Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
277 Cards in this Set
- Front
- Back
H.1 Psychologie in de gezondheidszorg
Belangrijk hierbij was het idee dat
|
onbewuste conflicten ten grondslag lagen een gezondheidsklachten. |
|
De behavioristische traditie leverde empirisch onderbouwde gedragsverklaringen voor aandoeningen.
Zij richtten zich op preventie, diagnose en behandeling van somatische aandoeningen of fysiologisch disfunctioneren.
Ziektegedrag lijkt bij de behavioristen
|
aan- of af te leren te zijn. Dit geldt overigens niet voor ziektes met een duidelijk organische oorzaak. |
|
Uitgangspunt voor gezondheidszorgpsychologie is het ……. model dat voorziet in …….. die bijdragen aan gezondheid en ziekte. |
biopsychosociale model dat voorziet in een geïntegreerde benadering voor de assessment van biologische/fysiologische, psychologische/gedragsmatige en sociale/omgevingsfactoren die bijdragen aan gezondheid en ziekte. |
|
In het algemeen kan men stellen dat de taken van een klinisch gezondheidspsycholoog bestaan uit |
het verzamelen en analyseren van gegevens van de patiënt uit het biologische, het psychische en het sociale domein.
Deze informatie integreert men tot klinische interventies waardoor men de kwaliteit van leven kan bevorderen of het genezingsproces te stimuleren. |
|
Klinische psychologie = |
integratie van kennis uit de gedrags- sociale en biomedische wetenschappen. |
|
Vereiste kwaliteiten en vaardigheden van de gezondheidspsycholoog
Diagnostiek
• Het b
|
• Het biologische of fysieke domein; leeftijd, gender, etniciteit, medische achtergrond, drugs |
|
Hiernaast kan onderzoek naar |
de omgeving een belangrijke rol vervullen in het krijgen van een compleet beeld van de patiënt. |
|
Assessment kan:
• b
|
• beschrijvend, |
|
Inzichten in:
|
|
|
DSM:
As III;
|
-As I; Klinische stoornissen; Andere aandoeningen en problemen die een reden voor zorg kunnen zijn = ontwikkelingsstoornissen, schizofrenie en andere psychotische stoornissen, angst- en stemmingsstoornissen, somatoforme stoornissen. Cluster A; paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornis. Cluster B; theatrale, antisociale, narcistische en borderline- persoonlijkheidsstoornis. Cluster C; afhankelijke, ontwijkende en obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis. -As III; Somatische aandoeningen |
|
Vaak toegepaste interventies voor het preventief, curatief en begeleidend handelen
|
een interventieplan. |
|
De interventie is er op gericht om
k h l |
-klachten of een toename van klachten en stoornissen te voorkomen, -het herstel te bevorderen of -het leren omgaan met een chronische aandoening.
|
|
De eerste stap hierin is het maken van een behandelplan:
- V |
- Voorgeschiedenis
|
|
Patiëntgerichte interventies
• Interventies op het b |
• Interventies op het biologische domein |
|
Interventies op het biologische domein hebben vaak als doel |
een directe verandering te bewerkstelligen in de fysiologische reacties die samenhangen met de ziekte of stoornis. Vb. biofeedback. |
|
Interventies in het affectieve domein zijn er op gericht om |
stemming en emotioneel welbevinden te verbeteren.
Deze stemmingen zijn vaak verweven met lichamelijke problemen. Vb. bij angst, depressie, vijandigheid aanleren van ontspanningstechnieken. |
|
Als patiënten anders naar hun problemen moet gaan kijken, gebruikt men |
cognitieve interventiestrategieën.
Vb. RET (rationeel emotieve therapie) die erop gericht is om onrealistische verwachtingen en gedachten, die een negatieve invloed hebben op de gezondheid, te weerleggen. Het uitgangspunt is dat niet de gebeurtenis de oorzaak is van de negatieve emoties, maar de gedachten over deze gebeurtenis dat zijn. |
|
Een gedragsinterventie probeert |
een verandering van het gedrag te bewerkstelligen.
Vb. assertiviteitstraining en selfmonitoring (om inzicht te krijgen in interne of externe cues die het ongewenst gedrag initiëren). |
|
Vaak wordt er gekozen voor een |
multidimensionale aanpak, omdat interventies vaak meerdere doelen dienen. |
|
Omgevingsgerichte doelen
|
een systeem.
Alle gezinsleden beïnvloeden elkaar voortdurend. Dit houdt in dat als één van de gezinsleden wordt blootgesteld aan een verandering, dit invloed heeft op het gehele gezin. Hierom moet er voor alle gezinsleden genoeg informatie en ondersteuning zijn, zodat het systeem goed blijft functioneren.
|
|
Gezondheidszorgsysteem, interventies die zijn gericht op |
het faciliteren van de therapeutische relatie tussen hulpverleners en patiënt. Informatie, consultatie en educatie tbv attitude van hulpverleners.
|
|
|
het sociale netwerk van de patiënt, vb. werkomgeving. |
|
|
maatregelen te treffen ter bewaking en bevordering van de volksgezondheid.
