Stop & Check Biopsychologie H15. Mooddisorders And Schyzofrenia

Front 1

Hoofdstuk 15 Alcoholism, mood disorders, and schizophrenia
Module 15.1 Alcoholism

1. Welke type alcoholisme heeft

Een sterke genetische basis?
Welke openbaart zich op jongere leeftijd?

Back 1

Voor beide is het type II.

Front 2

2. Op welke manier kan een gen alcoholisme beïnvloeden?

Back 2

Een gen kan de structuur van een dopamine receptor veranderen, waardoor iemand anders op aanmoedigende gebeurtenissen reageert.

Front 3

3. Bij wie is het waarschijnlijker om meer te drinken – iemand die acetaldehyde snel of langzaam metaboliseert tot acetic acid?

Back 3

Bij iemand die snel metaboliseert want deze ondervindt minder onplezierige effecten en voelt zich niet ziek.

Front 4

4. Hoe werkt Antabuse?

Back 4

Antabuse blokkeert enzymen die acetaldehyde omzetten naar acetic acid en daardoor worden mensen ziek als ze alcohol drinken. Het zou mensen dus een aversie kunnen aanleren tegen alcohol, meestal werkt het beter bij mensen die echt zelf van alcohol af willen komen.

Front 5

5. In welke 2 opzichten verschillen zonen van alcoholistische vaders ten opzichte van zonen van non-alcoholistische vaders?

Back 5

Zonen van alcoholistische vaders tonen minder effecten van intoxicatie, lichaamsbewegingen (zwaaien) en drinken grotere hoeveelheden alcohol. Zij vertonen een grotere ontspanning na het drinken van alcohol.

Front 6

Module 15.2 Mood disorders

1. Waarom is het onwaarschijnlijk dat vrouwelijke hormonen verantwoordelijk zijn voor het feit dat zoveel meer vrouwen depressief worden dan mannen?

Back 6

Onder vrouwen correleren hormoonspiegels niet met de mogelijkheid tot depressie. Bijna alle vrouwen die leiden aan ernstige depressie na de bevalling, hebben eerder tekenen van depressie vertoont die geen relatie hebben met hormonale veranderingen.

Front 7

2. Wat zijn de effecten van tricyclic drugs?

Back 7

Tricyclic drugs blokkeren de heropname van serotonine en catecholamines. Ze blokkeren ook histamine recptoren, acetylcholine receptoren en sodium (NA+) kanalen, waardoor onplezierige bijeffecten ontstaan.

Front 8

3. Wat zijn de effecten van MAOIs?

Back 8

MAOIs blokkeren het enzym MAO, welk catecholamines en serotonine afbreekt. Het resultaat is een verhoging van het openstaan voor deze transmitters.

Front 9

4. Wat de effecten van SSRIs?

Back 9

SSRIs bokkeren selectief de heropname van serotonine.

Front 10

5. Wat zijn de atypische antidepressiva?

Back 10

Atypische antidepressiva zijn een groep overige antidepressiva. Zij hebben verschillende effecten op serotonine en andere synapsen.

Front 11

6. Wat is het grootste probleem in het begrijpen hoe de antidepressiva depressie verminderen?

Back 11

Antidepressiva hebben snel effect op de synapsen, maar de voordelen op het gedrag zijn pas na 2 á 3 weken zichtbaar.

Front 12

7. Voor welke patiënten wordt ECT aanbevolen?

Back 12

ECT wordt aanbevolen voor depressieve mensen die niet op andere therapieën reageren en voor patiënten die zelfmoordneigingen hebben.

Front 13

8. Welke verandering in slaapgewoonte verlicht depressie?

Back 13

Als depressieve mensen vroeger naar bed gaan kan hun depressie verlicht worden.

Front 14

9. Welke 2 behandelingen zijn er voor bipolar disorder (manisch-depressief)?

Back 14

Behandeling met lithium zout en bepaalde anticonvulsieve medicijenen (tegen stuiptrekkingen).

Front 15

10. In welke delen van de wereld hebben mensen meer last van seizoen affectieve stoornis?

Back 15

Bij de polen, door het extreme verschil tussen zomer en wintertijd. (Zonlicht)

Front 16

Module 15.3 Schizophrenia

1. Waarom zijn hallucinaties positieve symptomen?

Back 16

Omdat ze aanwezig zijn terwijl ze afwezig zouden moeten zijn. Een positief symptoom is geen goed symptoom.

Front 17

2. Komt schizofrenie vaker, minder vaak, of net zo vaak voor door de tijd?

Back 17

Komt minder vaak voor.

