• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/12

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

12 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Welk type onderzoeksvragen zijn er?
• Frequentie onderzoeksvraag
• Verschilonderzoeksvraag
• Samenhangonderzoeksvraag.
De voorlopige onderzoeksvraag bestaat uit:
1 Probleemstelling
2 Formuleren gewenste situatie.
3 Vergelijking gewenste situatie met huidige situatie.
4 Probleemverheldering: directie interventie of eerst een (voor)onderzoek?
5 Behoefte aan nieuwe informatie? Nee? Dan geen onderzoek doen, is niet nodig.
6 Formulering voorlopige onderzoeksvraag
2 soorten relevantie van onderzoek:
Praktische relevantie:
De onderzoek informatie leidt tot verbeteringen in de praktijk

Theoretische relevantie:
Beoogt een bijdrage te leveren aan de toename van (wetenschappelijke) kennis.
Richtlijnen bij het formuleren van onderzoeksvragen.
Wat voor soorten vragen moet je vermijden?
‘Hoe komt het en ‘waarom …’ vragen.
Deze vragen zijn te open, te vaag en te globaal voor kwantitatief onderzoek.

Beleidsvragen
Ook moet je alert zijn op speciale ‘hoe-vragen’, namelijk beleidsvragen als ‘hoe kunnen we de omzet vergroten., hoe kan ik de leerprestaties van allochtonen kinderen verhogen.’
Waarom?
Soorten controlevariabelen.
• Kwalitatieve controle variabelen
• Kwantitatieve controle variabelen.

-Kwantitatieve controle variabelen:
Er kan gesproken worden over meer of minder, hoger of lager, sterker of zwakker.

Je spreekt hier van interveniërende of mediërende controle variabelen. De positie medieert (heeft invloed) op het verband tussen bijvoorbeeld opleiding en werkdruk. Leeftijd bijvoorbeeld, maar ook een functie omdat hoe hoger je komt, hoe autonomer je vaak bent. En dat helpt tegen stress.

-Kwalitatieve controle variabelen:
Hier is geen sprake van meer of minder. Denk aan bijvoorbeeld geslacht. Het is een nominale variabele. Geslacht kan een verband verhullen. Op een groep is er bijvoorbeeld als totaal geen of weinig verband. Maar zodra er naar mannen alleen wordt gekeken, kan dat wel zo zijn.
1.6 Uitvoerbaarheid van onderzoek.
De factoren die bepalen of een onderzoek uitvoerbaar is zijn:
• Tijd
• Geld
• De bereidheid en bereikbaarheid van respondenten of proefpersoenen.
• Bereikbaarheid proefpersoenen/doelgroepen (als je geen adressen hebt oid kan je weinig)

Voor dat je begint met een onderzoek maak je:
• Een tijdsbegroting
• Berekening van de kosten
• Ga je na of er voldoende bereidheid is voor deelname aan het onderzoek.
Of mensen meewerken hangt af van bijvoorbeeld:
• Wie het onderzoek uitvoert
• De wijze hoe je mensen benadert
• De tijd die het mensen kost voor het onderzoek.
• De aantrekkelijkheid van het onderwerp
• Nut van het onderzoek
Elementen van het zoekplan:
• Het doel van je literatuuronderzoek
• Bepalen van relevante zoektermen
• Hoeveel tijd heb je om te zoeken?
• Hoeveel tijd heb je om te lezen?
• Hoeveel geld heb je?
Vuistregels voor je logboek:
• Artikelen niet ouder dan een jaar
• Schrap alle verwijzingen naar algemene literatuur of naslagwerken
• Ga na van de niet gevonden verwijzingen waarom je ze hebt gemist
• Wat je had kunnen gebruiken moet je ten minste 80% gebruikt hebben
Er zijn 3 onderzoek typen:
• Beschrijvend onderzoek
• Exploratief onderzoek
• Toetsend onderzoek


• Beschrijvend onderzoek
Pas je toe bij een ‘Hoeveel vraag’ of een ‘in welke mate vraag’.

Voorbeeld:
Wat weten klanten van computers en aan welke informatie hebben ze behoefte

• Exploratief onderzoek
Pas je toe bij als je wilt weten of er verschillen bestaan tussen verschillende categorieën.

Voorbeeld:
‘ervaren jongere werknemers een hogere werkdruk dan oudere?’


• Toetsend onderzoek
Pas je toe als je een theorie hebt die je wil toetsen, kijken of ze klopt. Je hebt dan ook een uitspraak, een hypothese waarin de samenhang staat van de theorie. Ook bij evaluatie onderzoek wordt toetsend onderzoek ingezet.

Voorbeelden:
‘het effect van een X medicijn’, het effect van een reclame campagne
Welk type onderzoek je doet hangt af van:
Je vraagstelling.

-Een frequentie onderzoeksvraag =
beschrijvend onderzoek.
hypothesen en theorieën niet aan de orde. Het gaat om de beschrijving, de constatering van kenmerken van onderzoekseenheden aan de hand van vooraf nauwkeurig aangegeven systematiek, zonder dat er uiteraard de relatie is uitgelegd of verklaard.

-een verschilonderzoeksvraag =
Exploratief onderzoek.
wordt gebruikt in combinatie met een samenhang- of verschil onderzoeksvraag.
Het oogmerk is op termijn een hypothese te kunnen vormen.


-samenhangonderzoeksvraag.
Toetsend onderzoek.
Je toetst een of meer hypothesen die je hebt of die ondersteund worden. Deze hypothesen zijn afgeleid uit een theorie. Het wordt toetsend als je als onderzoeker aan de hand daarvan kan vragen: ‘ik denk dat het zo zit. Klopt dat?’
Er kunnen twee vormen van samenhang zijn:
Positieve samenhang.
Negatieve samenhang.