Related Essays

  • Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/379

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

379 Cards in this Set

  • Front
  • Back

achternaam
surname
familie
family
geven
to give
hebben
to have
heten
to be called (Ik heet...)
de huisarts
family doctor
het jaar
year
komen
to come
de man
man
met
with
de naam
name
nu
now
het nummer
number
op
on, at
uit
from
de voornaam
first name
de vrouw
woman
werken
to work
de winkel
the shop
wonen (Ik woon in een huis.)
to live (I live in a house.)
zijn:
Ik ben...
Jij bent...
Hij/Zij is...
Wij/Jullie/Zij zijn...
to be
bedankt, dank(u/je)
thank-you
bij
at
en
and
hoe (Hoe heet jij?)
how (What is your name? Literally: How are you called?)
de maneer
sir
de mevrouw
madam
nieuw
new
de vader
the father
vandaan (waar kom je vandaan?)
from (where do you come from?)
voorstellen
to introduce
waar
where
wat
what
welkom
welcome
wie
who
zitten
to sit
de zus
the sister
de broer
brother
de zoon
the son
de dochter
the daughter
de moeder
the mother
het adres
the address
bellen
to call (phone)
fijn
nice, great, lovely
gaan
to go
geen (Ik heb geen kip)
no (I have no chicken.)
goed
good
het huis
the house
kijken
to look
niet
not
ook
also, too
de plaats (stad)
the town (city)
de postcode
the postcode
staan
to stand, be
de straat
the street
het telefoonummer
the telephone number
vandaag
today
volgen (volgende)
to follow (next)
welk
which, what
ja
yes
nee
no
de geboortedatum
the date of birth
de geboorteplaats
the birthplace
het geslacht
the gender
de handtekening
the signature
hier
here
de nationalieit
the nationality
Nederlands(e)
Dutch
onder
under, at the bottom
daar
there
dan
than
leuk
nice
de mobiele telefoon
the mobile telephone
naar
to
het restaurant
the restaurant
snel
quick(ly)
de student, de cursist
the student
studeren
to study
de afspraak
the appointment
de minuute
the minute
net (tijd)
just
over (Ik loop over het park.)
about (I walk about the park.)
over
in
te
too
thuis
home
de tijd
time
het huur
the hour
Het is acht uur.
It's 8 o'clock.
veel
many
de avond
the evening
kunnen
can, to be able to
morgenmiddag
tommorow afternoon
de ochtend
the morning
of
or
aflopen
to end
beginnen
to begin
doen
to do
eten
to eat
het feest
the party
half (half zes)
half (5:30)
het kwart (kwart voor twalf)
quater (quarter before 12)
laat
late
lang
long
over (Het is kwart over drie)
past (It's quarter past 3)
voor (Het is kwart voor negen.)
before (It's quarter before 9.)
vanavond
tonite
vanmiddag
this afternoon
de verjaardag
the birthday
de vriend
the friend
ander
other
de bus
the bus
het centrum
the center (of the city)
de dag
the day
de datum
the date
hoeveel
how much, how many
de les
the lesson
de maand
the month
het station
the station
vaak
often
tot (van... tot)
from... to
vrij
free
de week
the week
feliciteren
to congratulate
geboren
born
hartelijk gefeliciteerd
warmest congratulations (birthday)
jarig
birthday
jong
young
het station
the station
vaak
often
tot (van... tot)
from... to
vrij
free
de week
the week
feliciteren
to congratulate
geboren
born
de bakker
the baker
het brood
the bread
het glas
the (drinking) glass
kopen
to buy
de wijn
the wine
de aardappel
the potato
de appel
the apple
de banaan
the banana
boodschappen
food shopping
drinken
to drink
het fruit
the fruit
groente
vegetables
houden van
to like
de kaas
the cheese
de kip
the chicken
kiezen
to choose
kosten
to cost
lekker
nice, tasty, good
lusten
to like
maken
to make
de melk
the milk
mogen (Mag ik even de kaas?)
to be able to (May I have the cheese please?)
nooit
never
het ontbijt
the breakfast
de rijst
the rice
de school
the school
de thee
the tea
de vis
the fish
het vlees
the meat
het water
the water
zo
so
bier
beer
alstublieft, alsjeblieft
please
bruin
brown
de champigon
the mushroom
duur
expensive
het ei
the egg
goedkoop
cheap
de markt
the market
de slager
the butcher
de supermarkt
the supermarket
de tomaat