Nadruk van psychologen ligt op het terrein van preventie van psychische problematiek in het kader van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ). Hiervoor zetten ze preventieve activiteiten op en creëren een tijdelijk vangnet voor mensen met ernstige psychische problemen. |
|
Fasen in uitvoering van projecten:
|
|
|
GGD is Nulde-lijns instelling; doel is om |
door middel van collectieve preventie de ontwikkeling, verergering en verspreiding van ziekten onder de bevolking tegen te gaan. |
|
Primaire taken GGD:
|
|
|
Preventie van psychische problematiek:
Primair = voorkomen van het o Secundair = voorkomen van v Tertiair = voorkomen van t |
Primair = voorkomen van het ontstaan Secundair = voorkomen van verergering Tertiair = voorkomen van terugval |
|
De GGZ-preventie is gericht op beïnvloeding van
|
determinanten van psychische problematiek, te weten risico factoren en beschermende factoren (vb. persoonlijke vaardigheden en sociale steun).
Er is vaak sprake van non-specifieke determinanten, deze hebben invloed op de ontwikkeling van psychische problemen.
Er worden verklaringsmodellen gebruikt die schematisch weergeven welke determinanten van invloed zijn op de ontwikkeling en het verloop van de psychische problematiek en hoe deze determinanten onderling samenhangen. |
|
Er is vaak sprake van non-specifieke |
determinanten, deze hebben invloed op de ontwikkeling van psychische problemen.
Er worden verklaringsmodellen gebruikt die schematisch weergeven welke determinanten van invloed zijn op de ontwikkeling en het verloop van de psychische problematiek en hoe deze determinanten onderling samenhangen. |
|
Er worden verklaringsmodellen gebruikt die |
schematisch weergeven welke determinanten van invloed zijn op de ontwikkeling en het verloop van de psychische problematiek en hoe deze determinanten onderling samenhangen. |
|
H.3 De psycholoog en de arbeids- en organisatiedeskundige bij de Arbodienst
|
|
|
Taken bedrijfspsycholoog: |
|
|
Taken A&O-deskundige:
|
de concrete situatie, los van de subjectieve beleving.
Ondersteunen bij het opzetten van beleid (ziekteverzuim, Arbozorg, omgaan met agressie) Trainen leidinggevenden Organisatieadviestrajecten Cultuurveranderingstrajecten |
|
Cliënten:
|
werkgerelateerd is en die kortdurend te behandelen is (max. 5 gesprekken).
Met name As-I stoornissen. Er moet afgestemd worden tussen de Arbozorg en de organisatie, waarbij machtspellen moeten worden vermeden. Participatie in werk heeft ook helende aspecten en kan aangrijpingspunten bieden voor behandeling. |
|
Participatie in werk heeft ook |
helende aspecten en kan aangrijpingspunten bieden voor behandeling. |
|
Welzijnsrisico = |
als mensen de kans lopen psychisch overbelast te raken en/of als mensen onvoldoende kansen krijgen om zich in en door het werk te ontwikkelen. |
|
|
-huisartsen, -maatschappelijk werkers en -eerstelijnspsychologen,
zij hebben een samenwerkingsverband en overleg.
Cliënt blijft onder behandeling bij huisarts, maar wordt tijdelijk behandeld door eerstelijnshulpverlener, welke terug rapporteert aan huisarts.
Bij verwijzing naar tweede lijn gaat de cliënt over naar een ander echelon dat zelfstandig beslist over diagnose en behandeling. |
|
Eerstelijnspsychologen zijn bereikbaar via |
de huisarts, zonder wachtlijst, behandelen alle psychische problemen of verwijst door als het te ernstig is.
Behandeling is vaak kortdurend (8-15 sessies) en klachtgericht. Er wordt geprobeerd gedragsverandering en stabiliteit te bewerkstelligen.
Bij langdurige behandeling wordt terug verwezen naar huisarts en vervolgens naar hulpverlening in hoger echelon. |
|
Werkzaamheden:
|
psychische, psychosociale en psychosomatische problematiek.
Met name stemmingsstoornissen, angststoornissen en aanpassingsstoornissen. Relationele klachten en intrapsychische problemen.
|
|
Persoonlijkheidsstoornissen zijn vaak |
te complex voor behandeling in eerste lijn.
Relatief veel tijd voor behandeling en minder voor diagnostiek en onderzoek.
Enige onderzoek is naar psychopathologie of persoonlijkheidsstructuur van cliënten dmv. SCL-90 (voor angst, paniek en depressie & somatisch, mentaal, sociaal of vitaal) en NVM (verkorte MMPI voor negativisme, somatisering, verlegenheid, ernstige psychopathologie en extraversie).
Er is veel therapeutische gespreksvoering en dan vooral cognitief- gedragstherapeutisch of leertheoretisch.
Exposure voor angststoornissen en fobieën, activeringsprogramma’s voor depressies en cognitieve herstructurering bij pijn en anderen somatische aandoeningen.
Voorlichting, maar slechts geringe bijdrage door eerstelijnspsychologen. |
|
De drempel is vrij hoog voor huisartsen om door te verwijzen en beschikbaarheid van psychologen is vaak een probleem.
