3Ha H.1 Woordenschat Opdr.2A Woorden En Uitdrukkingen

Front 1

onoprecht

Back 1

niet serieus gemeend

Front 2

spijtbetuiging

Back 2

nadrukkelijke erkenning dat je iets verkeerds gedaan hebt en dat jou dat spijt

Front 3

bemiddelen

Back 3

tussenbeide komen, als een onafhankelijke persoon voor twee strijdende partijen een oplossing zoeken voor een probleem

Front 4

inlevingsvermogen

Back 4

de capaciteit om je in iemands problemen en situatie in te leven

Front 5

over de schreef gaan

Back 5

de wet overtreden, iets doen wat niet mag

Front 6

onthutsend

Back 6

verbijsterend, ontstellend

Front 7

teneinde

Back 7

(met de bedoeling) om

Front 8

gedupeerde

Back 8

slachtoffer

Front 9

in hun maag zitten

Back 9

een probleem hebben, ergens spijt van hebben

Front 10

bleven in gebreke

Back 10

lieten na wat eigenlijk wel gedaan zou moeten worden (omdat het bijvoorbeeld beloofd is)

Front 11

veinzen

Back 11

spelen, niet echt, net gedaan alsof

Front 12

milder

Back 12

zachtaardiger, welwillender

Front 13

aard

Back 13

soort, karakter, het wezenlijke van iets of iemand

Front 14

getuigd van

Back 14

blijk geeft van

Front 15

vonnis

Back 15

beslissen (uitspraak) van de rechter over de straf die iemand eventueel krijgt

Front 16

voorwaardelijke straf

Back 16

een straf die je alleen krijgt als je je niet aan bepaalde voorwaarden houdt

Front 17

doorgewinterd

Back 17

zeer ervaren

Front 18

door het stof gaan

Back 18

veel spijt betuigen, vele excuses maken

Front 19

predikaat

Back 19

eervolle toevoeging (soms ironisch)

Front 20

ontraden

Back 20

afraden