the tomato
de verkoper
the salesperson
wit
white
dorst (ik heb het dorst)
thirst (I am thirsty)
gezellig
to get
iets
something, anything
de koffie
the coffee
bestellen
to order
warm
warm
koud
cold
mooi
beautiful, nice
alles
all
klein
small
nemen
to take
de prijs
the price
waarom
why
het appartment
the apartment
het rijtjehuis
row house
achter
behind
het bad
the bath
de badkamer
the bathroom
de flat
the flat
het beetje
a little
groot
big
de hal
the hall
de kamer
the room
de kast
the cupboard, the dresser
de keuken
the kitchen
licht
bright
muziek
music
natuurlijk
naturally
het raam
the window
de slaapkamer
the bedroom
het toilet
the toilet
de tuin
the garden
de werkkamer
the study (room)
de woonkamer
the living room
helpen
to help
huren
to rent
te huur
for rent
moeten
must, have to
zien
to see
zoeken
to look
bank (meubel)
couch, sofa
het bed
the bed
echt
real(ly)
erg
very
het kussen
the pillow
de meubels
the furniture
de stoel
the chair
de tafel
the table
zonder
without
de kleur
the color
prima
excellent
spreken
to speak
vanaf (T-shirts: vanaf 10 euros.)
from (T-shirts: from 10 euros.)
fantastisch
fantastic
het geld
the money
de auto
the car
balzak
ball sack
de fiets
the bike
reizen
to travel
het boek
the book
de computer
the computer
de kaart
the map
lopen
walk
niks/niets
nothing
over
over
het plein
the square
rechts
right
links
left
de universiteit
the university
vlakbij
close
ver
far
de weg
the road (way)
de feestdag
the holiday
heel
very
kaart
ticket
korting
discount
gesloten
closed
de reis
the trip
het retour
round-trip
enkele reis
one-way
's morgens
mornings
tijdens
during
de trein
the train
vertrekken
to leave
de kassa
the check out
morgen
tommorow
na
after
de ouders
the parents
oversteken
step over, walk over
rechtdoor
straight ahead
s middags
in the afternoon
uitsteppen
to get off (of a train or bus)
elk
every, each
de woonplaats
the place of residence
de bloes
the blouse
de jas
the coat
de jurk
the dress
de rok
the skirt
de sok
the sock
bank
bank
de broek
trousers
dragen
to wear
geel
yellow
de gympen
sneakers
de kleren
the clothes
kort
short
het overhemd
the shirt (dress shirt)
paars
purple
het pak
the suit
de pet
the cap
de politie
the police
de schoen
the shoe
de spijkerbroek
the jeans
de stropdas
the tie
de trui
the sweater
het voorjaar
spring
de zomer
the summer
blauw
blue
de bril
the glasses
groen
green
het haar
the hair
de jongen
the boy
het meijse
the girl
de klas
the class
rood
red
gisteren
yesterday
kapot
broken
de maat
the size
ruilen
to return
de bushalte
the bus stop
de dame
the lady
elkaar
each other, one another
de kapper
hair dresser
eigenlijk
actually
thuisblijven
to stay at home (ex. Julia thuisblijt op elke dag.)
de film
the film
de bioscoop
cinema
daarna
after that, afterward
eerst
first
honger (Ik heb het honger)
hunger (I am hungry)
straks
later
want
because, for
de biefstuk
the steak
de cintroen
the lemon
de fles
the bottle
gebakken
baked, fried
gegrilde
grilled
nog
even
de saus
the sauce
de taart
the dessert (specifically cake or pie)
de werkdag
the working day
de bloem
the flower
koken
to cook
de suiker
the sugar
slecht
bad
het voetbal
football
het dier
the animal
door
through
gratis
free
de informatie
the information
open
open
het park
the park
de toegang, de ingang
the entrance
zwart
black
grijs
gray
oranje
orange
dag
day
winter
winter
herfst
autumn
verkoopen
to sell
nul
zero
een
one
twee
two
drie
three
vier
four
vijf
five
zes
six
zeven
seven
acht
eight
negen
nine
tien
ten
elf
eleven
twalf
twelve
dertein
thirteen
viertein
fourteen
vijftein
fifteen
zestein
sixteen
zeventein
seventeen
achttein
eighteen
negentein
nineteen
twintig
twenty
dertig
thirty
viertig
forty
vijftig
fifty
zestig
sixty
zeventig
seventy
tachtig
eighty
negentig
ninety
hondred (tweehondred, driehondred)
hundred (two hundred, three hundred)
duizend (tweeduizend, drieduizend)
thousand (two thousand, three thousand)
meestal
usually