• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/15

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

15 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Vraag 1
Het proces van globalisering kent drie aspecten, nl. economische, sociale en culturele aspecten. Beschrijf wat hiermee wordt bedoeld. Neem Nederland als voorbeeld in uw beschrijving.
Antwoord pagina 22 Blom:

• De economische vervlechting van landen en werelddelen in de vorm van de handel en produc-
tie van goederen en diensten.
Economische globalisering heeft een eeuwenlange geschiedenis. Door de ontwikkeling van de telecommunicatie bevindt zij zich sinds de jaren tachtig in een versnellingsproces. Te denken valt aan bv. De VOC handelsonderneming vanaf de zestiende eeuw en de in- en export van bijvoorbeeld bloemenbollen die tegenwoordig plaatsvindt.

• De sociale vervlechting van landen.
Het beste zien we deze in de vorm van migratiebewegin-
gen die in principe vooral de richting hebben van armere naar rijkere landen. Zowel het uitzendende (armere) als ook het ontvangende (rijkere) land kan hiervan de vruchten plukken.

Deze bevolkingstrek is zo grootschalig dat ze voor de betrokkenen landen ook ontwrichtend
werkt. Te denken valt aan de stroom gastarbeiders in de jaren ’60 die ons land kenmerkte. Vooral hoogopgeleide mensen of mensen met een hoge arbeidsethos verlieten het moederland, hetgeen niet bevorderlijk was voor het moederland. Daarbij werden de arbeiders in Nederland niet optimaal gewaardeerd naar hun (intellectuele) vermogens en verliep de integratie bij lange na niet optimaal.

• De culturele vervlechting van landen.
Ook op cultureel gebied lijkt de wereld steeds meer op
één stad. Toch wordt dit proces door tegenstrijdigheden gekenmerkt. Naast culturele eenvormigheid zien we steeds meer spanningen tussen culturen. Te denken valt aan culturele moeilijkheden in, met name, de grote steden.
Vraag 2
Bedrijf ‘Agorafobie de deur uit’ is een onderneming die zich heeft gespecialiseerd in allerlei angst- stoornissen. In de loop der jaren is ‘Agorafobie: de deur uit’ behoorlijk gegroeid en hebben ze twee vestigingen in Zuid-Amerika en Azië. Het hoofdkantoor is in Nederland gevestigd, maar niet alles wordt vanuit Nederland geregeld. Zo is de loonadministratie sinds twee jaar in Azië gevestigd. Hoe noemen we het verplaatsen van dienstverlening naar, in dit geval, Azië?
Antwoord, pagina 29 Blom:

Offshoren. Allerlei dienstverlenende activiteiten als laagwaardige informatietechnologie, callcenters, maar ook werk voor hoger opgeleiden, zoals in de ICT, kunnen naar de goedkoopste aanbieders uitbesteed of verplaatst worden.
Vraag 3
Bij het bedrijf ‘Agorafobie de deur uit’ is er sprake van behoorlijk wat competitie tussen de onder- linge vestigingen. Vooral ‘Nederland’ en ‘Zuid-Amerika’ hebben moeite met samenwerken. Tussen de medewerkers van de vestigingen bestaan vooroordelen. Omschrijf aan de hand van de vooroor- deelspiraal op pagina 65 hoe deze vooroordelen in stand worden gehouden en kunnen escaleren tot buitensluiting, discriminatie of zelfs racisme.
Antwoord, pagina 65 Blom:
Vooroordeelspiraal zoals op pagina 65:
1. De ‘wij’- groep ontwikkelt vooroordelen t.o.v. de ‘zij’-groep.
2. Communicatieproblemen.
3. Vooroordelen worden bevestigd.
4. Vooroordelen worden omgezet in negatief gedrag.
5. Weer terug naar punt 1. Etcetera.

Voorbeeld uitwerking adhv casus. Er zijn uiteraard meerdere goede antwoorden mogelijk. Ad 1. Nederlanders denken dat de Zuid-Amerikanen ‘lui’ zijn.
Ad 2. Er zijn geen informele contacten mogelijk door de afstand, weinig open communicatie, en- kel via telefoon en e-mail is communicatie mogelijk. In de praktijk wordt alleen via e-mail met elkaar overlegd. Taal vormt hierin een barrière, tijdsverschil ook.
Ad 3. De Zuid-Amerikanen hebben een minder directieve manier van communiceren en een meer laissez-faire houding, hetgeen de stereotypen bevestigen. Deadlines worden niet ge- haald. Harde afspraken niet nagekomen. Als wordt afgesproken om 12.00 uur te mailen, komt het mailtje vaak pas om 12.30 uur, hetgeen voor flinke irritatie bij de Nederlanders zorgt.
Ad 4. Irritatie wordt omgezet in buitensluiten van de Zuid-Amerikaanse partij. Er wordt nauwe- lijks nog overlegd met de Zuid-Amerikanen. Belangrijke klussen worden niet meer naar hen toegeschoven.
Vraag 4
Probeer in eigen woorden weer te geven wat een ‘selffulfilling prophecy’ is en geef een zelfverzonnen voorbeeld dat past bij de richting G&Z.
Antwoord, pagina 72 Blom:

Selffulfilling prophecy is je bij anderen gedrag onbewust uitlokt dat je verwachting slechts bevestigd. Stel dat je verwacht dat een cliënt niet zal meewerken aan je behandeling.

