Chemie

Front 1

Wat zijn anorganische stoffen?

Back 1

Stoffen uit de niet-levende natuur

Front 2

Wat zijn organische stoffen?

Back 2

Stoffen uit de levende natuur. Zijn altijd moleculen

Front 3

Wat is een mengsel en een zuivere stof?

Back 3

Mengsel bestaan uit meerdere deeltjes, zuivere stoffen uit één soort deeltjes

Front 4

Wanneer is er sprake van een kook- en smeltpunt of traject?

Back 4

Zuivere stoffen hebben een vast kook- en smeltpunt. Mengsels hebben een traject.

Front 5

Wanneer is er sprake van een element en wanneer is het een verbinding?

Back 5

Als de deeltjes waaruit een stof is opgebouwd uit één soort atomen bestaat worden het elementen genoemd.

Als het uit meerdere soorten atomen bestaat is het een verbinding.

Front 6

Wat voor lading hebben elektronen, protonen en neutronen?

Back 6

Electronen zijn negatief geladen, protonen positief, neutronen zijn ongeladen

Front 7

Wat is het atoomnummer?

Back 7

Aantal protonen in de kern van een atoom

Front 8

Wat is het Massa getal?

Back 8

Aantal protonen en neutronen in de kern van een atoom.

Front 9

Wat is een metaal?

Back 9

Een verbinding tussen twee metalen

Front 10

Wat is een zout?

Back 10

Een verbinding tussen een positief geladen metaalion en een negatief geladen niet-metaal ion, of een groepje negatieve niet-metaalionen.

Front 11

Wat is een molecuul?

Back 11

Een verbinding tussen twee niet-metalen

Front 12

Hoe is het periodiek systeem der elementen gerangschikt?

Back 12

In volgorde van stijgend atoomnummer (kernlading).

Aan de linker kant staan de metalen en recht de niet-metalen

Front 13

Hoeveel elektronen kunnen zich bevinden in het buitenste gebied van een elektronenwolk?

Back 13

In de eerste schil (K) maximaal 2 elektronen. De schillen hierbuiten (L,M,N) kunnen maximaal 8 elektronen in zich hebben

Front 14

Hoe noem je de elektronen in de buitenste schil?

Back 14

Valentie elektronen.

Deze elektronen zijn vrij en kunnen zich van het atoom af bewegen. De elektronen in binnenste schillen kunnen dit niet en zijn gebonden elektronen.

Front 15

Wat zijn edelgassen?

Back 15

Atomen waarbij de buitenste schil maximaal gevuld is met elektronen.

Deze atomen vormen geen bindingen met andere atomen en komen als losse atomen in de natuur voor.

Front 16

Wat gebeurt er bij reacties tussen atomen?

Back 16

Bij een reactie worden de elektronen in de buitenste schil tussen de reagerende atomen op zo’n manier verdeeld dat deze atomen, na de reactie, wel 8 elektronen in hun buitenste schil hebben. Zo ontstaan er deeltjes die bestaan uit stabiele atomen en zorgen de buitenste elektronen voor een hele stevige binding tussen de atomen.

Front 17

Bij een reactie tussen metaalatomen en niet-metaalatomen (zout), welk atoom neemt elektronen op en welke atoom staat ze af?

Back 17

Metaalatomen staan bijna altijd elektronen af en nemen niet-metaalatomen elektronen op.

Front 18

Wat is een metaalrooster?

Back 18

Een regelmatige rangschikking van de metaalionen waaruit het metaal bestaat, in vaste vorm.

Front 19

Bij een reactie tussen metaalatomen ontstaat er een metaalrooster, wat is de rol van vrije elektronen hierin?

Back 19

Tussen de metaalionen bewegen zich de vrij bewegende elektronen die door de metaalatomen zijn afgestaan en die de ontstane positieve metaalionen als een soort lijm bij elkaar houden.

Front 20

Zijn de metalen in een metaalrooster geladen?

Back 20

Het zijn positief geladen atoomresten omdat ze elektronen hebben afgestaan.

Front 21

Noem de 3 soorten chemische bindingen

Back 21

Atoombinding, ionbinding en metaalbinding

Front 22

Metalen hebben bepaalde eigenschappen. Noem die.

Back 22

1. Hoog smeltpunt en bij kamertemp. vast. (door sterke binding)

2. Zijn vervormbaar (door elektronenzee)

3. geleiden elektra en warmte

4. glimmend uiterlijk

Front 23

Noem eigenschappen van zouten

Back 23

1.hoog smeltpunt

2.Bros (onvervormbaar)

3.kunnen in gesmolten toestand elektriciteit geleiden

Front 24

Wat is een ionbinding

Back 24

Binding tussen metaal (+) en niet-metaal (-)

De positieve lading van het metaal trekt daarbij de negatieve lading van het niet-metaalion of het groepje niet-metaalatomen aan, hierdoor ontstaat er een sterke binding tussen de twee tegengestelde geladen ionen.

Front 25

Wat is een ionrooster?

Back 25

De manier waarop de positieve- en negatieve ionen in vaste vorm gerangschikt zijn.

Front 26

Wat zijn gemeenschappelijke elektronenparen?

