Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
225 Cards in this Set
- Front
- Back
Noem drie exclusieve functies van de nier |
- Regulatie eposecretie - Conservatie te filtreren stoffen - Uitscheiding waterige afvalstoffen |
|
Noem vier niet-exclusieve functies van de nier |
- Regulatie waterbalans - Regulatie zoutbalans - Regulatie zuur/basebalans - Regulatie Ca/fosfaat/K balans |
|
Uit welke twee onderdelen bestaat een nefron? |
- Glomerulus - Tubule |
|
Door welk orgaan kan excretie bij nierfalen (gedeeltelijk) worden overgenomen? |
De darm |
|
Hoe verandert de osmotische waarde van het interstitium naarmate je dieper de medulla in gaat? |
Deze wordt hoger (hypertoon) |
|
Welke drie processen vinden plaats in een nefron? |
- Filtratie - Reabsorptie - Secretie |
|
Welk proces in de nieren kost energie? |
Tubulaire transportprocessen (reabsorptie) |
|
Waardoor wordt benodigde energie voor filtratie in een nefron geleverd? |
Hydrostatische druk |
|
Welke stoffen worden in een nefon gefiltreerd? |
Alles in het bloed behalve bloedcellen en de meeste eiwitten |
|
Welke stoffen worden in een nefon geresorbeerd? |
Water, glucose, aminozuren, ionen |
|
Welke stoffen worden in een nefon gesecerneerd? |
K-ionen, H-ionen, ureum, creatinine |
|
Hoeveel plas je uit van aangevoerd vocht uit bloed? |
1% Voorbeeld 180 L --> 1,8 L |
|
Wat zorgt voor oppervlaktevergroting in de nieren? |
De grote hoevelheid nefronen |
|
Uit welke drie lagen bestaat het filtraatmembraan in een nefron? |
- Endotheel - Basaalmembraan - Uitlopers van podocyten van glomerulus |
|
Welke twee processen zijn alleen in de nier anatomisch gescheiden en waar vinden ze plaats? |
- Filtratie en absorptie - Glomerulus en peritubulaire capillairen |
|
Waarom zijn glomeruli pulserende structuren? |
Omdat ze arteriolair zijn |
|
Wat is een spleetdiafragma en waar wordt het door gevormd? |
Dit hebben podocyten, dit verbindt filtratiespleten met elkaar, wordt gevormd door nefrinemoleculen Zorgt voor glomerulaire selectiviteit |
|
Hoe groot zijn filtratiespleten ongeveer? |
4*14 micrometer |
|
Hoe heeft lading invloed over doorgang filtratiemembraan? |
Hoe negatiever geladen, hoe moeilijker een deeltje door het filtratiemembraan komt. |
|
Wat doen nefrinemoleculen? |
Verbinden uitlopers van podocyten en vormen zo spleetdiafragma, voor glomerulaire selectiviteit van het filtratiemembraan |
|
Waarom komen albumine ondanks dat ze even groot zijn als poriën (filtratiespleten) niet door het membraan? |
Door hun negatieve lading |
|
In welke maten vinden welke Starlingprocessen plaats in de glomerulus? |
Vooral filtratie, geen resorptie |
|
Hoe hoog zijn de hydrostatische en CO-druk in glomerulaire arteriolen en kapsel van Bowman? |
HG = 50 mm Hg COG = 25-35 mm Hg HB = 10 mm Hg COB = 0 mm Hg |
|
Waarom neemt de CO-druk in glomerulaire arteriolen toe met het verloop van de vaten? |
Doordat er eerst gefiltreerd en vervolgens geen water geresorbeerd wordt |
|
Hoe bereken je de in de urine aanwezige hoeveleheid van een stof volgens het principe in = uit? |
Hoeveelheid in urine = Gefiltreerde hoeveelheid - geresorbeerde hoeveelheid + gesecreteerde hoevelheid |
|
Beschrijf het in = uit principe met RPF (renal plasma flow) |
Arteriele output (Pxa * RPFa)
= Veneuze output (Pxv * RFv) + Urineoutput (Ux * V) Uitgaande van Px = concentratie stof x |
|
Welke drie factoren heb je nodig om klaring van stof x (en onder bepaalde voorwaarden GFR) te berekenen? |
