• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/40

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

40 Cards in this Set

  • Front
  • Back

aanbevelen

Aanprijzen. Zeggen dat iets of iemand goed is.
de aanloop
Een stukje rennen om vaart te maken voor een sprong.
actief
Actieve mensen doen veel en bewegen veel.
afraden
Iemand de raad geven iets niet te doen.
de angsthaas
Iemand die snel bang is.
balanceren
In evenwicht proberen te blijven.
beoefenen
Iets doen. Als je een sport beoefent, doe je aan die sport.
de blessure
Een kapotte of pijnlijke plaats aan je lichaam, vaak door het sporten.
de conditie
Je lichamelijke toestand, hoe fit en gezond je bent.
de duursport
Een sport die je lang achter elkaar doet, zoals lang rennen.
fanatiek
Heel enthousiast en fel, graag willen winnen.
geblesseerdE
Gewond
de hindernis
Iets wat in de weg staat.
incasseren
Klappen krijgen of teleurgesteld worden en daarmee kunnen omgaan.
de individuele sport
Een sport die je in je eentje beoefent.
inspannen
Veel doen, je krachten gebruiken.
de kick
Een sterk gevoel van plezier en kracht.
het lef
De durf.
ontspannen
Tot rust komen.
het parcours
Een wedstrijdbaan. Een route die je moet afleggen bij een wedstrijd.
de pass
Een trap of worp, waarmee je de bal naar een teamspeler overspeelt.
passief
Als je afwacht wat er gebeurt, ben je passief.
de piste
Een baan voor skiërs en wielrenners.
de prof
Een professionele sporter. Je sport voor je beroep.
de puck
De platte schijf bij ijshockey.
recreatief
Om te ontspannen, voor je plezier.
roekeloos
Als je dingen doet, zonder te bedenken wat het gevaar kan zijn.
schakelen
Van het ene naar het andere overgaan.
sensationeel
Iets wat sensationeel is, veroorzaakt grote opwinding.
serveren
Als eerste de bal in het spel brengen bij een sport met een net.
sportief
Als je veel aan sport doet of als je goed tegen je verlies kunt.
het startblok
Een blok waar je tegenaan staat bij de start van een wedstrijd.
de stick
Een soort staaf waarmee je tegen een bal slaat.
tackelen
Iemand met opzet laten struikelen.
de tactiek
De manier waarop je iets aanpakt om iets te bereiken.
de techniek
De manier waarop je iets doet.
het tempo
De snelheid waarmee je iets doet.
de timing
Iets op het goede moment doen.
de vrees
De angst.
de waaghals

Iemand die veel durft en niet snel bang is.