Front 18

3. De hogere concordantie tussen eeneiige en twee-eiige tweelingen impliceert een mogelijke genetische basis.

Welke andere verklaring is mogelijk?

Back 18

Eeneiige tweelingen hebben dezelfde prenatale omgeving gedeeld.

Front 19

4. Het feit dat geadopteerde kinderen met schizofrenie ook vaak biologische familieleden hebben met schizofrenie wijst op een genetische basis. Wat is ook nog mogelijk?

Back 19

Een biologische moeder kan haar kind beïnvloeden door de prenatale omgeving (in haar lichaam) en door genen, ook als het daarna vroeg geadopteerd wordt.

Front 20

5. Wat is geboorteseizoen effect? (season-of-birth effect)

Back 20

De constatering dat schizofrenie meer voorkomt bij mensen die in de winter zijn geboren.

Front 21

6. Als schizofrenie een abnormale hersenontwikkeling is waarom worden de gedragsproblemen dan zo laat in het leven pas waargenomen?

Back 21

Delen van de prefrontale cortex ontwikkeling langzaam; abnormaliteiten in dit gebied komen dus pas op latere leeftijd naar voren.

Front 22

7. Hoe snel beïnvloeden antipsychotische medicijnen de dopamine synapsen? Hoe snel verandert het gedrag?

Back 22

De dopamine synapsen worden binnen enkele minuten beïnvloed. Gedrag verandert pas na 2 á 3 weken.

Front 23

8. Welke medicijnen wekken positieve symptomen van schizofrenie op? En welke zowel positieve als negatieve symptomen.

Back 23

Amfetamine, cocaïne en LSD wekken positieve symptomen zoals hallucinaties en waanideeën op.
Phencyclidine (angel dust) wekt zowel positieve als negatieve symptomen op.

Front 24

9. Waarom zijn zoveel medicijnen net zo compatibel met de dopamine als de glutamate hypothese?

Back 24

Dopamine inhibeert glutamate cellen en glutamate stimuleert neuronen die dopamine inhiberen.

Daarom zijn de effecten van verhogen van dopamine gelijk aan die van het verlagen van glutamate.

Front 25

1 stop en check.

Wat is de relatie tussen depressie en het gen wat de serotonine tranporter proteïne?

Back 25

Mensen met de korte vorm van het gen, hebben meer kans op het reageren op stressvolle gebeurtenissen met als resultaat dat ze depressief worden.

Hoe dan ook, bij afwezigheid van stresstoren is de kans niet verhoogd.

Front 26

2 stop en check.

Sommige mensen bieden trainingen aan voor de rechter hemisfeer van je brein om creativiteit te verhogen. Als dat succesvol zou zijn, wat zou het risico zijn?

Back 26

Dominant rechter hemisfeer activiteit is meer gewoon bij mensen met een depressie. We weten niet of de rechterhersenhelft trainen tot depressie zou leiden, maar het is een risico.

Front 27

Soorten antidepressiva

T
S
M
A

Back 27

tricyclic medicijnen
SSRI's
MAOI's
Atypical Antidepressivia

Front 28

3.
Wat zijn de effecten van tricyclic medicijnen?

Back 28

Triclische medicijnen blokkeren de transport proteïne die serotonine, dopamine en norepinefrine heropneemt in de presynaptische spleet nadat ze zijn vrijgelaten.
Het doel is deze neurotransmitters aanwezig te laten blijven.

Het resultaat is alleen dat niet alleen serotonine, dopamine en norepinefrine heropname transmitters geblokkeert worden, maar dat ook histamine receptoren, acetylcholine receptoeren en diverse sodium kanalen.

Er zijn veel bijwerkingen.

Front 29

4.
Wat zijn de effecten van SSRI's

Back 29

SSRI's inhiberen/remmen de heropname van serotonine.

Front 30

5.
Wat zijn de effecten van MAOI's

Back 30

MAOI's blokkeren het enzyme MAO die catecholamine;s afbreekt en serotonine.

Het resultaat is dat er meer van deze neurotransmitters zijn.

Front 31

-Atypical Antideprssivia

Back 31

Een gevarieerde groep anders da de anderen.
Voorbeeld is bupropion. Dat inhibeert de reuptake/heropname van dopamine en wat norepine frine, maar niet serotonine.

Sint Jans kruid wordt ook gebruikt., maar dat breekt veel medicatie juist af. Inclusief antidepressivia, aids medicijnen en noem maar op.

