Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
21 Cards in this Set
- Front
- Back
Groepsdynamica; drie invalshoeken
|
2) groepsverschijnselen: rolgedrag, groepscultuur, groepsproces en groepscohesie 3) in kaart brengen van groepsrelaties: sociogram |
|
Voordelen van wonen in een groep:
|
- afspiegeling van toekomst - affectieve functie |
|
Nadelen van wonen in een groep:
|
- prikkelversterking |
|
Vier groepsverschijnselen:
|
- groepsrollen: groepsleden vervullen rollen - groepscultuur: groepen hebben eigen waarden en normen - groepsproces: de ontwikkeling van groepen kent een specifiek proces - groepscohesie: de groep heeft een bepaalde samenhang |
|
Wisselwerking tussen groep en bewoner is geen probleem als dat rolgedrag:
|
- het halen van begeleidingsdoelen bevordert - ertoe bijdraagt dat de bewoner zich prettig voelt bij dat gedrag |
|
Groepsproces:
|
1) positie bepalen 2) grenzen verkennen 3) evenwicht 4) ontplooien |
|
Beïnvloeden van groepsverschijnselen; acht tips:
|
2) stel normen ter discussie 3) stel rollen ter discussie 4) doorzie het groepsproces 5) geef het goede voorbeeld 6) geef individuele aandacht 7) spreek soms groep als groep aan 8) stem methodiek af met collega's |
|
Sociometrie:
|
evt met behulp van een sociogram |
|
Algemene vaardigheden van de woonbegeleider:
|
- omgaan met regels - motivatie, enthousiasme en humor gebruiken - coachen en leidinggeven - systeemgericht werken - bevorderen van (re)socialisatie |
|
Omgaan met agressie:
|
aansturen op een geweldloze oplossing met behoud van eigenwaarde voor woonbegeleider en bewoner |
|
Omgaan met agressie, zeven vaardigheden: |
2) laat uitrazen, maar negeer bedreigingen 3) erken beleving, achterhaal oorzaak 4) beroep je niet op regels van anderen 5) spreek de ander 'op de volle breedte' aan 6) voorkom gezichtsverlies 7) treed onmiddellijk op bij correcties |
|
Aandachtspunten bij het omgaan met regels:
|
2) beroep je op het nut van de regel 3) stel niet meer regels dan per se nodig is 4) zorg voor een consequente, onmiddellijke toepassing 5) zorg voor een duidelijk sanctiebeleid |
|
Zeven aandachtspunten bij straffen:
|
2) voorkom onnodig kwetsen 3) onmiddellijk 4) niet als je zelf driftig bent 5) rechtvaardig 6) gedoseerd 7) begin na de straf met een schone lei |
|
Twee belangrijke aspecten van de beroepshouding van de woonbegeleider:
|
- gevoel voor humor |
|
Aandachtspunten relativeringsvermogen:
|
2) jij hebt geen schuld 3) jij hebt een beperkte invloed 4) te grote betrokkenheid is schadelijk voor de bewoner |
|
Functioneringsniveau (FN) van de bewoner:
|
Willen Kunnen: brengt in beeld in hoeverre er sprake is van bekwaam zijn - ervaring van de bewoner - opleidingsniveau - mate waarin een bewoner in staat is zelfstandig oplossingen te vinden - mate waarin een bewoner inzicht heeft in het eigen gedrag/begeleidingsdoel Willen: graad van motivatie - mate waarin de bewoner behoefte heeft aan verantwoordelijkheid - mate waarin de bewoner beschikt over doorzettingsvermogen - plezier dat de bewoner aan activiteiten beleeft - mate waarin de bewoner behoefte aan zelfstandigheid heeft |
|
Vier functioneringsniveau 's:
|
- FNa: onbekwaam en gemotiveerd - FNb: onbekwaam en niet gemotiveerd - FNc: bekwaam en niet gemotiveerd - FNd: bekwaam en gemotiveerd |
|
Vier stijlen van (bege)leiden:
|
- Stijl B: hoge doelgerichtheid, lage bewonersgerichtheid - Stijl C: lage doelgerichtheid, hoge bewonersgerichtheid - Stijl D: lage doelgerichtheid, lage bewonersgerichtheid |
|
Het cliëntsysteem: |
netwerk van sociale relaties van de bewoner, dat een belangrijke invloed heeft op zijn functioneren |
|
Systeemgericht werken:
|
- nieuwe doelen vaststellen en bijstellen |
|
|
|