• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/73

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

73 Cards in this Set

  • Front
  • Back

ergens niet in slagen terwijl je gedacht had dat het makkelijk zou lukken

de kous op de kop krijgen

przedzierać, przedrzeć się, iść z trudem

ploegen

co prawda, wprawdzie

weliswaar

niejasny, niewyraźny

vaag

ponieść konsekwencje, doigrać się;

voor iets moeten opdraaien, de pineut zijn, de klos zijn

met de gebakken peren zitten

przesuwać, odkładać

opschuiven

wtargnąć, wniknąć, wedrzeć się, przenikać

doordringen

gorzko się rozczarować;

ergens slecht van afkomen terwijl je hoge verwachtingen had

van een koude kermis thuiskomen

utrzymywać, podtrzymywać

handhaven

stukać, ubijać
aankloppen
roszczenie się, domaganie, żądanie
de claim
załatwiać
afhandelen

odsyłać kogoś od Annasza do Kajfasza;


steeds doorgestuurd worden, zodat je geen antwoord krijgt op je vraag, van Pontius naar Pilatus gestuurd worden

iemand van het kastje naar de muur gestuurd worden

zich intensief bezighouden met

zich op iets storten
wyjadać słodycze, łasować

snoepen

krzyczeć, wrzeszczeć

joelen

wrzeszczące, rozwrzeszczane dzieci

joelende kinderen

nie układać się, nie powieść się, psuć się;


vastlopen, mislukken, fout gaan, verkeerd lopen

spaak lopen

często, niejednokrotnie
dikwijls
zbywać kogoś byle czym, karmić kogoś złudzeniami;

iemand blij maken met iets wat achteraf tegenvalt

iemand blij maken met een dode mus
przemowa, mowa;

de toespraak, de rede

de oratie

mianować, zatrudniać, wyznaczać

aanstellen

ówczesny, były

toenmalig

mieszanie się, wtrącanie się

de inmenging

grozić, zagrozić

dreigen

hokeista

de ijshockeyer

regularny, regularnie

regulier

klęska, porażka

de nederlaag

puchar

de beker

doznać porażki;


verslagen worden, verliezen

het onderspit delven

operator pogłębiarki

de baggeraar

dać komuś kosza;

afgewezen worden door iemand met wie je een relatie wil, je wil met iemand een relatie beginnen maar je wordt afgewezen

een blauwtje lopen

kosz na śmieci

de prullenbak

złota rączka

manusje van alles

pilnować swojego nosa;


iemand zijn eigen zaken laten regelen, zelfstandig zijn, op eigen benen staan

iemand zijn eigen boontjes laten doppen

rozrywkowy;


soms grappig

vermakelijk
sceny z życia, malarstwo rodzajowe

taferelen

towarzysz, opiekun, osoba towarzysząca

de begeleider

zdarzać się

overkomen

stać na własnych nogach

op eigen benen staan

Ik sta op eigen benen.

dawać sobie radę, radzić sobie

zijn plan trekken

Ik trek mijn plan.



zawieść kogoś, zostawić kogoś na lodzie;

iemand niet (meer) helpen als hij je nodig heeft

iemand in de steek laten
zabrać
weghalen
murarz

de metselaar

hodowca węgorzy

de palingweker

niet geselecteerd worden, niet mogen meedoen

buiten de boot vallen

być ofiarą;


degene zijn die de nadelen ondervindt

de klos zijn
ofiara
het slachtoffer
widowisko

het spektakel

być zwariowanym na jakimś punkcie, uwielbiać coś, przepadać za czymś;


verzot op, graag, leuk vinden

dol op zijn

ik vind het leuk

ik ben dol/verzot op iets

obojętny, niewrażliwy
onverschillig

jednostka, osoba

de enkeling
zdecydowany przeciwnik

de uitgesproken tegenstander

strajk

de staking

miłośnicy walk byków;


mensen die dol zijn op stierenvechten

de stierenfreaks

zostawić kogoś własnemu losowi;


links laten liggen, in hun eigen vet laten weken, negeren

in hun sop gaar laten koken

na zawsze, na dobre

voorgoed

obrzęd, rytuał

de rite

zacofany

achterlijk

skończyć się
aflopen

Jak to się skończyło?

Hoe is het afgelopen?

fałszować

vervalsen

fałszować dokumenty

papieren vervalsen

przyłapać kogoś;


betrapt worden

tegen de lamp lopen

wielkoduszny;


gul, genereus

ruimhartig

zniknąć;


noch het ene noch het andere krijgen

tussen wal en schip vallen

napotykać, napotkać;

als je plots iets tegenkomt

stuiten op
wystarczający

toereikend

szczęście sprzyja, dobrze się powodzi;


alles is rooskleurig, het gaat prima

het voor de wind gaan
zakładać

vestigen

łopata

de schop

pokoje na wynajem

op kamers