Px (plasmaconcentratie in) Ux (concentratie urine) V (urineproductie per tijdseenheid) |
|
Geef de formule om klaring van stof x (en onder bepaalde voorwaarden GFR) te berekenen |
Cx = (Ux*V) / Px |
|
Wanneer is klaring gelijk aan GFR? |
Als je de klaring meet van een stof die alleen gefiltreerd en niet geresorbeerd/gesecerneerd wordt (Zoals inuline, creatinine) |
|
Wat gebeurt er met plasmacreatinine als filtratie halveert? |
Dat verdubbelt |
|
Onder welke voorwaarde is plasmacreatinine als indicatie voor nierfunctie te gebruiken? |
Steady state = constante productie van creatinine (spieren) want het is een endogene stof |
|
Waarom vindt er in de peritubulaire capillairen resorptie plaats? |
Daar is de hydrostatische druk gedaald tot onder de colloïd-osmotische druk |
|
Hoe wordt de hydrostatische druk (en dus filtratie) constant gehouden in de glomerulaire capillairen? |
Door constrictie (regulatie) van afferente en efferente arteriolen |
|
Hoe wordt de interglomerulaire druk gereguleerd? |
Door constrictie afferente en efferente arteriolen |
|
Hoeveel van creatinine, ureum en inuline wordt ongeveer geresorbeerd? |
Creatinine: Netto dichtbij 0% Ureum: ca. 50% Inuline: 0% |
|
Op welke twee plekken wordt hoeveel water geresorbeerd en waar vindt de regulatie hiervan plaats? |
2/3e: proximale tubulus 1/4e: lus Henle Regulatie: verzamelbuis |
|
Hoeveel van gefiltreerde water plas je uiteindelijk uit? |
0,3-10% |
|
Wat is glomerotubular balance? |
Balans tussen colloïd-osmotische druk en hydrostatische druk lumen. Als er meer gefiltreerd wordt, wordt er ook meer geresorbeerd |
|
Hoe hoog is de klaring van glucose? |
0, in gezonde mensen |
|
Wat is klaring en in welke eenheid? |
Volume bloedplasma per minuut dat ontdaan is van stof x |
|
Wat is de drijvende kracht achter resorptie? |
Na/K-ATP-ase, zorgt voor daling Na-concentratie in cel waardoor uit lumen meer Na de cel in gaat |
|
Welke drie hormonen stimuleren intracellulaire buffering van kalium? |
Insuline --> insulinereceptor --> glucose + ATPase Adrenaline --> epinefrinereceptor --> cAMP Aldosteron |
|
Hoeveel procent gefiltreerd natrium plas je uiteindelijk uit? |
0.1 tot 5% |
|
Via welk systeem wordt natriumresorptie gereguleerd? |
RAAS Renine-Angiotensine-Aldosteron-Systeem |
|
Op welke drie dingen grijpt angiotensine II aan? |
- Dorstsysteem --> dorst + ADH - Bijnierschors --> aldosteronaanmaak - Binden aan tubuli |
|
Beschrijf tubuloglomerulaire feedback bij een verhoogde GFR |
Hoge GFR --> macula densa neemt dit waar --> signaleert naar afferente arteriool --> omringende myogene cellen contraheren --> toegenomen weerstand --> hydrostatische druk kapsel Bowman neemt af --> lage GFR |
|
Wat zijn twee signalen die verdergaande modulatie van tubuloglomerulaire feedback vormen? |
Bovenste rode pijl = meer aanbod --> signaal maculadensacellen naar gladde spiercellen om arteriool --> regelen filtratie
Bovenste blauwe pijl = van maculadensacellen naar enineproducerende cellen --> stimulatie reninesecretie --> efferente constrictie --> stijging interglomerulaire druk --> behoud filtratie |
|
Wat regelen verdergaande modulatieprocessen van tubuloglomerulaire feedback? |
Filtratie |
|
Waar vinden verdergaande modulatieprocessen van tubuloglomerulaire feedback plaats? |
In het juxtaglomerulaire apparaat |
|
Waar is sprake van bij hypervolemie? |
Teveel vocht, natrium = teveel ANP
|
|
Waar is sprake van bij hypovolemie? |
Te weinig vocht, natrium = veel ADH
|
|
Wat is de belangrijkste determinant voor extracellulaire concentratie (osmolaliteit)? |
