aan de eigen groep is de sociale identiteits theorie.
De sociale identiteit komt tot stand op basis van de beelden die men heeft van de in-groep en de out-groep.
Waarnemings theorieën.

Vertekende waarneming wordt verklaard vanuit 3 waarnemingstheorieën:
• Stereotypering
• Stigmatisering
• Attributie theorie.
Stereotypering
Er wordt afgezien van verschillen binnen een groep.

Stereotypering kan tot negatief gedrag leiden.. Groepen in elkaars nabijheid, maat die elkaar mijden ontwikkelen negatieve beelden.
Om stereotypen in stand te houden worden vaak ‘noodconstructies’ bedacht:
• Ontkenning van het storende element
• Het storende element wordt in een andere context geplaatst
• Erkenning van de inconsistentie, maar toch het stereotype handhaven.
Stigmatisering.
Een hardnekkig negatief beeld van anderen. Het is een maatschappelijk brede en gangbare afwijzing en negatieve beoordeling.

Een stigma kan lijden tot selffulfilling prophecy.
Attributies.

Het probleem met attributies is dat ze
op vermoedens, aannames gebaseerd zijn. De attributie theorie gaat er van uit dat mensen bij het waarnemen van verschijnselen steeds tot een geordende waarneming (willen) komen.

Echter waarneming en harde oorzaken zijn moeilijk te onderscheiden.
Soorten attributie
• Interne attributie
Het waargenomen gedrag wordt aan de bedoelingen en intenties van de handelende persoon toegeschreven

• Externe attributie.
Het waargenomen gedrag wordt toegeschreven aan de omstandigheden of aan anderen.
Attributiefout.

De ultieme attributie fout:
Onverwacht positief gedrag wordt aan het toeval toegeschreven in plaats van als persoonlijk of typisch voor een groep. Het gedrag wordt weggeredeneerd.

Mogelijkheden om een en ander recht te trekken is het stimuleren van contact: De contacthypothese.
De contacthypothese kan door de bindingsladder worden ingevuld:

O
K
S
H
1. Elkaar ontmoeten. Contact maken door activiteiten. Sport, spel, buurt, recreatie, school

2. Elkaar leren kennen. Opendagen kerken ed., doel elkaar leren kenen m.b.t. religie in buurt en stad

3. Samenwerken. Door samenwerken het ontwikkelen van gemeenschappelijke belangen, doelen, interesses. Buurtprojecten, moeder-kind centra

4. Hulp en ondersteuning. Streven naar 1 op1 ondersteuning tussen leden van achterstandsgroepen en anderen. Bijv. een mentor project, helpen met taal. Taalverwerving, mentor projecten.
2.2 De salience-interactie

Een van de allereerste tekenen van afwijzing en gebrekkige communicatie ligt in de Sailence-interactie.
Mensen vormen een beeld van een ander, ze delen mensen in categorieën in. Maken hypotheses. Er worden vragen gesteld om een beeld te krijgen. Het beeld moet ‘kloppen’.
Als we het gevoel hebben dat dat het niet doet, zijn we geïrriteerd.

Het doorvragen is een voorbeeld van Sailence interactie. Het valt op. Door bijv. je naam of uiterlijk. Er komt vaak een gevoel bij kijken dat men zich moet verdedigen.
Sailence betekend
dat het je opvalt. (opvallendheidsinteractie)
Niet westerse allochtonen vallen vaak op omdat er geen ‘standaart’ uiterlijk is of een buitenlandse naam hebben.. Er volgenvragen om een kader te scheppen waarmee ze geconfronteerd worden ‘anders’ te zijn. Blijkbaar hortenze er niet bij. Dit is een ‘uitsluitings ervaring’.

In sailence interactie zit vaak een soort ‘onderhandeling’. Geef je ‘goed’ antwoord. Wordt je geaccepteerd.
2.3 Racisme
De salience interactie kan ver gaan. Zo ver dat mensen over rasicme klagen.