Je zal hem in je benadering geen 100% toewijding en empathie bieden, zowel verbaal als nonverbaal, waarop de cliënt zeker zal reageren met minder inzet en toewijding.

Hier reageer jij als therapeut weer op door afwijzend te reageren of misschien zelfs wat streng (waarom doe je niet mee, waarom heb je je opdracht niet gemaakt, waarom toen je geen inzet), met als resultaat dat de cliënt wellicht zelfs
helemaal afhaakt.
Vraag 5
Elsje is 42 jaar en werkt als psycholoog bij een GGZ instelling. Bedenk wat haar ‘gelaagde identiteit’ zou kunnen zijn.
Antwoord pagina 101 Blom:

Onder gelaagde identiteit verstaan we de vereniging in het zelfbeeld dat je tot verschillende groepen behoort (geslacht, regio, religie, land van herkomst, generatie, huidige woonplaats, et cetera).

Bovendien word je door anderen tot bepaalde groepen gerekend (sociale identiteit). Het gaat er dan om die verschillende identiteiten op elkaar af te stemmen.

Bij Elsje zou het dus kunnen gaan om de vereniging van verschillende groepen, bv. Vrouwelijk, komend uit Limburg, Rooms-katholiek, Nederlandse, woonachtig in Leiden en behorend tot de hogere klasse.
Vraag 6
Li Min is drie jaar geleden vanuit China als naar Nederland gekomen. Ze werkt in het Chinese restaurant van haar oom waar ze lange dagen maakt. Als ze heel eerlijk is, moet ze toegeven dat ze eigenlijk haast nooit buiten komt. In de drie jaar dat ze nu in Nederland is, is ze 4x naar de stad geweest. Verder werkt ze, leest ze haar Chinese literatuur, kijkt ze via de satelliet naar haar favoriete soapserie in China of kletst ze wat met haar nichtjes en tantes.
Hoe noemen we deze adaptatiestrategie en waarom?
Antwoord pagina 113 Blom:

Hier is sprake van separatie. Leden van minderheden mijden contact met de meerderheid. Ze koesteren hun eigen cultuur en identiteit.
Vraag 7.
Leg in eigen woorden uit wat de termen etnocentrisme en racisme betekenen. Geef ook aan hoe deze termen zich tot elkaar verhouden.
Antwoord pagina 146 Blom:

Etnocentrisme wil zeggen dat mensen de verschillen tussen culturen niet accepteren en hun eigen
cultuur als iets beters zien.

Racisme is het gevoel dat je door anderen wordt aangevallen of geringschattend wordt beoordeeld, omdat bepaalde fysieke kenmerken of sociale kenmerken de anderen tot de waarneming leiden dat ze moreel of intellectueel superieur zijn je de daarom slecht mogen behandelen (pagina 82).

Etnocentrisme leidt tot een negatief oordeel over aspecten van andere culturen. Het bijbehorende zwart-witdenken in wij-groep en zij-groep benadrukt de verschillen. Daarom leidt etnocentrisme vaak tot discriminatie en soms zelfs tot racisme (pagina 146).
Vraag 8
Stel dat de Nederlander Frans een werkoverleg heeft met Karl uit Duitsland. Karl werkt in een sterk traditioneel bedrijf. Geef Frans vier tips over hoe hij het beste met Karl kan omgaan, in het kader van de machtsafstand.
Vraag 8

Antwoord pagina 148-150 Blom:
Karl komt uit Duitsland. Dit is een sterk hiërarchische samenleving. Enkele tips aan Frans zouden
kunnen zijn:

1. Omdat statusposities bepalen met wie je communiceert en hoe je dat doet is het cruciaal dat Frans zijn statuspositie duidelijk maakt. Hij zal Karl moeten informeer over zijn hiërarchische positie, titels, ervaringen, expertise, zonder op te scheppen of te overdrijven.
2. Behandel mensen naar hun statuspositie.
3. Toon respect voor hiërarchie en handel ernaar.
4. Medewerkers verwachten en krijgen toezicht en controle.
5. Medewerkers onderdrukken hun ware gevoelens en blijven glimlachen. Laat je hierdoor niet
misleiden.
6. Houd er rekening mee dat de besluitvorming sneller gaat dan in culturen waarin overleg en het bereiken van consensus belangrijker is.
7. Houd er rekening mee dat de omgang tussen de hiërarchische niveaus of tussen oudere en jongere medewerkers met spanningen verbonden is.
8. Niet vergeten: niet alle medewerkers van zakelijke partners hebben toegang tot dezelfde infor- matie.
9. Contacten leggen gaat het beste via tussenpersonen met een hoge status.
Vraag 9
Wat is een lowcontextcultuur?
Antwoord pagina 165 Blom:

In een lowcontextcultuur wordt duidelijk, direct en expliciet gecommuniceerd. Het grootste deel van de informatie wordt expliciet uitgesproken of op papier gezet. Er wordt vrij weinig informatie tussen de regels door of stilzwijgend gegeven.
Vraag 10
Trijntje en haar Antilliaanse buurvrouw Zoraima hebben geregeld conflicten met elkaar. Beiden zijn echter intelligente vrouwen en realiseren zich dat het cultuurverschil wel eens de oorzaak van hun conflicten zou kunnen zijn.

