Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
41 Cards in this Set
- Front
- Back
Wat is een woord clause en in welke twee vormen kan je ze onderscheiden?
|
1. Een woord clause bestaat uit een subject en een verb die samen werken
2. Dependent clause (kan niet in zijn eentje staan) Indipendent clause (kan op zijn eentje staan) |
|
Wat is een Phrase en wat is het verschil tussen een phrase en een clause?
|
1.Een groep woorden die iets over het onderwerp of predicate verteld en die niet op zichzelf kan staan.
2. Een phrase heeft geen verb - subject, een clause wel. |
|
Een adverb clause is dependent of indipendent?
met welke signaalwoorden wordt een adverb clause aangegeven? |
1.Dependent
2. after,before,when,while,as,as soon as, since, until, once, as/ so long as, whenever, by the time, every time. |
|
wordclasses - rekenkundig ontleden
1. Hoe vind je "the verb"? 2. Hoe vind je "the subject"? 3. Hoe vind je "the direct object"? 4. Hoe vind je "the place"? 5. Hoe vind je "the time"? |
1. De zin in een andere tijd zetten
2. Wie/wat te vragen aan "the verb" (persoonsvorm) 3. Door een vraag te stellen aan verb +subject 4. Door je zelf te vragen: Where? 5. Door je zelf te vragen: When? |
|
Waar hoort "the time" in de zinstructuur te staan?
|
Aan het begin of aan het einde van de zin.
( frequent sc mistake in GMAT) |
|
Wat is taalkundig ontleden?
|
Je geeft elk woordje van de zin een apparte beteknis
|
|
Wat is een "Article" en waar vind je het in de zin?
|
1. Een article (lidwoord) is a, an and the
2. Je vind het voor een noun (zelfstandig naamwoord) |
|
Wat is een noun?
|
Een zelfstandignaam woord waar je:
1. Overal waar je een article voor kan zetten: a, an or the 2. namen van personen, plaatsen en bedrijven. 3. The gerund, een verb +ing dat wordt gebruikt als een noun |
|
Wat is een Adjective en wat betekend het?
|
1.Een bijvoegelijk naamwoord.
2. Het verteld wat iemand of iets is. 3. Het wijzigt de betekenis van de noun. vb: John is a good player |
|
Wat is een adverb en wat betekent het?
|
1. Bijwoord
2. Het zegt hoe iets gebeurt of hoe iets gedaan wordt. 3. Het zegt iets over het bijvoegelijk naamwoord. VB: John plays well VB: Johs is an extremely good player |
|
Wat is een preposition?
|
Geeft een gramaticale relatie tussen:
1. tijd: at, on, in, for 2. plaats en beweging: in, on, at, in front of [bekijk lijst uit samenvatting] |
|
Wanneer is een zin active/ passive?
|
A -> persoon begint in de zin ( i can repair it)
p -> anders ( it can't be repaired) |
|
Wat is een modifier
|
Een modifier verteld iets over: tijd, plaats of manier van actie. De modifier volgt meestal het leidend voorwerp.
|
|
Wat voor een soort modifier's heb je?
|
1. adjective modifier (the child wants a yelow baloon)
2. adverb modifier ( the child walked slowly out of the class) 3. preposition modifier ( the panter moved trough the grass) 4. -ing modifier (the woman flying that plane) 5. ed modifier ( the clothing lines produced by some singers are very expensive) 6. dependend clause modifier ( micheal jordan, who is now 40 years old, is still one of the best basketball players) |
|
Wat voor een soort modifier errors zitten er in de GMAT?
|
1. misplaced modifiers ( onderwerp is aanwezig, maar ver van de modifier af)
2. Dangeling modifiers ( het onderwerp waar de modifier naar verwijst is niet aanwezig) 3. squinting - de modifier, verwijst naar twee of meer onderwerpen. [ bekijk voorbeelden uit de samenvatting] |
|
Hoe moet een modifier error gecorigeerd worden?
|
1. Een modifier moet in de zin zo dicht mogelijk geplaats worden bij hetgene waar het betrekking op heeft;
2. Als een zin met een phrase begint, zorg ervoor dat het onderwerp erachter wordt geplaatst. |
|
Wat is een pronoun
Wat moet je weten voor de GMAT m.b.t. pronouns'? |
1.Een pronoun is een persoonlijk voornaamwoord
2. Wanneer je welke pronouns gebruikt. tip: pronouns buiten de zin zijn even belangrijk als in de zin |
|
Welke persenol soorten persenol pronouns bestaan er?
|
subjective - possesive - objective
s1 i - my,mine - me s2 - you - your, yours - you s3 - he/she/it - his her its* - him/her/it p1 - we -our(s) - us p 2 - you -your(s) - you p3 - they -their(s) - them * gebruik niet it's |
|
Wanneer gebruik je een subjective pronoun, objective pronoun en een possesive pronoun?
|
1. subjective: als de pronoun een actie maakt
2. objective: als de pronoun een actie ontvangt 3. possesive - bezittelijk 3.1 als de pronoun voor het object komt: my pen 3.2 als de pronoun na het object komt: the pen is mine |
|
Wat is een indicativa pronoun?
|
Een aanwijzend voornaamwoord
dichtbij - verwerg singulair - this - that plural - these - those ( frequent sc mistake in GMAT) |
|
wat zijn reflexive pronouns?
|
Als de actie gegeven en genomen wordt door de persoon: myself, youself, himself, herself, itself, oneself,ourselfs,yourselves, themselves.