Racisme ervaring is
‘het gevoel dat je door anderen wordt aangevallen og geringschattend wordt beoordeeld, omdat bepaalde fysieke kenmerken of sociale kenmerkende anderen tot de waarnemeing leiden dat ze moreel of of intellectueel superieur zijn’.
Alledaags racisme
• Subtiel racisme: verdekte verborgen vormen van slechte behandeling die door de betrokkene als geringschattend of bedreigend wordt ervaren.

• Grof racisme: Openlijke slechte behandeling, geweld
• Institutioneel Racisme:
De regels en procedures en werkwijzen die systematisch in het nadeel werken van een minderheidsgroep.
Je hebt dus deze soorten racisme:
• Subtiel racisme: verdekte verborgen vormen van slechte behandeling die door de betrokkene als geringschattend of bedreigend wordt ervaren.

• Grof racisme: Openlijke slechte behandeling, geweld

• Institutioneel Racisme: De regels en procedures en werkwijzen die systematisch in het nadeel werken van een minderheidsgroep.
Het is opvallend dat mensen die racistische uitingen doen, vaak
geen tot weinig contact hebben met de groep waarover ze spreken.
2.4 de samenhang tussen vooroordelen, discriminatie en racisme

Vooroordelen:
Stabiele en consequente negatieve attitudes tegenover een andere groep of individu omdat hij tot deze groep wordt gerekend.

Bij vooroordelen spelen waarnemings- verstoringen een rol
Gevolg negatieve attitudes: Discriminatie
Dit is ......
het uiteindelijke gedrag waarbij er systematisch een negatieve attitude geuit wordt
Discriminatie heb je in 3 soorten
• Direct: open en expliciet
• Indirect: Verhulde vorm van discriminatie
• Institutionele discriminatie: regels en priocedures pakken discriminernd uit voor sommige minderheidsgroepen.
Racisme
Discriminatie op basis van racisme wordt gekenmerkt door:
• Individueel, collectief of beleidsmatig
• Beelden bij een groep zijn statisch, homogeen, stabiel
• Er is sprake van hiërarchisch denken of handelen
• Er is samenhang tussen uiterlijke en innerlijke eigenschappen die in de regel als subjectieve beoordeling negatief uitvalt.
Het verschil tussen discriminatie en discriminatie op basis van racisme is:
Denken en doen.
2.5 De bestrijding van vooroordelen en racisme

Wat is de meest logische manier om racisme tegen te gaan?
Als vertrekpunt de sociale-identiteits theorie nemen. Deze gaat uit van benadrukking van de groepsgrenzen –de sociale categorisatie-. Deze moet tegengegaan worden.

Hiervoor kan je de contacthypothese gebruiken.
Meer contact laat juist de overeenkomsten meer opvallen.
De positieve werking van sociale contacten tussen mensen hangt af van een aantal voorwaarden. Welke?
• Sociale status: deze moet gelijk zijn
• Stereotypen weerleggen: als stereotype verwachtingen ontkracht kunnen worden is er meer kans op persoonlijk contact. Dus reductie vooroordeel en discriminatie. Er meoet persoonlijke positieve ervaringen zijn met mensen uit de andere groep. Als er een kans is moet ze aangegrepen worden zich te bewijzen.
• Gemeenschappelijke doelen: gropepen dioe gemeenschappelijke doelen nastreven maken hun belangen tegenstellingen ondergeschikt.
• Gelijkheidsbevorderende Sociale normen: Sociale normen moeten gestimuleerd worden door bedrijven en scholen, organisaties.
• Superieuren: het voorbeeld wat superieuren geven is erg belangrijk.
• Contact: er dient contact te zijn op informele wijze zodat de kans groter is elkaar beter te leren kennen.
Een meer trapsraket

Om langdurige positieve attitude te bewerkstelligen tegenover leden van een ander groep is het nodig ze met elkaar te vervlechten.
Het gaat om een meertrapsraket:
• Frienship potential:
ontwikkel de mogelijkheid om vriendschap te sluiten. Bijv een gedeelde sportclub of werkvloer.