Front 32

Soorten antidepressiva

-tricyclic medicijnen
-SSRI's
-MAOI's
-Atypical Antidepressivia

Back 32

-tricyclic medicijnen
Triclische medicijnen blokkeren de heropname van serotonine en catacholomine.

Ook blokkeren ze histamine receptoren acetylcholine receptoren en x sodion kanalen.
Er zijn veel bijwerkingen.

-SSRI's
SSRI's inhiberen/remmen de heropname van serotonine.

-MAOI's
MAOI's blokkeren het enzyme MAO die catecholamine's afbreekt en serotonine.

Het resultaat is dat er meer van deze neurotransmitters zijn.

-Atypical Antideprssivia
Een gevarieerde groep anders da de anderen.
Voorbeeld is bupropion. Dat inhibeert de reuptake/heropname van dopamine en wat norepine frine, maar niet serotonine.

Sint Jans kruid wordt ook gebruikt., maar dat breekt veel medicatie juist af. Inclusief antidepressivia, aids medicijnen en noem maar op.

Front 33

6.
Als een depressie meer ernstig wordt, wat gebeurd er dan met het percentage van patiënten die vooruitgang vertonen terwijl, ze antidepressiva slikken of placebo's?

Back 33

In ernstigere gevallen blijft het aantal patiënten die baat heeft bij antidepressiva gewoon, bij de mensen die placebo's slikken gaat het achteruit.

Front 34

7.
Wat is het grootste probleem in het begrijpen hoe de antidepressiva depressie verminderen?

Back 34

Antidepressiva hebben snel effect op de synapsen, maar de voordelen op het gedrag zijn pas na 2 á 3 weken zichtbaar.

Front 35

8. Voor welke patiënten wordt ECT aanbevolen?

Back 35

ECT wordt aanbevolen voor depressieve mensen die niet op andere therapieën reageren en voor patiënten die zelfmoordneigingen hebben.

Front 36

8. Welke medicijnen wekken positieve symptomen van schizofrenie op? En welke zowel positieve als negatieve symptomen.

Back 36

Amfetamine, cocaïne en LSD wekken positieve symptomen zoals hallucinaties en waanideeën op.
Phencyclidine (angel dust) wekt zowel positieve als negatieve symptomen op.

Front 37

9. Waarom zijn zoveel medicijnen net zo compatibel met de dopamine als de glutamate hypothese?

Back 37

Dopamine inhibeert glutamate cellen en glutamate stimuleert neuronen die dopamine inhiberen.

Daarom zijn de effecten van verhogen van dopamine gelijk aan die van het verlagen van glutamate.

Front 38

19. Welke drugs induceren hoofdzakelijk de positieve symptomen van schizofrenie?

Welke drug kan zowel positieve als negatieve symptomen veroorzaken?

Back 38

19. Amfetamine, cocaïne en LSD in grote doses induceren positieve symptomen zoals hallucinaties en wanen.

Phencyclidine (angeldust) induceert zowel positieve als negatieve symptomen.

Front 39

20. Waarom zijn de effecten van antipsychotica op gelijke wijze verenigbaar met de dopamine hypothese en de glutamaat hypothese?

Back 39

20. Dopamine remt glutamaat cellen in veel gebieden, en glutamaat stimuleert neuronen die dopamine remmen.

Daarom zijn de effecten van toenemende dopamine vergelijkbaar met die van afnemende glutamaat.

Front 40

Wisconsin Card Sorting Task

Back 40

Neuropsychologen gebruiken veel gedragstesten de werking van de prefrontale cortex meten. Een daarvan is de Wisconsin Card Sorting Task. Leg uit.

Neuropsychologen gebruiken veel gedragstesten de werking van de prefrontale cortex meten. Een daarvan is de Wisconsin Card Sorting Task.

Een persoon wordt een geschud pak kaarten overhandigd dat verschilt in aantal, kleur en vorm van objecten.

Bijvoorbeeld, drie rode cirkels, vijf blauwe driehoeken, vier groene pleinen. Eerst wordt de persoon gevraagd om ze te sorteren op 1 regel, zoals ze scheiden op kleur.

Dan veranderen de regels, en de persoon wordt verzocht om ze te sorteren op een andere wijze, zoals bijvoorbeeld op nummer.

Verschuiven naar een nieuwe regel vereist het onderdrukken van de oude en roept activiteit op in de prefrontale cortex (Konishi et al.., 1998).

Mensen met schade aan de prefrontale cortex kunnen de eerste regel sorteren, maar daarna hebben ze problemen met het verschuiven naar een nieuwe regel. Mensen met schizofrenie hebben dezelfde moeilijkheidsgraad.

(Dat hebben kinderen ook.)