Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
163 Cards in this Set
- Front
- Back
- 3rd side (hint)
Homeostase |
Constante samenstelling van het inwendige milieu |
|
|
Conductor |
Geleider van informatie |
|
|
Gonaden |
Door de geslachtsklier geproduceerd |
|
|
Diabetes/suikerziekte |
Ziektetoestand waarbij door een slecht werkende pancreas de insulineproductie onvoldoende of onbestaande is met een te hoge glycemie tot gevolg |
|
|
Doelwitcellen |
Cellen waaraan een bepaald hormoon zich kan binden na herkenning door specifieke membraanreceptoren |
|
|
Glycemie/bloedsuikerspiegel |
De hoeveelheid suiker (glucose) in het bloed |
|
|
Hormoon |
Chemische stof, aangemaakt door een endocriene cel, die via het bloed de werking van een bepaald orgaan kan beïnvloeden |
|
|
Gonadotroop |
Geslachtsklier |
|
|
Impuls |
Elektrische informatie-overdracht binnen een neuron |
|
|
Neuron/zenuwcel |
Kleinste bouwsteen van het zenuwstelsel |
|
|
Neurotransmitter |
Chemische boodschapperstof die een zenuwimpuls overbrengt van het ene neuron naar het volgende |
|
|
Synapsspleet |
Contactplaats/ruimte tussen twee neuronen |
|
|
Rustpotentiaal |
Ladingsverschil aan weerszijde van het membraan van een niet geprikkeld neuron |
|
|
Intracellulair |
Gelegen aan de binnenkant van het celmembraan |
|
|
Dorsaal |
Gelegen aan de rugzijde |
|
|
Neurotransmissie |
Proces waarbij een zenuwimpuls door chemische stoffen wordt overgedragen van het ene neuron naar het volgende |
|
|
Reflex |
Automatische reactie op een prikkel, gericht op het overleven of het in veiligheid brengen van het lichaam |
|
|
Reflex |
Automatische reactie op een prikkel, gericht op het overleven of het in veiligheid brengen van het lichaam |
|
|
Hemisfeer |
Hersenhelft |
|
|
Reflex |
Automatische reactie op een prikkel, gericht op het overleven of het in veiligheid brengen van het lichaam |
|
|
Hemisfeer |
Hersenhelft |
|
|
Antagonist |
De tegengestelde werking van twee stucturen |
|
|
Reflex |
Automatische reactie op een prikkel, gericht op het overleven of het in veiligheid brengen van het lichaam |
|
|
Hemisfeer |
Hersenhelft |
|
|
Antagonist |
De tegengestelde werking van twee stucturen |
|
|
Ventraal |
Gelegen aan de buikzijde |
|
|
Extracellulair |
Gelegen aan de buitenkant van het celmembraan |
|
|
Actiepotentiaal |
Ladingsverschil aan weerszijden van het membraan van een geprikkeld neuron |
|
|
Actiepotentiaal |
Ladingsverschil aan weerszijden van het membraan van een geprikkeld neuron |
|
|
Endocrien |
Klier die een product rechtstreeks in het bloed (inwendige milieu) afscheid |
|
|
Actiepotentiaal |
Ladingsverschil aan weerszijden van het membraan van een geprikkeld neuron |
|
|
Endocrien |
Klier die een product rechtstreeks in het bloed (inwendige milieu) afscheid |
|
|
Celstrekking |
Toename in volume door extra wateropname in de plantencellen |
|
|
Actiepotentiaal |
Ladingsverschil aan weerszijden van het membraan van een geprikkeld neuron |
|
|
Endocrien |
Klier die een product rechtstreeks in het bloed (inwendige milieu) afscheid |
|
|
Celstrekking |
Toename in volume door extra wateropname in de plantencellen |
|
|
Exocrien |
Klier die een product via een afvoerbuis afscheidt aan het lichaamsoppervlak of in het spijsverteringskanaal (uitwendige milieu) |
