Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
10 Cards in this Set
- Front
- Back
- 3rd side (hint)
Produceren |
Het maken van goederen en het leveren van diensten |
Het maken van … en het leveren van… |
|
Bedrijfs kolom |
Alle bedrijven die meewerken aan een product |
Alle … die meewerken aan een … |
|
Toegevoegd waarde |
hoeveel een product telkens meer waard wordt doordat een bedrijf het product bewerkt |
Hoeveel een … meer waard wordt doordat een bedrijf het … bewerkt |
|
Productiekosten |
Alle kosten die je maakt bij het produceren |
Alle … die je maakt bij het … |
|
Productiesectoren |
Agrarisch bedrijf Industriële bedrijf Dienstverlenende bedrijf |
3 namen |
|
Ondernemer |
Iemand die met een eigen bedrijf zijn inkomen verdient |
Iemand die met een eigen … zijn … verdient |
|
Productie factoren |
Alles wat je nodig hebt om te kunnen produceren natuur arbeid en kapitaal |
Alles wat je nodig hebt om te kunnen … zoals boom zelf doen machine |
|
Concurrenten |
Bedrijven die dezelfde soort producten verkopen |
Bedrijven die dezelfde soort … verkopen |
|
Winst |
Het bedrag dat je overhoud nadat alle kosten van de opbrengst zijn afgehaald |
Het … dat je overhoud nadat alle kosten van de … zijn afgehaald |
|
Verlies |
De kosten zijn hoger dan de opbrengsten |
De … zijn hoger dan de … |