Plasmanatrium |
|
Met welk hormoon wordt de urine geconcentreerd? |
ADH |
|
Als plasmaosmolaliteit stijgt neemt AVP toe, wat kan deze relatie beïnvloeden? |
Onder- of overvulling. |
|
Wat gebeurt er bij waterdiurese met de osmolaliteit na de proximale tubulus? |
Daalt tot onder de 1 en blijft ook dalen(Tubulair vocht/plasma) want moet verdund worden (blauwe lijn) |
|
Wat gebeurt er bij antidiurese met de osmolaliteit na de proximale tubulus? |
Daalt eerst tot onder de 1(Tubulair vocht/plasma), neemt daarna toe want de urine moet geconcentreerd worden (rode lijn) |
|
Wat doet ADH op cellulair niveau? |
Zorgt voor ontstaan van waterporiën, die water de vasa recta 'inslepen' zodat het terug het lichaam ingaat |
|
Wat gebeurt er bij antidiurese in het afdalende en opstijgende been van Henle en in de verzamelbuis? |
Afdalend: Resorptie water Opstijgend: Resorptie zout zonder water Verzamelbuis: Resorptie water |
|
Wat gebeurt er bij waterdiurese in het afdalende en opstijgende been van Henle en in de verzamelbuis? |
Afdalend: Resorptie water Opstijgend: Resorptie zout zonder water Verzamelbuis: geen resorptie water |
|
Wordt ureum opgenomen of afgegeven in de distale tubuli? |
Nee, niet permeabel hiervoor |
|
Wat bepaalt hoeveel water er uittreedt in de medullaire verzamelbuis? |
Zoutconcentratie in het medullaire interstitium (merg) |
|
Welke weefsels omgeven de nier (zorgen voor 'inbedding')? |
- Perirenaal vet - Renale fascie -Pararenaal vet |
|
Wat is de sinus renalis? |
Binnenste segment nier, hierin liggen - renale calices - pelvis - bloedvaten - zenuw bestaat uit parenchymcellen |
|
Hoe ligt de blaas in relatie tot het peritoneum? |
Eronder, dus subperitoneaal |
|
Op welk wervelniveau liggen de nieren? |
Links: Th12 Rechts: Half niveau lager, Th12-L1 |
|
Welke nier ligt lager? Waarom? |
De rechternier, door de ligging van de lever |
|
Welke twee termen worden gebruikt voor bijnier? |
- Glandula adrenalis - Glandula suprarenalis |
|
Uit welke twee delen bestaat de fascie renalis? |
- Fascie prerenalis - Fascie retrorenalis |
|
Hoe kunnen extra nierarteriën ontstaan? |
Overblijfsel van door de aorta aangelegde bloedvaten bij migratie van nieren naar boven, overtollige bloedvaten zijn dan niet weggehaald |
|
Welke vaten worden door de ureter gepasseerd? |
De vena en arteria iliaca communis Vena en arteria testicularis/ovaria |
|
Welke lagen passeert een naald bij suprapubische blaaspunctie? |
- Huid - Onderhuids bind/vetweefsel - Aponeurose (linea alba) - Vetweefsel - Spierlaag blaas, m. detrusor - Epitheellaag blaas |
|
Welke structuren lopen door de nierhilus? |
- a. renalis - v. renalis - ureter |
|
Waar komen structuren die door de nierhilus lopen terecht? |
Sinus renalis |
|
Waar ligt de cortex renalis onmiddelijk onder? |
Capsula fibrosa |
|
Waar is de medulla renalis in verdeeld? |
In driehoekige pyramides renales |
|
Hoe zet de cortex zich voor tussen pyramides renales? |
Als columnae renales |
|
Wat eindigt in elke calix minor? |
Een pyramide met afgeronde top (papilla renalis) |
|
Waar liggen de calices renales minores en majores en het pelvis renalis? |
|
|
Benoem in juiste volgorde onderdelen van het efferente urinesysteem |
- Glomerulus - Proximale tubulus - Lus van Henle - Distale tubulus - Verzamelbuis - Calices minores - Calices majores - Pelvis renalis - Ureter - Blaas - Urethra |
|
Wat voor arteriën lopen boven de piramides in de nier? |
Interlobulaire arterien, vertakkingen van de aanvoerende arteriën |