|
|
Actiepotentiaal |
Ladingsverschil aan weerszijden van het membraan van een geprikkeld neuron |
|
|
Endocrien |
Klier die een product rechtstreeks in het bloed (inwendige milieu) afscheid |
|
|
Celstrekking |
Toename in volume door extra wateropname in de plantencellen |
|
|
Exocrien |
Klier die een product via een afvoerbuis afscheidt aan het lichaamsoppervlak of in het spijsverteringskanaal (uitwendige milieu) |
|
|
Excretie |
Het uitscheiden van schadelijke stoffen of afvalstoffen door een ...klier |
|
|
Nectariën/honingklieren |
Klieren in zaadplanten die nectar produceren |
|
|
Secretie |
Het afscheiden van nuttige stoffen door een ...klier |
|
|
Secretie |
Het afscheiden van nuttige stoffen door een ...klier |
|
|
Plantenregulator/plantenhormoon |
Stof die de levensprocessen van planten beïnvloed |
|
|
Fagocytose |
Vorm van voedselopname door een cel waarbij een voedseldeeltje door schijnvoetjes wordt ingesloten |
|
|
Fagocytose |
Vorm van voedselopname door een cel waarbij een voedseldeeltje door schijnvoetjes wordt ingesloten |
|
|
Amoeboïde beweging |
Kruipbeweging van een cel door het vormen van schijnvoetjes |
|
|
Pseudopodiën |
Schijnvoetjes |
|
|
Pseudopodiën |
Schijnvoetjes |
|
|
Flagel |
Zweephaar |
|
|
Ciliën |
Trilharen |
|
|
Huidspierzak |
Geheel van opperhuid, kringspieren en lengtespieren in de lichaamswand van de regenworm |
|
|
Huidspierzak |
Geheel van opperhuid, kringspieren en lengtespieren in de lichaamswand van de regenworm |
|
|
Hydroskelet |
Lichaamsvloeistof in de segmenten van de regenworm, waardoor de lichaamswand onder spanning staat en het lichaam een zekere stevigheid heeft |
|
|
Huidspierzak |
Geheel van opperhuid, kringspieren en lengtespieren in de lichaamswand van de regenworm |
|
|
Hydroskelet |
Lichaamsvloeistof in de segmenten van de regenworm, waardoor de lichaamswand onder spanning staat en het lichaam een zekere stevigheid heeft |
|
|
Exoskelet |
Uitwendig gelegen skelet, dat voor de stevigheid zorgt van de lichaamswand van insecten |
|
|
Huidspierzak |
Geheel van opperhuid, kringspieren en lengtespieren in de lichaamswand van de regenworm |
|
|
Hydroskelet |
Lichaamsvloeistof in de segmenten van de regenworm, waardoor de lichaamswand onder spanning staat en het lichaam een zekere stevigheid heeft |
|
|
Exoskelet |
Uitwendig gelegen skelet, dat voor de stevigheid zorgt van de lichaamswand van insecten |
|
|
Endoskelet |
Inwendig gelegen skelet, dat voor de steun en stevigheid zorgt in het lichaam van gewervelde dieren |
|
|
Huidspierzak |
Geheel van opperhuid, kringspieren en lengtespieren in de lichaamswand van de regenworm |
|
|
Hydroskelet |
Lichaamsvloeistof in de segmenten van de regenworm, waardoor de lichaamswand onder spanning staat en het lichaam een zekere stevigheid heeft |
|
|
Exoskelet |
Uitwendig gelegen skelet, dat voor de stevigheid zorgt van de lichaamswand van insecten |
|
|
Endoskelet |
Inwendig gelegen skelet, dat voor de steun en stevigheid zorgt in het lichaam van gewervelde dieren |
|
|
Chitine |
Hoornachtige stof in de cuticula van insecten, verstevigt de lichaamswand |
|
|
Huidspierzak |
Geheel van opperhuid, kringspieren en lengtespieren in de lichaamswand van de regenworm |