• Crosscatagorisatie:
Scherpe groepsgrenzen dienen voorkomen te worden.

• Persoonlijk contact:
stimuleer vorming van nieuwe overkoepelende groepen. Persoonlijk contact zodat persoonlijke relaties kunnen ontstaan. Groepsleden zijn tenslotte van neiging de eigen groep positief te beoordelen.
H2. Zij en Wij


Etnische segregatie
Wat is Etnische segregatie?
Mensen, autochtonen en allochtonen vermijden, ontlopen elkaar, sportclubs en scholen zijn gescheiden er is sprake van etnische segregatie.

Mensen mijden contact, ze hebben geen openlijke conflicten, maar de spanning is te snijden.
2.1 Wij, zij en het ontstaan van vooroordelen

Mensen delen zichzelf in als lid van bepaalde groepen. Ze voelen zich Nederlander, Marokkaan, hetero, home, fan van Ajax of Feijenoord ed.

Zelden zal iemand de identiteit volledig uit een groep halen. Dat zullen er meestal meerdere zijn. Iedereen heeft dan ook een .....
meervoudige identiteit.

Aangezien iedereen wel deel uit maakt van verschillende groepen is er dan ook sprake van een meervoudige identiteit. Zelden zal iemand zijn identiteit bepalen aan de hand van 1 groep.
Hoe sterker de verbondenheid met een groep, hoe belangrijker en positiever voor hen ook de (eigen) groepsidentiteit.

Hoe komt dat?
Door polarisatie

Hoe sterker mensen zich met een groep verbonden voelen, des te belangrijker en positiever wordt voor hen ook de (eigen) groepsidentiteit.

Je kan je afzetten tegen een andere groep waardoor de eigen identiteit positief versterkt wordt. De gevoelens ten aanzien van de andere groep wordt negatiever.

De kans op het behalen van succes en de aanwezigheid van 1 duidelijk aanwijsbare concurrent versterken de identificatie met de eigen groep.
Wij-zij.

Het ‘Wij’ gevoel van een groep kan samengaan met een sterk ‘zioj’ gevoel van een andere groep.

Over het algemeen leidt een positiever beeld van de ‘wij-groep’ tot een ....
negatiever beeld van de ‘Zij-groep’.
Wij en zij sluiten elkaar niet uit.

Beslissend voor de relatie is ....
de historisch gegroeide verhouding te aanzien van elkaar. Denk aan Ajax en PSV of blank en zwart in de VS.

Ook recente gebeurtenissen zoals de aanslag op de twintowers hebben hun effect. Alleen nu tussen Moslims en Christenen.
Vooroordelen wat zijn dat?

Er bestaan vooroordelen tussen groepen:
Vooroordelen zijn .....
stabiele en consistente negatieve attitudes tegenover een andere groep of een individu, omdat hij tot deze groep wordt gerekend.

De verdeling in wij en zij gaat gepaard met vertekening in wederzijdse waarneming. Men heeft tenslotte weinig contact.
Dit versterkt elkaar.

Hierdoor komen tussen groepen communicatie problemen. Vormen van groepen en subgroepen gaat meestal samen met het slechter gaan van open en constructieve communicatie. Men stelt zich minder open tegen elkaar op.

In een sfeer van wederzijds wantrouwen en negatieve beeldvorming zullen de communicatieproblemen waarschijnlijk versterkt worden.
De verdeling in wij en zij gaat gepaard met vertekening in wederzijdse waarneming. Men heeft tenslotte weinig contact.

Dit versterkt elkaar.

Hierdoor komen tussen groepen communicatie problemen. Vormen van groepen en subgroepen gaat meestal samen met het slechter gaan van .....
open en constructieve communicatie. Men stelt zich minder open tegen elkaar op.

