• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/21

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

21 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Op welke wijze kunnen enquetes worden afgenomen? En op welke wijze interviews?

Enquetes:


- schriftelijk (post)


- elektronisch (internet/mail)


- telefonisch


- persoonlijk



(open interviews):


- telefonisch


- persoonlijk (bij mensen thuis etc.)

Wat wordt onder de respons van een onderzoek verstaan?

Dat deel van de uitgezette vragenlijsten dat ingevuld terugkomt en daadwerkelijk informatie oplevert.


(niet of oningevuld heet: non-respons)

Hoe heet het als iemand bij toeval niet mee doet met het onderzoek? en hoe heet het als men uit eigen beweging niet mee doet?

Toeval? --> toevallige steekproeffout


Eigen beweging --> systematische steekproeffout



Gevolg: generaliseerbaarheid staat onder druk..

Wat houdt een zogenoemde item-non-respons in?

Iemand vult de vragenlijst wel in, maar slaat één of meerdere vragen over.

Benoem zoveel mogelijk tips en trucs om een enquete zo goed mogelijk te laten verlopen?

- Test je vragenlijst eerst uit!


- Maak de vragenlijst zo kort als mogelijk en zo lang als nodig


- Schrijf altijd een introductiebrief


- Houd de toon in de brief persoonlijk


- Besteed aandacht aan de lay-out


- Stuur tijdig een herinnering


- Denk aan mogelijkheden voor incentives (cadeautjes) relatiegeschenk, boek, pen etc.

Wat houdt de sneeuwbalmethode in?

Methode om via een kleine kring respondenten op een makkelijke manier aan meer namen, adressen etc. te komen.

Noem 6 gesprekstechnieken voor tijdens een interview?

1. houding en oogcontact (belangstelling, niet staren)


2. knikken


3. omgaan met stiltes (4 sec regel)


4. toon en volume (toon omhoog aan het einde van de zin stimuleert om een antwoord te geven)


5. hummen (met mate, werkt ook stimulerend)


6. herhalingen (parafaseren)

Noem de 4 meetniveaus en beschrijf wat je hier mee kunt?

‐ Nominaal (losse categorieën, niet rekenen, bijv: geslacht en burgelijke staat
‐ Ordinaal (niet mee te rekenen, wel rangorde (havo, vwo etc.)) (kwalitatief)
‐ Interval (wel rekenen, zijn numeriek bijv.: temp en IQ, hebben geen nulpunt) (kwantitatief)
‐ Ratio (schalen, helemaal mee eens of helemaal mee oneens, wel mee te rekenen, wel nulpunt (kwantitatief) Bijv: leeftijf en aantal gewerkte uren

Definitie van hypothese?

Toetsbare veronderstellingen over de uitkomsten van je analyses met betrekking tot je populatie.


(dit zijn statistische hypothesen!)

Berusten je resultaten niet op toeval, dan spreek je van?

Significantie

Hypothesen worden meestal opgesteld in twee delen, welke twee? En wat is het verschil?

1. een nulhypothese, Ho


(de basisveronderstelling)


Aannames zoals: geen verband, geen verschil of geen effect.



2. een alternatieve hypothese, H1


Aannames die wel een verband, een verschil of een effect veronderstellen.

Univariate analyses zijn?

Beschrijvingen van één variabele tegelijk

Op welke 3 manieren kun je univariate beschrijvingen maken?

1. frequentieverdelingen van een kenmerk


2. grafieken


3. kengetallen

Om een goed beeld te krijgen van een kenmerk maken onderzoekers vaak gebruik van grafieken en tabellen. Noem er 5 en beschrijf hun functie?

1. Cirkeldiagram: enkele categorieën, verhoudingen tussen categorieën (alleen geschikt voor variabelen)
2. Staafdiagram: verhoudingen tussen categorieën slechts enkele waarden
3. Histogram: hoger meetniveau (interval/ratio) vorm van een verdeling weergeven, continu: aan elkaar.
Komt vaak voor in klokvorm/bevolkingspiramide/gekantelde staafdia met meer dan 1 variabele
(allemaal op zich) .
4. Lijngrafiek: Trends weergeven, variabele van minimaal intervalniveau (leeftijden of aantallen) hoe meer waarnemingen, des te steiler de lijn!
5. Boxplot: mediaan is middelste (50%) en weergave van de uitschieters (2 variabelen en ligging ten opzichte van elkaar)

Noem 3 centrummaten en beschrijf wat zij inhouden?

1. Modus: variabele die het meeste voorkomt;


2. Mediaan: de middelste waarneming in een verdeling;


3. Gemiddelde: rekenkundig gemiddelde (alle scores bij elkaar gedeeld door het totale aantal waarnemingen)

Variatiebreedte =



Interkwartielafstand =

Variatiebreedte = verschil tussen minimum- en maximumscore. (spreiding beter kunnenbeoordelen)


VB: max 65jr, min 18jr = 65 - 18 =47



Interkwartielafstand = De middelste 50% van je waarnemingen.


75ste percentiel - 25ste percentiel.

Bivariate analyses zijn?

Goede beschrijving van 2 variabelen tegelijk (bijv.: ink. + m/v).

Noem 1 tabel en 3 grafieken waarmee je twee variabelen/kenmerken grafisch kunt weergeven?

Tabel: kruistabellen (bv om verhouding man/vrouw en wel of geen betaald werk weer te geven)



Grafieken:


1. Staafdiagram (bv om geslacht en opleidingsniveau weer te geven)


2. Spreidingsdiagram (om op interval niveau een relatie tussen twee kenmerken weer te geven)


3. Lijngrafiek (bv om de omzet in de tijd weer te geven)

Tijdens een interview beschrijf je duidelijk?

- Wat is het doel van het interview


- Wie ga je interviewen en waarom


- Wat is je inleiding voordat je begint met het interview


- Maak een overzicht van onderwerpen


- Bedenk de openingsvragen, hoofdvragen en evt subvragen

Univariaat frequentieverdelingen, 2 soorten waarnemingen, welke?

Absoluut aantal waarnemingen --> hoe vaak komen scores voor.



Relatief aantal waarnemingen --> hoe vaak komen scores voor ten opzichte van totale aantal scores

Generaliseerbaarheid =

In hoeverre zijn de resultaten uit je steekproef toepasbaar op je populatie?



Toets dit op een aantal kenmerken:


- geslacht, burgelijke staat, opleiding en sociaal economische status.