|
Waar loopt een bloedvat heen vanaf de glomeruli? |
- Peritubulaire capillairbed óf - Via vasa recte mee met lus van Henle |
|
Wat bevatten mergstralen in de nier? |
Collecting ducts en vaten van lus van Henle |
|
Via welke structuur wordt in de glomerulus geproduceerde voorurine weggevoerd? |
Via de proximale tubulus |
|
Wat voor soort endotheel bevindt zich in de nieren (glomeruli)? |
Gefenestreerd endotheel = openingen in endotheel en basale lamina |
|
Wat vormen podocyten in de nieren (glomeruli)? |
Het viscerale blad van het kapsel van Bowman |
|
Wat gebeurt er als de basale lamina in de nieren te dik is? |
Dan ontstaan er problemen bij het maken van voorurine |
|
Waar gaat de distale tubulus in over? |
In de ductus colligentes (verzamelbuis) |
|
Met wat voor epitheel is de proximale tubulus bekleed? |
- Kubisch epitheel - Met microvilli voor oppervlaktevergroting (Want veel voedingsstoffen heropgenomen uit voorurine) |
|
Hoe is epitheel in de proximale tubulus verbonden? |
Met tight junctions |
|
Waarom bevat epitheel in de proximale tubulus veel mitochondriën? |
Die leveren de energie die nodig is voor actieve opname stoffen uit voorurine |
|
Hoe is er aan de basale kant van de proximale tubulus (grenzend aan interstitium) sprake van oppervlaktevergroting? |
Door middel van invaginaties |
|
Wat begint bij de overgang van cortex naar merg?
|
De lus van Henle |
|
Waar liggen de cellen van de lis van Henle op? |
Een basale lamina |
|
Hoe zitten cellen van de lis van Henle aan elkaar vast? |
Middels tight junctions |
|
Waar ligt de distale tubulus? |
In de cortex |
|
Aan welke kant heeft epitheel van de distale tubulus het meeste oppervlaktevergroting? |
Aan de basale kant, aan de apicale kant zijn er weinig microvilli |
|
Uit welke cellen bestaat de collecting duct en hoe zijn deze met elkaar verbonden? |
- Principal cells (meer)W en intercalated cells - Tight junctions |
|
Waar dragen principal en intercalated cells aan bij en waar bevinden zij zich? |
- Concentratie van de voorurine - Collecting duct |
|
Hebben intercalated of principal cells meer mitochondriën? En oppervlaktevergroting? |
Mitochondriën: Intercalated cells
Oppervlaktevergroting: Principal cells |
|
Welk epitheel bekleedt de ureter en wat is er bijzonder aan? |
-Urotheel - Kan uitrekken als blaas vol zit, cellen vervormen van bol naar plat |
|
Welk type cellen ligt bovenop het epitheel van de ureters en waar dient dit voor? |
- Paraplucellen - Hermetische afsluiting |
|
Waar bevindt zich het juxtaglomerulaire apparaat? |
Rondom de bloedvaten die het nierlichaampje binnen komen In mindere mate rondom afvoerende bloedvaten |
|
Wat produceren macula densacellen, waar wordt dit aan afgegeven en hoe helpt dit wat te reguleren? |
- Renine - Interstitium - via RAAS - bloeddruk |
|
Waaruit bestaat de wand van een glomerulus? |
- Glycocalyx
- Endotheel - Basale lamina - Visceraal blad |
|
Wat transporteert de dikke lus van Henle vooral? |
ionen |
|
Wat transporteert de dunne lus van Henle vooral? |
Water |
|
Waaruit bestaat de wand van een ureter? |
- Epitheel - Lamina propria - Gladde spiercellen |
|
In de wand van welke structuren bevindt zich urotheel? |
- Ureters - Blaas |
|
Waaruit bestaat één nierlob en hoe worden nierlobben van elkaar gescheiden? |
- Een piramide met bijbehorende cortex - Door twee a./v. arcuate |
|
Waar uit bestaat één nierlobJE en hoe worden nierlobJES van elkaar gescheiden? |
- Een groepje nefronen dat draineert op 1 verzamelbuis - Twee a./v. interlobulaire |