In een sfeer van wederzijds wantrouwen en negatieve beeldvorming zullen de communicatieproblemen waarschijnlijk versterkt worden.
De vooroordeel spiraal:

1
2
3
4
1. de wij groep ontwikkelt vooroordelen t.o.v. de wij groep
2. communicatie problemen
3. vooroordelen worden bevestigd.
4. Vooroordelen worden omgezet in negatief gedrag
De vooroordeel spiraal:

1. de wij groep ontwikkelt vooroordelen t.o.v. de wij groep
s
s
a

2. communicatie problemen
g
w
o

3. vooroordelen worden bevestigd.
s
s
a

4. Vooroordelen worden omgezet in negatief gedrag
g
d
r
De vooroordeel spiraal:

1. de wij groep ontwikkelt vooroordelen t.o.v. de wij groep
• stereotypering
• stigma’s
• attributieprocessen

2. communicatie problemen
• geen informele contacten
• weinig open en constructieve communicatie
• onderlinge verschillen vallen meer op dan de overeenkomsten

3. vooroordelen worden bevestigd.
• Stereotypen zijn waar
• Stigma’s blijken te kloppen
• Attributie in eigen voordeel

4. Vooroordelen worden omgezet in negatief gedrag
• Gebrekkige solidariteit met andere subgroepen binnen de organisatie
• Discriminatie
• racisme
Hoe ontstaan vooroordelen en op welke manier worden ze in stand gehouden?

Er zijn 3 theorieën die hierbij nuttig zijn:

S
W
C
• De sociale identiteitstheorie
• Waarnemingstheorieën
• De contact hypothese
De sociale identiteitstheorie
De gelijkheidsattractie hypothese. Van Byrne (1971)
Mensen hebben een voorkeur om te gaan met mensen die op hen lijken.
De categorisatie in twee groepen, wij en zij, heeft consequenties voor het gedrag:

Je hebt:
• Out-group denigration. De verschillen tussen groepen worden zo groot mogelijk gemaakt
• In-group favouritism. De verschillen binnen de eigen groep worden zo klein mogelijk gemaakt.

Sociale identiteits theorie. Van Tjafel en Turner (1986)
Deze theorie stelt dat het zelfbeeld van mensen een persoonlijk en een sociale identiteit bevat.
De sociale identiteit komt tot stand op basis van de beelden die men heeft van de in-groep en de out-groep. Als mensen een negatief beeld hebben van een groep, versterkt dat het positieve zelfbeeld van de eigen groep.

De sociale identiteistheorie wordt ook wel de sociale catagorisatie theorie genoemd.
Door de categorisatie van ‘wij vs. zij’ worden groepen zichtbaarder en duidelijker van elkaar afgebakend. De neiging bestaat de eigen groep positief te beoordelen en de andere groep negatief.
Er komen dan ook waarnemingsverstoringen.
De gelijkheidsattractie hypothese. Van Byrne (1971)
Mensen hebben een voorkeur om te gaan met mensen die op hen lijken.
De categorisatie in twee groepen, wij en zij, heeft consequenties voor het gedrag:

Je hebt:
• Out-group denigration. De verschillen tussen groepen worden zo groot mogelijk gemaakt
• In-group favouritism. De verschillen binnen de eigen groep worden zo klein mogelijk gemaakt.
Sociale identiteits theorie. Van Tjafel en Turner (1986)
Deze theorie stelt dat het zelfbeeld van mensen een persoonlijk en een sociale identiteit bevat.
De sociale identiteit komt tot stand op basis van de beelden die men heeft van de in-groep en de out-groep. Als mensen een negatief beeld hebben van een groep, versterkt dat het positieve zelfbeeld van de eigen groep.

