• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/107

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

107 Cards in this Set

  • Front
  • Back
to bake, fry
bakken
gebakken
bakte
bakten
to begin
beginnen
begonnen (zijn)
begon
begonnen
to understand
begrijpen
begrepen
begreep
begrepen
to discuss
bespreken
besproken
besprak
bespraken
to exist
bestaan
bestaan
bestond
bestonden
to give birth to, to please
bevallen
bevallen (zijn)
beviel
bevielen
to move
bewegen
bewogen
bewoog
bewogen
to offer
bieden
geboden
bood
boden
to bite
bijten
gebeten
beet
beten
to tie, bind
binden
bebonden
bond
bonden
to appear
blijken
gebleken (zijn)
bleek
bleken
to stay, remain
blijven
gebleven (zijn)
bleef
bleven
to break
breken
bebroken
brak
braken
to bring
brengen
gebracht
bracht
brachten
to bow, bend
buigen
gebogen
boog
bogen
to think
denken
gedacht
dacht
dachten
to do
doen
gedaan
deed
deden
to carry, support
dragen
gedragen
droeg
droegen
to drink
drinken
gedronken
dronk
dronk
to drip, trickle
druipen
gedropen
droop
dropen
to eat
eten
gegeten
at
eten
to whistle
fluiten
gefloten
floot
floten
to go
gaan
gegaan (zijn)
ging
gingen
to count, apply, concern
gelden
gegolden
gold
golden
to give
geven
gegeven
gaf
gaven
to pour
gieten
gegoten
goot
gooten
to dig
graven
gegraven
groef
groeven
to hang
hangen
gehangen
hing
hingen
to have
hebben
gehad
had
hadden
to help
helpen
geholpen
hielp
hielpen
to be called
heten
geheten
heette
heetten
to need
hoeven
gehoeven
hoefde
hoefden
to hold
houden
gehouden
hield
hielden
to hunt, chase
jagen
gejaagd
joeg
joegen
to choose
kiezen
gekozen
koos
kozen
to look, watch
kijken
gekeken
keek
keken
to sound
klinken
geklonken
klonk
klonken
to come
komen
gekomen
kwam
kwamen
to buy
kopen
gekocht
kocht
kochten
to get
krijgen
gekregen
kreeg
kregen
to crawl
kruipen
gekropen
kroop
kropen
can, be able
kunnen
gekund
kon
konden
to laugh
lachen
gelachen
lachte
lachten
to let, allow, leave
laten
gelaten
liet
lieten
to read
lezen
gelezen
las
lazen
to lie
liggen
gelegen
lag
lagen
to suffer
lijden
geleden
leed
leden
to look, seem, appear
lijken
geleken
leek
leken
to walk
lopen
gelopen
liep
liepen
to measure
meten
gemeten
mat
maten
must, have to
moeten
gemoeten
moest
moesten
can, may, be allowed
mogen
gemogen
mocht
mochten
to take
nemen
genomen
nam
namen
to ride, drive
rijden
gereden
reed
reden
to rise
rijzen
gerezen (zijn)
rees
rezen
to call (out)
roepen
geroepen
riep
riepen
to smell
ruiken
geroken
rook
roken
to give, pour
schenken
geschonken
schonk
schonken
to seperate, divorce
scheiden
gescheiden
scheidde
scheidden
to shoot
schieten
geschoten
schoot
schoten
to shine, seem
schijnen
geschenen
scheen
schenen
to write
schrijven
geschreven
schreef
schreven
to hit, beat
slaan
geslagen
sloeg
sloegen
to sleep
slapen
geslapen
sliep
sliepen
to close
sluiten
gesloten
sloot
sloten
to cut
snijden
gesneden
sneed
sneden
to regret
spijten
gespeten
speet (het)
to speak
spreken
gesproken
sprak
spraken
to jump
springen
gesprongen
sprong
sprongen
to stand
staan
gestaan
stond
stonden
to stab, stick, put
steken
gestoken
stak
staken
to steal
stelen
gestolen
stal
stalen
to die
sterven
gestorven (zijn)
stierf
stierven
to pull, draw
trekken
getrokken
trok
trokken
to step, tread
treden
getreden
trad
traden
to fall
vallen
gevallen (zijn)
viel
vielen
to catch
vangen
gevangen
ving
vingen
to sail
varen
gevaren
voer
voeren
to forget
vergeten
vergeten
vergat
vergaten
to lose
verliezen
verloren
verloor
verloren
to leave/depart
vertrekken
vertrokken (zijn)
vertrok
vertokken
to disappear
verdwijnen
verdwenen (zijn)
verdween
verdwenen
to find
vinden
gevonden
vond
vonden
to fly
vliegen
gevlogen
vlog
vlogen
to fold
vouwen
gevouwen
vouwde
vouwden
to ask
vragen
gevraagd
vroeg
vroegen
to freeze
vriezen
gevroren
vroor
vroren
to wash
wassen
gewassen
waste
wasten
to weigh
wegen
gewogen
woog
wogen
to cast, throw
werpen
geworpen
wierp
wierpen
to know
weten
geweten
wist
wisten
to point
wijzen
gewezen
wees
wezen
to want
willen
gewild
wilde
wilden
to want
willen
gewild
wou
wouden
to win
winnen
gewonnen
won
wonnen
to become
worden
geworden (zijn)
werd
werden
to say
zeggen
gezegd
zei
zeiden
to send
zenden
gezonden
zond
zonden
to see
zien
gezien
zag
zagen
to be
zijn
geweest (zijn)
was
waren
to sing
zingen
gezongen
zong
zongen
to sit
zitten
gezeten
zat
zaten
to search for, look for
zoeken
gezocht
zocht
zochten
shall, will
zullen
-
zou
zouden
to swim
zwemmen
gezwommen
zwom
zwommen
to swear
zweren
gezworen
zwoor
zworen
to be/keep silent
zwijgen
gezwegen
zweeg
zwegen