Aangezien ze beiden gemotiveerd zijn om aan hun relatie te wer- ken schrijven ze zich in voor de workshop ‘omgaan met culturele verschillen’. Daar leren ze de driestappenmethode van Pinto (2004). Wat houdt deze methode in?
Antwoord pagina 255 Blom:

Stap 1 – Het leren kennen van de eigen cultuurgebonden normen en waarden.
Stap 2 – Het leren kennen van de cultuurgebonden normen, waarden en gedragscodes van de ander.
Stap 3 – Hoe om te gaan met de verschillen.
Vraag 11
In de rechten van de mens is het volgende artikel opgenomen: ‘Alle burgers zijn voor de wet gelijk’. Is dit artikel een voorbeeld van universalisme of pluralisme. Verklaar uw antwoord.
Dit is een voorbeeld van universalisme.

In deze opvatting wordt ervan uitgegaan dat waarden en normen voor iedereen gelden.
Vraag 12
In de psychologie is al veel onderzoek gedaan naar coping (de wijze van omgaan met problemen en stress), zo ook door Taylor (2000). Deze psycholoog ontdekte dat het fight-flight-model beter past bij A en het tand-and-befriend-model beter paste bij B. Wat hoort er te staan op de plek van A en van B?
Antwoord pagina 135 Knipscheer en Kleber:
A: Mannen en B: Vrouwen
Vraag 13
Mevrouw Khadoer meldt zich bij de huisarts met hoofdpijnklachten, vermoeidheid en slecht sla- pen. Hoe dient de huisarts idealiter te reageren?
Antwoord pagina 150 en verder Knipscheer en Kleber:
Het is noodzaak dat de huisarts serieus op deze klachten reageert en aandacht besteedt aan deze
lichamelijke klachten. Daarnaast dient de huisarts continu te werken aan een vertrouwensrelatie
waarin de machtsongelijkheid niet te groot is. Pas daarna kan voorzichtig worden doorgevraagd
naar andere klachten. Op basis van deze beperkte informatie is daar nauwelijks uitspraak over te
doen.
Vraag 14
Babs is HBO-psycholoog en is werkzaam als cultuursensitief therapeut. Welke drie belangrijke elementen zijn bij haar cultuursensitieve psychotherapie te onderscheiden?
Antwoord pagina 157-158 Knipscheer en Kleber:
1. Babs is een intercultureel competente therapeut en dient zich derhalve bewust te zijn van de
eigen culturele achtergrond, van haar culturele waarden en vooroordelen waarmee zij behept
is en de specifieke cultuur waaruit zij zelf afkomstig is.
2. Babs zal zich ten tweede bewust moeten zijn van de kijk op de wereld van de cliënt. Babs heeft
concrete kennis over specifieke culturele groepen en is sensitief voor de leef- en denkwereld
van de cliënt. Ze vraagt zich af of het gedrag van een cliënt normaal of deviant is in de context
van de normen en waarden van de (sub)cultuur waartoe de cliënt behoort.
3. Babs dient op cultuur toegesneden interventiestrategieën te hanteren. Te denken valt bijvoor-
beeld aan het voorlichten over het therapeutisch proces. Hierbij is het belangrijk dat Babs en
de cliënt erin slagen om in een dialoog met elkaar hun eventuele verschillen te overbruggen
en samen te komen tot een gedeeld behandeldoel dat begrijpelijk, acceptabel en zinvol is in de
ogen van de cliënt en aansluit bij zijn of haar leefwereld.
Vraag 15
De SON-R 5 ½ -7 is een volledig non-verbale intelligentietest voor kinderen. Een van de opgaven laat een plaatje zien van een man die een riempje vasthoudt. Wat er aan de andere kant van de riem zit, is weggelaten.

De client kan kiezen uit vier mogelijkheden, nl. a. het riempje zit vast aan een paaltje, b. het riempje zit vast aan een hond, c . het riempje zit vast aan een kip, d. ?. De instructie kan dus volledig non-verbaal worden gegeven, middels gebaren.

Is dit een cultuurvrije test?
Antwoord geheel hoofdstuk 9.

Toepassingsvraag

Nee, in Westerse culturen is het gebruikelijk om honden als huisdier te houden en deze aangelijnt uit te laten. In andere culturen is dit volstrekt ongebruikelijk. Veel mensen zullen deze opgave daarom niet goed kunnen oplossen.

Er is sprake van interne vertekening (pagina 163).