|
Welke nierbuizen bevinden zich in de cortex? |
- Proximale tubuli - Distale tubuli - Corticale verzamelbuis - Initiële verzamelbuis - Verbindingsbuis |
|
Welk gedeelte van een nefron resorbeert de meeste stoffen en water? |
De proximale tubuli |
|
Wat zijn mergstralen? |
Reeksen parenchymale cellen tussen twee vaatbundels in |
|
Waar vindt controle van pH plaats in een nefron? |
In de distale tubuli |
|
Waar zorgen de intercalated cellen voor en waar zitten ze? |
- pH-stabilisatie - Verzamelbuis |
|
Waar zorgen principal cellen voor en waar zitten ze? |
- opname water - Verzamelbuis |
|
Wat is nummer A |
Nierlichaampje (nefron)
|
|
Wat is nummer 1 (onder) |
Basale lamina
|
|
Wat is nummer 7 |
Macula densa
|
|
Wat is nummer 4 |
Ruimte van Bowman
|
|
Wat is nummer 11 |
Efferente arteriole
|
|
Wat is nummer B |
Proximale tubuli
|
|
Wat is nummer 2 |
Simpel gelaagd epitheel
|
|
Wat is nummer 5a en b |
Laciscellen
|
|
Wat is nummer 8 |
Gladde spiercellen |
|
Wat is nummer C |
Distale tubuli |
|
Wat is nummer 3a en b |
Podocyten |
|
Wat is nummer 9 |
Afferente arteriole |
|
Wat is nummer D |
Juxtaglomerulaire apparaat |
|
Wat is nummer 10 |
Glomerulaire capillairen |
|
Wat is nummer 6 |
Granulaire cellen ( naast? maculadensa) |
|
Waarom kleurt de borstelzoom van proximale tubuli sterk aan bij PAS-kleuring? |
Door de eiwitten hierin |
|
Van welke twee hormonen zijn principale cellen afhankelijk? |
- Aldosteron (vergrote Na-afgifte K-opname) - ADH (verhoogde waterpermeabiliteit) |
|
Wat doen intercalated cellen?
|
H+ afgeven om zuur/basebalans in urine te herstellen |
|
Waar wordt vocht opgevangen in de glomerulus? |
In de ruimte tussen viscerale (podocyten) en pariëtale laag, capsulaire ruimte |
|
Welke starlingkracht vindt uitsluitend plaats in de glomerulus? |
Filtratie |
|
Door welke 5 factoren wordt de filtratie van stoffen over de glomerulaire filtratiebarrière bepaald? |
- Molecuulgewicht - Molecuulgrootte - Elektrische lading - Binding aan plasmaeiwitten - Vorm van de moleculen |
|
Waarom is de colloïd-osmotische druk in de afferente arteriool lager dan in de efferente? |
Er treedt relatief meer vocht uit in de glomerulus dan eiwitten, netto stijgt de concentratie eiwitten in het bloed dus ook de colloïd-osmotische druk
|
|
Wat veroorzaakt een grotere reabsorptie in peritubulaire capillairen in vergelijking met een normaal weefselcapillair? |
- Vergrote osmotische waarde in peritubulaire capillairen, hierdoor wordt meer vocht opgenomen - Vergrote osmotische waarde interstitium = groter verschil tussen interstitium en lumen = meer reabsorptie |
|
Hoeveel ontvangen de nieren van de cardiac output? |
20% van de cardiac output |
|
Hoeveel voorurine wordt per dag geproduceerd? |
180L per dag |
|
Waar vindt het grootste deel van de heropname van water en stoffen plaats in de nieren? |
In de proximale tubulus (60%) |
|
Hoe wordt Na+ gereabsorbeerd in de proximale tubulus? |
De concentratie in de tubuluscellen wordt laag gehouden door Na/K-ATPase op basolaterale membraan |
|
Wat is natriurese? |
Uitscheiding van zouten met de urine |
|
Wat gebeurt met RBF en GFR er als de afferente arteriool dilateert? |
De RBF en GFR nemen toe |
|
Wat gebeurt er met gebeurt er met RBF en GFR als de afferente arteriool contraheert? |
RBF en GFR dalen |
|
Wat gebeurt er met RBF en GFR als de efferente arteriool dilateert? |
RBF neemt toe, GFR daalt |
|
Wat gebeurt er met RBF en GFR als de efferente arteriool contraheert? |