Mogelijke fout in gmat: reflexive pronouns kunnen overtollig zijn en dienen gelimineerd te worden voorbeelden waarbij de r pron overbodig is: i dressed myself i got up myself |
|
Wat zijn irrogative pronouns?
En wanneer worden ze gebruikt? |
1.what, who, whome*, whose
2. in vragende zinnen 3.1 what verwijst naar een persoon 3.2 who verwijst naar een subject(ief) ( gevolgd door een verb) 3.3 whome verwijst naar een object(ief) 3.4 whose verwijst naar een bezit tip: ben je niet zeker van who / whom? maak van de zin een vraag, vb: who should i speak about this matter? antwoord: to him ( him is obj pronoun) dus whome ( frequent sc mistake in GMAT) |
|
Wat is een relative pronoun?
Indien er in de zin een relative pronoun staat, wat bepaald of de second clause singulair of plural is? |
1.Een relative pronoun verbind een ondergeschikte zin met de rest van de zin. R pronouns zijn:
that, which,who, whose, whom. 2. the noun voor het Relative pronoun bepaalt of de verb in de 2e clause singulair of plural is. |
|
Wanneer gebruik je who als Relative pronoun en wanneer whom?
|
who--> als de pronoun de actie vormt
whom--> als de pronoun een actie ontvangt |
|
Binnen de gmat geld dat:
1. Als de pronoun singulair is, dan is de noun (?) 2. Als de pronoun plural is, dan is de noun(?) |
1. singulair
2. plural |
|
1. wanneer either, neither, less, littel, much, -one, - body of -thing in de zin staat dan is de verb s/p?
2. wanneer both, few, fewer,many,others,several in de zin staat dan is de verb s/p? |
1. singulair
2. plural |
|
Een pronoun mag naar 1/ meerdere nouns verwijzen?
|
naar 1 noun, als de pronoun naar meerdere nouns verwijst, heb je de fout gevonden.
|
|
Een pronoun moet consistent zijn, dat betekend:
|
I - verwijst naar - my
you - verwijst naar - yours it - verwijst naar - its he - verwijst naar - his she - verwijst naar - her we - verwijst naar - our you - verwijst naar - yours they- verwijst naar - theirs |
|
subject /verb agreement
Waar kijk je op de gmat naar? |
- als het onderwerp singulair is, moet het werkwoord ook singulair zijn.
- Als het ondwerwerp plural is, moet het werkwoord ook plural zijn |
|
In de regel geldt dat:
1. noun+ s = plural/singulair 2. verb+s = plural/singulair |
1. plural
2. singulair |
|
Wanneer er meerdere noun's in de zin staan, bepaald de ....noun of "the verb" singulair of plural is.
|
main noun
|
|
1.als de noun voor together with, as well as en along with singulair is, en de noun erna plural, dan is the verb?
2.als de noun voor together with, as well as en along with plural is, en de noun erna singulair, dan is the verb? 3.als er and als verbindings woord wordt gebruikt, dan is the verb ( indien er meerdere noun's aanwezig zijn? |
1.singulair
2.singulair 3.plural |
|
Stel de zin wordt verbonden met or/nor, wat bepaalt dan of the verb singulair of plural is?
|
the subject dat het dichts bij or of nor staat, bepaald of de verb singulair of plural is. (subj -> singulair --> verb singulair)
|
|
positive/negative sentence.
welk gedeelte bepaalt de vorm van the verb |
the positive sentence
|
|
Bij onbepaalde voornaamwoorden zoals such and some - zijn singulair or plural. dit hangt af van?
|
het object waar naar verwerzen wordt.
non counteble nouns: whole group consisting of similair items: traffic,clothing,food,cahs etc. fluids: water blood,oil etc solids: wood,meat,bread,butter,ice,gold etc gases: air,smoke,pollution etc. abstractions: advice,beauty,courage,education languages, fields of study,recreationalsport activities (used as gerunds) drinving,fishing,hiking etc. natural occurances: darknes, electricity,fire etc |
|
1.the number = s/p
2.a number =s/p |
1.s
2.p |
|
Wat is een comparisons?
|
Een vergelijking.
In zinnen worden vergelijkingen gemaakt, sommige vergelijkingen zijn niet logisch. Je kan appels niet met peren vergelijken, appels met appels wel! {nooit de enigste fout in de gmat} |
|
En welke keywords kan je een comparison herkennen?
|
key words: those of, compared to,other,as much as,les than,that of,more than, as,than,like
|
|
wat is parallelism
|
zinsdelen de gramaticaal paralel aan elkaar gelijk moeten zijn (nouns,verbs,adjectives,adverbs)
|
|
hoe herken je parallelism?
|
Door de volgende zinsconstructies:
- Either x or y - Neither x or y - not only x but also y - both...and |
|
Coordinating conjunctions
|
Zinnen die worden verbonden door verbindingswoorden, dienen gramaticaal hetzelfde te zijn. (nouns,verbs,adjectives,adverbs)
|