|
|
Hydroskelet |
Lichaamsvloeistof in de segmenten van de regenworm, waardoor de lichaamswand onder spanning staat en het lichaam een zekere stevigheid heeft |
|
|
Exoskelet |
Uitwendig gelegen skelet, dat voor de stevigheid zorgt van de lichaamswand van insecten |
|
|
Endoskelet |
Inwendig gelegen skelet, dat voor de steun en stevigheid zorgt in het lichaam van gewervelde dieren |
|
|
Chitine |
Hoornachtige stof in de cuticula van insecten, verstevigt de lichaamswand |
|
|
Cuticula |
Beschermde en verstevigende laag, gevormd door de opperhuid |
|
|
Huidspierzak |
Geheel van opperhuid, kringspieren en lengtespieren in de lichaamswand van de regenworm |
|
|
Hydroskelet |
Lichaamsvloeistof in de segmenten van de regenworm, waardoor de lichaamswand onder spanning staat en het lichaam een zekere stevigheid heeft |
|
|
Exoskelet |
Uitwendig gelegen skelet, dat voor de stevigheid zorgt van de lichaamswand van insecten |
|
|
Endoskelet |
Inwendig gelegen skelet, dat voor de steun en stevigheid zorgt in het lichaam van gewervelde dieren |
|
|
Chitine |
Hoornachtige stof in de cuticula van insecten, verstevigt de lichaamswand |
|
|
Cuticula |
Beschermde en verstevigende laag, gevormd door de opperhuid |
|
|
Taxis |
Het zich verplaatsen van een dier, een micro-organisme of een voortplantingscel als gevolg van een uitwendige prikkel |
|
|
Huidspierzak |
Geheel van opperhuid, kringspieren en lengtespieren in de lichaamswand van de regenworm |
|
|
Hydroskelet |
Lichaamsvloeistof in de segmenten van de regenworm, waardoor de lichaamswand onder spanning staat en het lichaam een zekere stevigheid heeft |
|
|
Exoskelet |
Uitwendig gelegen skelet, dat voor de stevigheid zorgt van de lichaamswand van insecten |
|
|
Endoskelet |
Inwendig gelegen skelet, dat voor de steun en stevigheid zorgt in het lichaam van gewervelde dieren |
|
|
Chitine |
Hoornachtige stof in de cuticula van insecten, verstevigt de lichaamswand |
|
|
Cuticula |
Beschermde en verstevigende laag, gevormd door de opperhuid |
|
|
Taxis |
Het zich verplaatsen van een dier, een micro-organisme of een voortplantingscel als gevolg van een uitwendige prikkel |
|
|
Tropie |
Beweging van plantendelen, veroorzaakt en gericht door een uitwendige prikkel |
|
|
Huidspierzak |
Geheel van opperhuid, kringspieren en lengtespieren in de lichaamswand van de regenworm |
|
|
Hydroskelet |
Lichaamsvloeistof in de segmenten van de regenworm, waardoor de lichaamswand onder spanning staat en het lichaam een zekere stevigheid heeft |
|
|
Exoskelet |
Uitwendig gelegen skelet, dat voor de stevigheid zorgt van de lichaamswand van insecten |
|
|
Endoskelet |
Inwendig gelegen skelet, dat voor de steun en stevigheid zorgt in het lichaam van gewervelde dieren |
|
|
Chitine |
Hoornachtige stof in de cuticula van insecten, verstevigt de lichaamswand |
|
|
Cuticula |
Beschermde en verstevigende laag, gevormd door de opperhuid |
|
|
Taxis |
Het zich verplaatsen van een dier, een micro-organisme of een voortplantingscel als gevolg van een uitwendige prikkel |
|
|
Tropie |
Beweging van plantendelen, veroorzaakt en gericht door een uitwendige prikkel |
|
|
Nastie |
Beweging van plantendelen, veroorzaakt door maar niet gericht naar een uitwendige prikkel |
|