De sociale identiteistheorie wordt ook wel de sociale catagorisatie theorie genoemd.
Door de categorisatie van ‘wij vs. zij’ worden groepen zichtbaarder en duidelijker van elkaar afgebakend. De neiging bestaat de eigen groep positief te beoordelen en de andere groep negatief.

Er komen dan ook waarnemingsverstoringen.
Waarnemings theorieën.

Objectieve werkelijkheid? Ze bestaat niet.


Vertekende waarneming wordt verklaard vanuit 3 waarnemingstheorieën:
• Stereotypering
• Stigmatisering
• Attributie theorie.
Stereotypering
Vooroordelen zijn vaak gebaseerd op stereotypen.

Stereotypen zijn ...
generaliserende voorstellingen, waarbij een individueel groepslid alle kenmerken van zijn groep krijgt toegekent.

Er wordt afgezien van verschillen binnen tussen de leden van een groep. Ook blijkt dat men de behoefte heeft om zich als beter te zien dan de andere groep.

Er wordt afgezien van verschillen binnen een groep. Stereotypering kan tot negatief gedrag leiden.. Groepen in elkaars nabijheid, maar die elkaar mijden ontwikkelen negatieve beelden. Door het gebrekkige contact worden de negatieve beelden vooral versterkt.

Om stereotypen in stand te houden worden vaak ‘noodconstructies’ bedacht.

• Ontkenning van het storende element
• Het storende element wordt in een andere context geplaatst
• Erkenning van de inconsistentie, maar toch het stereotype handhaven.
Om stereotypen in stand te houden worden vaak ‘noodconstructies’ bedacht.
• Ontkenning van het storende element
• Het storende element wordt in een andere context geplaatst
• Erkenning van de inconsistentie, maar toch het stereotype handhaven.
Stigmatisering.

Een bijzondere vorm van het stereotype is het stigma.
Een hardnekkig negatief beeld van anderen. Het is een maatschappelijk brede en gangbare afwijzing en negatieve beoordeling.

Stigmatisering lokt een verhoogde kans op discriminatie en vooroordelen uit. Denk aan school, werk of in vrijetijd.

In Nederland beklagen veel met name Marokkaanse jongeren over stigmatisering door politie en justitie.

Een stigma kan lijden tot selffulfilling prophecy.
Negatief taalgebruik.

Waarnemingen worden in taal uitgedrukt.
Het taalgebruik beïnvloed omgekeerd onze.....
waarneming. Soms op negatieve wijze.

Voorbeeld: Een tv quiz Noem een wordt met mensen die zich niet weten te gedragen…
Er werd allochtoon genoemd, terwijl het asociaal moest zijn.

Allochtone Nederlanders
Nieuwkomers worden in Nederland ‘allochtone Nederlanders’ genoemd.

Volgens het CBS is een allochtoon:
iemand die of zelf in het buitenland is geboren of ten minste 1 ouder heeft die in het buitenland is geboren.
Het CSS maakt onderscheid tussen: Westerse en niet westerse allochtone Nederlanders.

Mensen uit etnische minderheden ervaren het woord allochtoon als stigmatiserend.
Het werkt, taal, op deze wijze als uitsluitingsmechanisme.

Door de negatieve associaties wordt er vaak in plaats van Haagse allochtonen bijv. Turkse Hagenaars gezegd.
Allochtone Nederlanders
Nieuwkomers worden in Nederland ‘allochtone Nederlanders’ genoemd.

Volgens het CBS is een allochtoon:
iemand die of zelf in het buitenland is geboren of ten minste 1 ouder heeft die in het buitenland is geboren.
Het CSS maakt onderscheid tussen: Westerse en niet westerse allochtone Nederlanders.

Mensen uit etnische minderheden ervaren het woord allochtoon als stigmatiserend.
Het werkt, taal, op deze wijze als uitsluitingsmechanisme.