RBF neemt af, GFR neemt toe (tenzij het teveel wordt) |
|
Welke drie dingen moeten worden bepaald voor het berekenen van de klaring van een stof? |
- Concentratie in urine - Hoeveelheid urine geproduceerd per tijd - Concentratie in plasma |
|
Wanneer is klaring van een stof hoger dan de GFR? |
Wanneer er actieve secretie van deze stof heeft plaatsgevonden |
|
Wanneer is klaring van een stof lager dan de GFR? |
Wanneer er resorptie van deze stof heeft plaatsgevonden óf de stof niet wordt gefiltreerd (door bijv. binding eiwitten) |
|
Hoe staat creatinineconcentratie in verhouding tot GFR? |
Concentratie = (1/GFR) |
|
Welke passieve factoren zijn van invloed bij reabsorptie van een farmacon? |
- Lipofiliteit stof - Lading stof - Concentratiegradiënt |
|
Welke actieve factoren zijn van invloed bij reabsorptie van een farmacon? |
Of er transporters aanwezig zijn die de stof weer kunnen opnemen |
|
Welke factoren zijn vooral van invloed bij secretie van stoffen? |
- Bindingsaffiniteit - Aanwezigheid van transporters, het is nl. een actief proces |
|
Welke interactie ondergaat digoxine met verapamil? |
Verapamil bindt aan de transporter die zorgt voor actieve secretie van digoxine (P-glycoproteïne) waardoor deze transporter inactief wordt Plasmaconcentratie digoxine stijgt --> bradycardie |
|
Door welk orgaan worden hydrofiele en lipofiele bètablokkers gemetaboliseerd? |
Hydrofiel (atenolol, celiprolol): door de nieren Lipofiel (metoprolol): door de lever |
|
Hoe wordt metoprolol uitgescheiden? |
Na metabolisatie door lever worden hydrofiele metabolieten door de nieren uitgescheiden in de urine |
|
Hoe wordt glucose gereabsorbeerd in de nieren? |
Door mee te liften op Na-transporters |
|
Waarom worden lipofiele stoffen niet gefiltreerd? |
Omdat lipofilie voor eiwitbinding zorgt, en hetgene dat wel wordt gefiltreerd wordt weer teruggeresorbeerd |
|
Welke bètablokkers kunnen een contra-indicatie geven bij nierfalen? |
Hydrofiele bètablokkers, die worden door de nieren uitgescheiden
|
|
Wat is de filtratiefractie van de nieren? |
20% |
|
Waar stijgt osmolariteit het sterkste bij aanwezigheid van ADH? |
In de medullaire verzamelbuis |
|
Door welke twee mechanismen kan de osmolariteit van het interstitium worden verhoogd? |
- Counter-current principe - Selectieve ureumuitscheiding in medullaire verzamelbuis |
|
Welke elektrolyten worden in de distale tubulus getransporteerd? |
- Apicaal: Na/Cl - Basolateraal: Na/K, K, Cl |
|
Welke elektrolyten worden in de initiële verzamelbuis (tweede deel distale tubulus) getransporteerd? (door principal cells) |
- Apicaal: Na en K -Basolateraal: Na/K, K |
|
Wat gebeurt er onder invloed van aldosteron in cellen van de initiële verzamelbuis? |
Er worden meer K-kanalen gepresenteerd aan de basolaterale zijde waardoor de Na/K-pomp beter kan functioneren
|
|
Waarom zijn de RBF en GFR over een groot traject onafhankelijk van arteriële bloeddruk? |
- Lokale reflexmatige regulatie via myogene respons (meet rek --> zorgt dat GFR en RBF gelijk blijven - Tubuloglomerulaire feedback --> constrictie/dilatatie afferente arteriool |
|
Wat gebeurt er door RAAS bij natriumbeperkt dieet? |
- Stimulatie renineaanmaak - Stimulatie omzetting naar angiotensine II - Dorst en aanmaak AVP - Aanmaak aldosteron |
|
Welke secundaire farmacologische parameter wordt beïnvloed door Cl en Vd (klaring en verdelingsvolume)? |
Halfwaardetijd
|
|
Wat gebeurt er bij nier arteriestenose met het RAAS? |