|
Huidspierzak |
Geheel van opperhuid, kringspieren en lengtespieren in de lichaamswand van de regenworm |
|
|
Hydroskelet |
Lichaamsvloeistof in de segmenten van de regenworm, waardoor de lichaamswand onder spanning staat en het lichaam een zekere stevigheid heeft |
|
|
Exoskelet |
Uitwendig gelegen skelet, dat voor de stevigheid zorgt van de lichaamswand van insecten |
|
|
Endoskelet |
Inwendig gelegen skelet, dat voor de steun en stevigheid zorgt in het lichaam van gewervelde dieren |
|
|
Chitine |
Hoornachtige stof in de cuticula van insecten, verstevigt de lichaamswand |
|
|
Cuticula |
Beschermde en verstevigende laag, gevormd door de opperhuid |
|
|
Taxis |
Het zich verplaatsen van een dier, een micro-organisme of een voortplantingscel als gevolg van een uitwendige prikkel |
|
|
Tropie |
Beweging van plantendelen, veroorzaakt en gericht door een uitwendige prikkel |
|
|
Nastie |
Beweging van plantendelen, veroorzaakt door maar niet gericht naar een uitwendige prikkel |
|
|
Spiertonus |
Voortdurende lichte contractietoestand van de skelet spieren, waardoor het lichaam zijn houding kan aanhouden en het hoofd rechtop kan houden |
|
|
Spiercontractie |
De samentrekking van een spier onder impuls van een motorisch neuron |
|
|
Myoglobine |
Rood pigment in het cytoplasma van spiervezels, dat zuurstofgas kan binden en vervoeren |
|
|
Actine draden |
Dunnere eiwitdraden in een spierfibril |
|
|
Myosine draden |
Dikkere eiwitdraden in een spierfibril |
|
|
Spierfibril |
Draadvormige structuur in een spiervezel, enkel zichtbaar onder een microscoop |
|
|
Spierfibril |
Draadvormige structuur in een spiervezel, enkel zichtbaar onder een microscoop |
|
|
Motorische eindplaat |
Contactplaats tussen het axon van een motorisch neuron en een spiervezel |
|
|
Spierfibril |
Draadvormige structuur in een spiervezel, enkel zichtbaar onder een microscoop |
|
|
Motorische eindplaat |
Contactplaats tussen het axon van een motorisch neuron en een spiervezel |
|
|
Pees |
Uiteinde van een skeletspier voor vasthechting aan het bot |
|
|
Spierfibril |
Draadvormige structuur in een spiervezel, enkel zichtbaar onder een microscoop |
|
|
Motorische eindplaat |
Contactplaats tussen het axon van een motorisch neuron en een spiervezel |
|
|
Pees |
Uiteinde van een skeletspier voor vasthechting aan het bot |
|
|
Maagportier |
Sluitspier aan de uitgang ban de maag, regelt de doorgang van het voedels van de maag en de twaalfvingerige darm |
|
|
Spierfibril |
Draadvormige structuur in een spiervezel, enkel zichtbaar onder een microscoop |
|
|
Motorische eindplaat |
Contactplaats tussen het axon van een motorisch neuron en een spiervezel |
|
|
Pees |
Uiteinde van een skeletspier voor vasthechting aan het bot |
|
|
Maagportier |
Sluitspier aan de uitgang van de maag, regelt de doorgang van het voedels van de maag en de twaalfvingerige darm |
|
|
Peristaltiek |
Golfbeweging van de wand van en hol/buisvormig orgaan als gevolg van het afwisselend samentrekken van lengtespieren en kringspieren |
Darmen |
|
Papillen |
Uitsteeksels van de lederhuid om de opperhuid stevig te verankeren |
|
|
Vasoconstructie |
Het vernauwen van bloedvaten onder invloed van thermische prikkel |
Dieper gelegen bij koude temperatuur |
|