Door de negatieve associaties wordt er vaak in plaats van Haagse allochtonen bijv. Turkse Hagenaars gezegd.
Mensen uit etnische minderheden ervaren het woord allochtoon als stigmatiserend.
Het werkt, taal, op deze wijze als
uitsluitingsmechanisme.

Door de negatieve associaties wordt er vaak in plaats van Haagse allochtonen bijv. Turkse Hagenaars gezegd.
Attributietheorie

De attributie theorie verklaard goed waarom
subgroepering binnen divers samengestelde teams tot relationele conflicten leidt.

Het probleem met attributies is dat ze op vermoedens, aannames gebaseerd zijn. De attributie theorie gaat er van uit dat mensen bij het waarnemen van verschijnselen steeds tot een geordende waarneming (willen) komen. Het blijkt moeilijk te zijn voor mensen om hun waarnemingen niet tegelijkertijd met mogelijke oorzaken te verbinden.
Het probleem met attributies is dat ze op vermoedens, aannames gebaseerd zijn.

De attributie theorie gaat er van uit dat mensen bij het waarnemen van verschijnselen
steeds tot een geordende waarneming (willen) komen. Het blijkt moeilijk te zijn voor mensen om hun waarnemingen niet tegelijkertijd met mogelijke oorzaken te verbinden.

Mensen begrijpen wat ze zien omdat ze er tegelijkertijd ook mogelijke oorzaken aan iets verbinden.

Echter waarneming en harde oorzaken zijn moeilijk te onderscheiden.
Het belangrijkste verschil bij attributie processen zijn het verschil tussen:
• Interne attributie
Het waargenomen gedrag wordt aan de bedoelingen en intenties van de handelende persoon toegeschreven

• Externe attributie.
Het waargenomen gedrag wordt toegeschreven aan de omstandigheden of aan anderen.

Zowel interne als externe attributie vinden plaats zodat de betrokkenen er zijn voordeel mee doet. Hun falen wijten mensen aan omstandigheden en het falen van anderen door hun tekortkomingen.

Bij succes is het andersom: Dat komt door jezelf. Het succes van de ander komt door omstandigheden.
Attributiefout.

De ultieme attributie fout:
Onverwacht positief gedrag wordt aan het toeval toegeschreven in plaats van als persoonlijk of typisch voor een groep. Het gedrag wordt weggeredeneerd.

Zo wordt onverwacht positief gedrag van mensen uit de ‘out group’ weggeredeneerd en blijven negatieve beelden va de outgroep in stand.
Hoe kan die negatieve waarneming van de out-group zo makkelijk bevestigd worden?
Ten eerste heerst er al een vertekende waarneming van de outgroep. De zij-groep kan niet deugen.
Ten tweede bestaat de kans dat de leden van de in-group zich anders gaan gedragen tegenover de out-group.

Hierdoor lokken ze bij de anderen gedrag uit wat aan hun verwachtingen voldoet. De zogeheten selffulfilling prophecy. Een medewerker wordt slecht behandeld, verliest de motivatie en doet geen moeite meer goed werk te leveren.

Mensen hebben het beeld wat anderen van hen hebben maar deels in de hand. Stereotypen spelen een grote rol in het ontstaan van negatieve beelden van een groep.

Stigma’s ontstaan uit negatieve imago’s die een bepaalde groep heeft.
Wanneer mensen attribueren benutten ze deze stereotiepe voortellingen.
Zelfbeeld
Iedereen heeft de behoefte om sociaal erkent en gewaardeerd te worden.

Je zelfbeeld wordt bepaald door
wie je bent als individu, maar ook door wat je bent als lid van een groep. Andere mensen delen je in in een bepaalde groep.

Ze schrijven je daardoor eigenschappen toe. Je gevoel van eigen waarde is daarom sterk afhankelijk van de sociale status waartoe de groep behoort.
Discriminatie, selectief/preventief fouilleren, het kan de verhouding tussen overheid en minderheden behoorlijk verzieken. Daarbij komt dat de etnische of religieuze identiteit een groot deel uitmaakt van hun zelfbeeld.