Het wordt overactief, bloeddruk verhoogd omdat er maar op één plek verlaagde bloeddruk wordt gemeten (nierarterie) terwijl verder de bloeddruk normaal is |
|
Waarom gebruiken we de formule van Cockroft en Gault maar is deze minder betrouwbaar? |
- Makkelijk, snel, geen urine/tijd - Houdt geen rekening met relatieve spiermassa van mensen |
|
Uit welke lagen bestaat (behalve huid en subcutaan bindweefsel) de thoraxwand van buiten naar binnen? |
- M. intercostalis externus - M. intercostalis internus (en intimis) - M. transversus thoracis - Fascia endothoracica - Pleura parietalis |
|
Tussen welke twee lagen in de thoraxwand liggen arteriën, venen en zenuwen? |
De twee lagen waaruit de m. intercostalis internus (internal en innermost) bestaat |
|
Wat doet de m. serratus anterior? |
Trekt de scapula naar voren (geen onderdeel thoraxwand) |
|
Uit welke lagen bestaat (behalve huid en subcutaan bindweefsel) de abdomenwand van buiten naar binnen? |
Lateraal: -m. obliquus externus abdominis -m. obliquus internus abdominis -m. transversus abdominis Mediaal: - Aponeurose - m. rectus abdominis - fascia transversalis - vetweefsel - peritoneum parietale |
|
Wat zijn de functionele verschillen tussen abdomen- en thoraxwand? |
- Thorax: bot --> handhaven onderdruk - Abdomen: meer spierweefsel --> handhaven druk |
|
Waarom zit er overlap tussen spieren in de thorax en het abdomen? |
In het embryo was er geen verdeling tussen thorax en abdomen |
|
Waarom is er een lieskanaal? |
Testis is door de buikwand heengezakt --> optimaal milieu voor spermatogenese |
|
Hoe heet de binnenste opening van het lieskanaal en waar ligt deze? |
- Anulus inguinalis profundus - Waar de zaadleider door de fascia transversalis heengaat |
|
Hoe heet de buitenste opening van het lieskanaal en waar ligt deze? |
- Anulus inguinalis superficialis - Waar aponeurose m. obliquus externa meegaat met testes |
|
Welke structuren vormen de voorwand en achterwand van het lieskanaal? |
Voorwand: aponeurose m. obliquus externus abdominalis - Achterwand: fascia transversalis |
|
Waaruit bestaat de inhoud van het lieskanaal? |
Funiculus spermaticus met o.a.: - Ductus deferens - a. testicularis - v. testicularis - plexus pampiniformis |
|
Wat wordt het peritoneum parietale in het scrotum? |
Tunica vaginalis |
|
Wat wordt fascia transversalis in het scrotum? |
Fascia spermatica interna |
|
Wat wordt m. obliquus internus abdominis in het scrotum? |
Fascia cremasterica met m. cremaster |
|
Wat wordt m. obliquus externus abdominis in het scrotum? |
Fascia spermatica externa |
|
Wat doet de m. cremaster en waarom? |
Trekt testikels omhoog bij bijv. lage temperatuur, rol in thermoregulatie |
|
Hoe verloopt het lieskanaal? |
|
|
Wat is er aan de hand bij een aangeboren (indirecte) liesbreuk? |
De processus vaginalis gaat niet dicht --> darm of cystes komen erin terecht |
|
Hoe oud zijn patiënten meestal die last krijgen van een aangeboren (indirecte) liesbreuk? |
Jong, bijv. 20 |
|
Wat gebeurt er bij een liesbreuk op latere leeftijd (directe liesbreuk)? |
Vaak door een lange periode van druk puilt de inguinale driehoek uit |
|
Geef de Cockroft-Gaultformule |
ClCreat = ((140 - leeftijd) * gewicht * f) / (plasmacreatinineconcentratie * 0,815). f = 1 voor mannen, f = 0,85 voor vrouwen |
|
Wat zijn de belangrijkste eliminerende organen (4)? |
- Nier - Lever - Longen - Huid |
|
Wat is klaring uitgedrukt in Q en ER (fractie van bloed dat volledig wordt schoongemaakt)? |
Klaring = Q * ER |
|
Wat is de totale klaring van het lichaam? |
De som van individuele klaring van organen |
