• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/109

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

109 Cards in this Set

  • Front
  • Back
aceptar
aannemen
actuar
handelen
adivinar
raden
adjuntar
bijvoegen
admirar
bewonderen
adorar
aanbidden / vereren
alquilar
huren / verhuren
amar
liefhebben / houden van
ampliar
uitbreiden
anotar
noteren
aparcar
parkeren
apuntar
noteren
asociar
asociëren / verbinden
ayudar
helpen
bajar
uitstappen
buscar
zoeken
calzar
schoenen dragen
cambiar
veranderen / overstappen
celebrar
vieren
cenar
dineren
chatear
chatten
cocinar
koken
combinar
combineren
comentar
becommentariëren
comparar
vergelijken
comprar
kopen / inkopen
comunicar
communiceren
confirmar
bevestigen
conservar
behouden
contactar
contact opnemen met
contestar
beantwoorden
continuar
doorgaan / verdergaan
contratar
inhuren / contracteren
conservar con
praten met
cortar
snijden
cruzar
oversteken
debutar
debuteren
dejar
laten / achterlaten
desayunar
ontbijten
descansar
uitrusten
desear
wensen
dibujar
tekenen
disfrutar de
genieten van
dominar
beheersen
durar
duren
encantar
bekoren / heel erg bevallen
enseñar
laten zien / tonen
entrar
naar binnen gaan
enviar
sturen / zenden
escapar de
ontvluchten / vluchten voor
escuchar
horen / luisteren
esperar
wachten / hopen / verwacjtem
esquiar
skiën
explicar
uitleggen
expresar
uitdrukken
fabricar
fabriceren / maken
faltar
ontbreken
fijar
vastleggen
formar
vormen
fumar
roken
funcionar
functioneren
fundar
stichten
ganar
winnen
gastar
uitgeven
hablar
spreken / oraten
impresionar
indruk maken op
improvisar
improviseren
iniciar
beginnen
interesar
interesseren
invitar
uitnodigen
lavar
wassen
limpiar
schoonmaken
llamar
opbellen
llevar
dragen / brengen / voeren
mandar
sturen / zenden
mirar
bekijken / kijken naar
montar a caballo
paardrijden
nadar
zwemmen
necesitar
nodig hebben
nombrar
noemen
notar
opmerken
observar
observeren / bekijken
olvidar
vergeten
ordenar
ordenen / rangschikken
organizar
organiseren
pasar
doorbrengen / passeren
pasar por
langskomen
pasear
wandelen
pescar
hengelen / vissen
pintar
schilderen
planchar
strijken
planear
plannen
presentar
presenteren
publicar
publiceren / openbaar maken
relacionar
verbinden
realizar
maken / uitvoeren
rechazar
afwijzen
regalar
cadeau geven / schenken
reparar
repareren
representar
vertegenwoordigen / opvoeren
reservar
reserveren
terminar
beïndigen
tomar
nemen / drinken / eten
tomar clases
les nemen
tomar el sol
zonnen / zonnebaden
trabajar
werken
utilizar
gebruiken
viajar
reizen
visitar
bezichtigen