Als ze dus geconfronteerd worden met negatieve beelden komt dat hard aan.


Hoe kan je die negatieve spiraal nu doorbreken?
Mogelijkheden om een en ander recht te trekken is het stimuleren van contact:

De contacthypothese.
De contacthypothese.

De gelijkheidsattractie hypothese stelt dat mensen die op elkaar lijken zich tot elkaar aangetrokken voelen. De spanning tussen groepen en individuen wordt groter als er bij de waarneming geen gelijkheid is.

Volgens de contacthypothese is de contactopname met leden van andere groepen een belangrijke manier om
gelijkheid vast te stellen.
De contact hypothese voorspelt dat door versterking van het contact tussen groepen het risico van vooroordeel en discriminatie sterk vermindert.

De contacthypothese tussen groepen stimuleert cognitieve processen die in-group farouritism en de out-group denigration kunnen verzwakken. Elk lid van de groep krijgt een eigen gezicht en worden minder als groep, en meer als individu waargenomen. Op persoonlijke basis in contact komen met leden van andere groepen resulteert in het meer toeschrijven van positieve kenmerken.
De contacthypothese kan door de bindingsladder worden ingevuld:
1. Elkaar ontmoeten. Contact maken door activiteiten. Sport, spel, buurt, recreatie, school
2. Elkaar leren kennen. Opendagen kerken ed., doel elkaar leren kenen m.b.t. religie in buurt en stad
3. Samenwerken. Door samenwerken het ontwikkelen van gemeenschappelijke belangen, doelen, interesses. Buurtprojecten, moeder-kind centra
4. Hulp en ondersteuning. Streven naar 1 op1 ondersteuning tussen leden van achterstandsgroepen en anderen. Bijv. een mentor project, helpen met taal. Taalverwerving, mentor projecten.
Integratie van allochtone Nederlanders. .

Het Nederlandse beleid is veel meer gericht dan in andere landen op het bevorderen van interetnisch contact.

2 manieren:
Voornamelijk in de vrijetijd.
Contact bevorderd het hebben van minder vooroordelen. Er worden multiculturele festivals georganiseerd. Minderheden krijgen minder subsidie voor activiteiten binnen de eigen groep.
Het is niet duidelijk of dit effect heeft. Onderzoek naar het effect van deze interventies is niet of nauwelijks gedaan.

Het tweede deel van integratie bevordering is het tegengaan van zwarte scholen. Scholen zijn een belangrijk middel tot contact tussen leerlingen en ouders.
Overzicht interventies:
1. Elkaar ontmoeten
Sport en spel
Interetnische ontmoetingen op en tussen scholen
Ontmoetingen in de buurt
Recreatie en ontspanning

2. Elkaar leren kennen
In de buurt of stad
Rondom religie

3. Samenwerken
Buurtprojecten
Moeder-kind centra

4. Hulp en ondersteuning bieden
Taalverwerving
Mentor projecten
Er bestaat onderscheid tussen 2 soorten initiatieven:
Etnische initiatieven
Het samenbrengen van mensen met een verschillende culturele of religieuze achtergrond

Algemene initiatieven
Hierbij worden mensen in hun rol als ouder, buurtbewoner of bijv. musicus bij elkaar gezet.

Op deze wijze kan het voor deze mensen nuttig zijn een relatie aan te gaan zonder dat het per se iets te maken heeft met integratie of multiculturele samenleving.

• De meerderheid heeft te maken met elkaar ontmoeten: 54% Vooral bijeenkomsten op het gebied van eetcultuur en religie worden bezocht
• Elkaar leren kennen 19%
• Samenwerken 14%
• Hulp en ondersteuning 13%

De initiatieven op het gebied van samenwerking en hulp zijn etniciteit overstijgend, ze brengen allochtonen en autochtone Nederlanders bij elkaar.