|
Als CO 5000 ml is, is maximale klaring door de nieren dan 1000 ml? |
Ja, want 20% van CO gaat door de nieren |
|
Als geneesmiddel X alleen gefiltreerd wordt en niet geresorbeerd of gesecreteerd wordt, is klaring X gelijk aan GFR? |
Nee, er zou ongebonden fractie kunnen zijn, alleen vrije fractie wordt gefiltreerd |
|
Hoe druk je klaring uit in GFR voor geneesmiddelen die uitsluitend gefiltreerd worden? |
Klaring = GFR * fu (ongebonden fractie) |
|
Welke vier factoren bepalen filtratie van geneesmiddelen? |
- Plasma-eiwitbinding - Moleculair gewicht - Lading - Nierfunctie (aantal nefronen) |
|
Stel de klaring van geneesmiddel X is 200 en GFR is 125. Hoe kan dit? |
Geneesmiddel X wordt gesecreteerd door de nieren |
|
Welke transporter is het belangrijkst voor het vervoeren van het geneesmiddel naar de peritubulaire kant naar lumen? (secretie) |
Organisch anion transporter (OAT) |
|
Wat zijn substraten voor het organisch anion transporter? |
Organische anionen: - Lichaamseigenstoffen als urinezuur - Geneesmiddelen als penicilline, furosemide, thiazide |
|
Waarom is jicht (ophoping urinezuur) een contra-indicatie bij hydrochloorthiazide? |
Thiazide en urinezuur binden aan dezelfde aspecifieke dragereiwitten, er is dus competitie |
|
Moet je urine aanzuren om renale uitscheiding van aspirine te bevorderen? |
Nee, bij aanzuring verschuift reactie naar ongeladen vorm urinezuur die beter door het membraan gaat waardoor aspirine beter wordt opgenomen |
|
Wat veroorzaakt een verslechtering van nierfunctie? |
- Afname aantal nefronen met leeftijd - Nierfunctiestoornissen |
|
Aan de hand van welke drie dingen kan men nierfunctie meten? |
- Plasmacreatinine - Creatinine/inulineklaring - Schattingen (bijv. Cockroft en Gault, MDRD, CKD-EPI) |
|
Hoe is plasmacreatinine veranderd bij een verslechterde nierfunctie? |
Deze is verhoogd |
|
Hoe is creatinine/inulineklaring veranderd bij een verslechterde nierfunctie? |
Deze is verlaagd |
|
Welke zaken wil je weten van een patiënt als je schattingen gebruikt (bijv. C&G) voor nierfunctiebepaling? |
Geslacht, leeftijd, lengte, vanwege spiermassa |
|
Wat zijn primaire farmacologische kengetallen? |
Vd, Cl, FW Onhafhankelijk |
|
Wat zijn secundaire farmacologische kengetallen? |
Dingen die door primaire kengetallen worden beïnvloed: Halfwaardetijd |
|
Geef klaring uitgedrukt in Vd en Ke |
Cl = Ke * Vd Ke = eliminatieconstante (per uur) |
|
Welke parameters zijn onafhankelijk in Cl = Ke * Vd |
Cl en Vd, ze beïnvloeden niet elkaar, wel de klaringssnelheid |
|
In welk deel van het nefron bevinden zich platte cellen waarvan de kernen vaak uitpuilen in het lumen? |
Lis van Henle |
|
Welke laag in de arterie bestaat voornamelijk uit bindweefsel? |
Tunica adventitia |
|
Welk kenmerk is specifiek voor een arteriole? |
Één of twee lagen glad spierweefsel |
|
Welk type epitheel bevindt zich in de trachea? |
Pseudomeerlagig trilhaardragend epitheel |
|
Welke histomorfologische kenmerken horen bij een proximale tubulus? |
- Microvilli - Veel mitochondria - Kubische epitheelcellen |
|
Hebben bronchiolen kraakbeen en klieren in de wand? |
Nee |
|
Welk bloedvat wordt gekenmerkt door duidelijke lamina elastica interna en externa? |
Musculeuze arterie |
|
Wat zorgt voor verhoogde O2-dissociate van Hb? |
Hoge pCO2 en lage pH |
|
Wat zijn vasa vasorum |
Bloedvaten in de bloedvatwand |
|
Welke laag in de arterie bestaat voornamelijk uit bindweefsel? |
Tunica adventitia |
|
In welk type bloedvat zit géén vasa vasorum? |
Venule |