Vasoconstructie |
Het vernauwen van bloedvaten onder invloed van thermische prikkel |
Dieper gelegen bij koude temperatuur |
|
Vasodilatatie |
Het uitzetten van bloedvaten onder invloed van thermische prikkels |
Dicht bij het oppervlak gelegen bij warme temperatuur |
|
Vleug |
Schuine richting waarin de haren op de huid zijn ingeplant |
|
|
Vleug |
Schuine richting waarin de haren op de huid zijn ingeplant |
|
|
Zintuigpunt |
Gevoelig punt aan het huidoppervlak, overeenkomend met dieper gelegen gevoelsreceptoren |
|
|
Vleug |
Schuine richting waarin de haren op de huid zijn ingeplant |
|
|
Zintuigpunt |
Gevoelig punt aan het huidoppervlak, overeenkomend met dieper gelegen gevoelsreceptoren |
|
|
Glutamaat |
Smaakstof, verantwoordelijk voor de basissmaak ... |
|
|
Vleug |
Schuine richting waarin de haren op de huid zijn ingeplant |
|
|
Zintuigpunt |
Gevoelig punt aan het huidoppervlak, overeenkomend met dieper gelegen gevoelsreceptoren |
|
|
Glutamaat |
Smaakstof, verantwoordelijk voor de basissmaak ... |
|
|
Umami |
Hartige smaak van vlees, vis, groenten en kaas, overeenkomend met de smaakstof ... |
|
|
Vleug |
Schuine richting waarin de haren op de huid zijn ingeplant |
|
|
Zintuigpunt |
Gevoelig punt aan het huidoppervlak, overeenkomend met dieper gelegen gevoelsreceptoren |
|
|
Glutamaat |
Smaakstof, verantwoordelijk voor de basissmaak ... |
|
|
Umami |
Hartige smaak van vlees, vis, groenten en kaas, overeenkomend met de smaakstof ... |
|
|
Papil |
Uitsteeksel op de tong, uitgerust met receptoren voor het waarnemen van smaakprikkels en tastprikkels |
|
|
Vleug |
Schuine richting waarin de haren op de huid zijn ingeplant |
|
|
Zintuigpunt |
Gevoelig punt aan het huidoppervlak, overeenkomend met dieper gelegen gevoelsreceptoren |
|
|
Glutamaat |
Smaakstof, verantwoordelijk voor de basissmaak ... |
|
|
Umami |
Hartige smaak van vlees, vis, groenten en kaas, overeenkomend met de smaakstof ... |
|
|
Papil |
Uitsteeksel op de tong, uitgerust met receptoren voor het waarnemen van smaakprikkels en tastprikkels |
|
|
Territorium |
Een tegen soortgenoten verdedigd leefgebied |
|
|
Vleug |
Schuine richting waarin de haren op de huid zijn ingeplant |
|
|
Zintuigpunt |
Gevoelig punt aan het huidoppervlak, overeenkomend met dieper gelegen gevoelsreceptoren |
|
|
Glutamaat |
Smaakstof, verantwoordelijk voor de basissmaak ... |
|
|
Umami |
Hartige smaak van vlees, vis, groenten en kaas, overeenkomend met de smaakstof ... |
|
|
Papil |
Uitsteeksel op de tong, uitgerust met receptoren voor het waarnemen van smaakprikkels en tastprikkels |
|
|
Territorium |
Een tegen soortgenoten verdedigd leefgebied |
|
|
Degusteren |
Het aandachtig proeven/beoordelen van wijn op basis van geur en smaak |
|
|
Reukstoffen |
Stof in gasvormige toestand die waarneembaar is door een reukreceptor |
|
|
Feromonen |
Vluchtige stoffen, door organismen afgescheiden om de ontwikkeling en activiteiten van soortgenoten te beïnvloeden |
Bv: paren |
|
Feromonen |
Vluchtige stoffen, door organismen afgescheiden om de ontwikkeling en activiteiten van soortgenoten te beïnvloeden |
Bv: paren |
|
Adaptatie/gewenning |
Het vermogen van een receptor om gewoon te geraken aan een prikkel zodat deze niet voortdurend wordt waargenomen |
|