Back 26

Bij moleculaire stoffen worden de elektronen niet afgestaan of opgenomen maar worden de elektronen samen gedeeld. lk elektron dat wordt gedeeld behoort nu tot beide atomen, bij elk gevormde binding tussen twee atomen levert elk atoom 1 elektron op.
Het elektronenpaar dat de atoombinding vormt wordt een gemeenschappelijk elektronenpaar genoemd

Front 27

Wat is een covalente binding?

Back 27

Een atoombinding

Front 28

Wat is een apolaire atoombinding?

Back 28

Als het gemeenschappelijke elektronenpaar zich precies in het midden tussen twee atoomkernen bevindt.

Apolaire atoombindingen bevinden zich altijd tussen C en H atomen.

Front 29

Wat is een polaire atoombinding?

Back 29

De atoombinding waarvan het gemeenschappelijke elektronenpaar iets verschoven is naar een van beide atomen.

Ontstaan altijd als een O, N, F of Cl atoom gebonden is aan een C of H atoom.

Front 30

Wat is elektronegativiteit?

Back 30

De mate waarop een atoom elektronen naar zich toe trekt.

Wordt uitgedrukt in getalswaarde. Als het verschil groter is dan 0,4 is het een polaire atoombinding gesproken en is het elektronenpaar geschoven naar het atoom met de grootste elektronegativiteit. Als het verschil kleiner is dan 0,4 is het een apolaire atoombinding en is het elektronenpaar niet of nauwelijks verschoven.

Front 31

Wat is een dipool?

Back 31

Een molecuul met een positieve en negatieve pool.

Een dipool is als geheel ongeladen want de – en + zijn even groot maar tegengesteld in lading, de ladingen heffen elkaar zo op.

Dipoolmoleculen hebben onderling een sterkere aantrekkingskracht dan apolaire moleculen omdat de + kant van het ene molecuul wordt aangetrokken door de – van het andere molecuul.

Front 32

Wat is een apolair molecuul?

Back 32

Moleculen die alleen apolaire atoombindingen bevatten

Front 33

Wat is een polair molecuul?

Back 33

Moleculen die polaire atoombindingen bevatten en als de zwaartepunten van de plus- en minpolen niet samen vallen is er sprake van een dipool molecuul, het molecuul is dan polair.

Front 34

Noem de 3 intermoleculaire bindingen

Back 34

1.Van der Waals binding (zwakst)

2.Dipool-dipool binding

3.Waterstofbrug of H-brug (sterkst)

Front 35

Wat is een van der waals-London binding?

Back 35

Enigste binding tussen apolaire moleculen.

De sterkte van de van der Waals binding neemt toe als de moleculen groter worden en het contactoppervlak tussen de moleculen toeneemt.

Worden in gas-vorm verbroken

Front 36

Wat zijn dipool-dipool bindingen?

Back 36

Alle polaire moleculen bevatten een dipool, als er bindingen tussen deze moleculen worden gevormd zal de positieve pool van een molecuul zich richten naar de negatieve pool van een ander molecuul. Dit hoeven niet dezelfde soort polaire moleculen te zijn.

Front 37

Wat is het ontleden van een stof?

Back 37

De atoombindingen verbreken.

Front 38

Wat zijn waterstofbruggen?

Back 38

een hele sterke dipool-dipool binding waarbij een molecuul waarvan een waterstofatoom gebonden is aan een zuurstof-, stikstof- of fluoratoom een dipool binding maakt met zuurstof-, stikstof- of fluoratoom van een ander polair molecuul. Atoombindingen in OH, NH en FH zijn namelijk sterk polair. Naar een zuurstofatoom kunnen twee waterstofbruggen gevormd worden, naar het stikstof- en fluoratoom maar een.

Front 39

Wat is een bipolair molecuul

Back 39

Molecuul met een polair en een apolair gedeelte

Front 40

Wat zijn alkanen, alkenen en alkynen?

Back 40

Alkanen = enkele binding tussen de koolstofatomen

Alkenen = dubbele bindingen tussen de koolstofatomen

Alkynen = (gassen en vloeistoffen) drievoudige bindingen tussen de koolstofatomen

Front 41

Wat zijn cyclische koolwaterstoffen?

Back 41

koolwaterstofverbindingen met een gesloten koolstofketen.

Front 42

Wat zijn hetero-atomen?

Back 42

Atomen zoals zuurstof, stikstof, fosfor en zwavel.

Groepen binnen een molecuul die het bepaalde eigenschappen geeft.

Karakteristieke groepen/functionele groepen.

Front 43

Wat is een zuurgroep?

Back 43

een COOH groep

Front 44

Wat is een isomeer?

Back 44

stoffen met dezelfde molecuulformule (naam) maar andere structuurformule

Front 45

Wat is een additie reactie?

Back 45

Van 2 stoffen wordt 1 product gevormd. Komt alleen voor bij organische stoffen met een dubbele of 3 dubbele binding.

Deze binding spring open en de andere stof kan zich nu koppelen.

Front 46

Wat is een substitutie reactie?

Back 46

"Vervangingsreactie" waarbij waterstofatomen aan een organische verbinding vervangen worden door een andere atoomsoort.

Front 47

Wat is een Ether?

Back 47

C-O-C koolhydraten

Front 48

Wat is een Esther?

Back 48

O=C-O-C Vetten

Front 49

Wat is een amide

Back 49

N-C-C

=O

peptide