• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/12

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

12 Cards in this Set

  • Front
  • Back
De definities kennen van de begrippen osmoconformer en osmoregulator.
Osmoconformer: Een dier wat iso-osmotisch is ten opzichte van het externe milieu
Osmoregulator: Een dier dat zijn eigen inwendige osmolariteit beheerst wat afhankelijk is van het uitwendige milieu.
Kunnen uitleggen waarom een osmoregulatorische leefwijze energetisch duurder is dan de osmoconformistische leefwijze.
Het kost energie om je interne milieu te laten verschillen van je externe milieu. Een osmoconformer hoeft hierin geen energie te steken maar een osmoregulator wel.
Globaal kunnen beschrijven hoe bij mariene kraakbeenvissen, mariene beenvissen, mariene vogels, zoetwatervissen en landdieren de osmoregulatie plaats vindt.
Mariene kraakbeenvissen: Bouwen hoge concentraties Ureum op in hun weefsel om zo weinig mogelijk water te verliezen en zoveel mogelijk water op te nemen.
Mariene beenvissen: Zout diffundeert uit hun lichaam via hun kieuwen. Ze proberen het water verlies te beperken.
Mariene vogels: Zout wordt uitgescheiden met bv. van een speciale neusklier.
Zoetwatervissen: Hyperosmotisch, tegenover gestelde van een mariene vis. Scheiden veel water uit en
Kunnen verklaren welke relatie er bestaat tussen de vorm waarin dieren hun stikstofhoudende afvalstof uitscheiden en het leefmilieu en/of de waterhuishouding en/of de wijze van voortplanting van de dieren en dit met concrete voorbeelden van diergroepen.
1. Ammoniak: Ammoniak is een giftige stof die met veel water uitgescheiden moet worden. Het kost weinig energie om deze stof te produceren.
2. Ureum: Ureum is een stof die meer energie kost om te produceren dan ammoniak. Het is minder giftig en het kan dus ook met minder water uitgescheiden worden.
3. Urinezuur: Urinezuur is een stof die nog meer energie kost om te produceren. Het is niet giftig en kan uitgescheiden worden zonder water. (Het kan bv. opgeslagen worden in de eierschalen bij reptielen.)
Weten langs welke weg de stikstofhoudende afvalstof uit bovenbedoelde dieren wordt verwijdert.
Vissen scheiden ammoniak uit via de kieuwen. De dieren die ureum produceren scheiden het uit in de urine (vloeibaar). En urinezuur wordt vaak uitgescheiden in de schaal van eieren en/of in halfvaste vorm.
De verschillen en overeenkomsten tussen de excretiesystemen van platwormen, ringwormen en insecten kunnen toelichten.
*COO
In een schematische afbeelding van een doorsnede door een zoogdiernier de verschillende onderdelen kunnen benoemen.
*
De structuur van een juxtamedullair nefron kunnen beschrijven, evenals de structuur van de bloedvaten die met zo´n nefron zijn geassocieerd, en weten welke bijdragen de opeenvolgende onderdelen van zo´n nefron en de verzamelbuizen leveren aan het ontstaan van de definitieve urine en hoe de processen aldaar verlopen.
*
Het verschil tussen een juxtamedullaire en corticale nefron kunnen noemen.
Corticale nefronen bezitten een kleine lus van Henle die zich niet in het niermerg bevinden. Juxtamedullaire nefronen bezitten een langere lus van Henle die zich in het niermerg bevindt.
Weten over welke speciale structurele en functionele aanpassingen van de nefronen in de nieren (woestijn)zoogdieren, zoetwatervissen en zoutwaterbeenvissen beschikken ten behoeve van de osmoregulatie, water- en zouthuishouding.
Woestijnzoogdieren bezitten over actiever transportepitheel waardoor de urine nog hyperosmotischer kan worden. Waterzoogdieren in zoet water bezitten zeer kleine lussen van Henle. Zoutwatervissen hebben nog minder en kleiner nefronen dan zoetwater vissen, omdat ze vooral zouten uit willen scheiden en water willen houden.
Weten bij welke klassen van vertebraten geen lussen van Hendle voorkomen en kunnen verklaren welke consequenties dat heeft voor de maximaal haalbare osmolariteit van de urine in de nieren.
Vissen en amfibieën bezitten geen lus van Henle. Hierdoor is de urine die ze produceren iso-osmotisch of hypo-osmotisch is aan lichaamsvloeistoffen.
Kunnen uitleggen op welke manierhet antidiuretisch hormoon, het renine-angiotensine-aldosteron-systeem (RAAS) en de atrial natriuretic factor betrokken zijn bij de regulatie van de nierverwerking en van de osmolariteit, het volume en de druk van het bloed en inzicht hebben in de complementariteit en de samenhang tussen deze hormonale systemen.
ADH heeft een effect op de osmolariteit. Wordt geproduceert als er sprake is van een lage osmolariteit. RAAS reageert op een een lage bloeddruk en een lage osmolariteit. ANP gaat tegen RAAS in.