Maatschappelijk werk werkt efficiënt en heeft goed inzicht in sociale structuren, maar |
mist diagnostiek en cliëntgerichte aanpak.
RIAGG zijn meer gericht op ernstig gestoord gedrag. |
|
Filtermodel:
|
|
|
H.5 De psycholoog in het algemeen ziekenhuis
|
|
|
Een patiënt komt in principe alleen na verwijzing vanuit de eerste lijn (met name door de huisarts) in het ziekenhuis terecht als er klachten zijn die niet in de eerste lijn verholpen kunnen worden.
Men dient pas een doorverwezen patiënt te accepteren op het moment dat
|
de vraagstelling duidelijk is en deze thuishoort binnen het gebied van de klinische psycholoog. |
|
PAAZ = |
Psychiatrische Afdeling van een Algemeen Ziekenhuis verwijzing met name door psychiater, neuroloog, kinderarts en internist. |
|
PDB = |
Psychiatrische Deeltijd Behandelingsafdeling |
|
Het soort patiënten en hun problematiek –
de hulpvraag
|
- Somatiek |
|
- Somatiek
|
een overschrijding van de psychische draagkracht.
Ook kan de gerapporteerde ziekte een uiting zijn van psychisch lijden. Daarnaast dienen mensen met een chronische ziekte zich fors aan te passen aan nieuwe leefomstandigheden. Een psycholoog kan het inzicht van de patiënt in zijn problematiek vergroten. Ook voor functionele/lichamelijk klachten waarvoor heen medische verklaring wordt gevonden, zoals pijn op de borst, hoofdpijn, buikpijn, rugpijn, vermoeidheid, duizeligheid en slapeloosheid. |
|
- Neuropsychologie
|
|
|
- Psychiatrie
|
|
|
- Kinder- en jeugdzorg
-p -Een tweede groep kinderen bestaat uit kinderen met e -Een derde groep zijn de kinderen met -Of kinderen met v
|
-psychosomatische klachten (zoals eetstoornissen, buikpijn, slaapproblemen en obstipatie).
-Een tweede groep kinderen bestaat uit kinderen met ernstige en vaak chronische lichamelijke klachten en ziekten.
-Een derde groep zijn de kinderen met ontwikkelingsproblemen.
-Of kinderen met verworven hersenletsel.
Bij kinderen moet men altijd rekening houden met zaken uit de omgeving. Er valt hierbij te denken aan de school, vriendjes, ouders en eventueel mishandeling. |
|
De specifieke taken en werkzaamheden van de klinisch psycholoog in een algemeen ziekenhuis
Er zijn globaal vier taakgebieden te onderscheiden;
|
|
|
Taak I: psychodiagnostiek
1. A |
Taak I: psychodiagnostiek
|
|
Taak II:
psychologische behandeling
c p p
|
|
|
De behandeling kunnen op de volgende manieren gegeven worden;
|
|
|
Taak III:
overige patiëntgerichte taken
Dit is het
|
geven van advies aan bijvoorbeeld artsen en verpleegkundigen. Ook kan een klinisch psycholoog een rol spelen in het geven van onderwijs. |
|
Taak IV:
overige niet-patiëntgerichte taken
|
het bepalen van het beleid of managementtaken. Vanuit deze ingang gezien kan hij bijvoorbeeld deelnemen aan commissies en werkgroepen. Wetenschappelijk onderzoek is niet een expliciet onderdeel van de klinisch psycholoog, maar wordt wel vaak gedaan ‘naast de andere taken’. |
|
De belangrijkste vaardigheden van de klinisch psycholoog in een algemeen ziekenhuis
|
diepgaand en specialistisch te zijn.
Zeer veel medische kennis nodig en deze in overleg met andere disciplines kunnen aanwenden. Op behandelniveau dient hij individueel toegespitste behandelingen te kunnen uitvoeren. |
|
Trends en nieuwe ontwikkelingen
|
|
|
H.6 De psycholoog in een geïntegreerde GGZ-instelling
|
|
|
Werkplekken psycholoog:
|
Herstel mét de ziekte, is niet uitgesloten. Rehabilitatie is het opnieuw aanleren van sociale rollen, kiezen tijdstructurering en zelf verantwoordelijkheid dragen voor bevrediging van eigen behoeften. |
|
Hospitalisatie =
|
‘afwijkende’ mensen die door het leven in een inrichting nog meer afwijkend worden. |
|
Burgerschapsperspectief = |
mensen met een verstandelijke handicap hebben net als iedere burger recht op het maken van keuzes en controle over het eigen bestaan (ze wonen, werken en recreëren binnen de samenleving) normalisatie en integratie (sociaal en functioneel) → PGB |
|
Sociowoningen; |
dichtbij de inrichting.
Beschermde omgeving van een instelling, maar met meer zelfstandigheid en leefruimte |
|
Fasehuizen; |
buiten de inrichting in gewone woonwijk.
Doel is integratie stimuleren. |
|
Taken van instelling:
|
|
|
Domeinen:
|
|
|
Individueel zorgplan: |
bevat de totale zorgverlening die geboden wordt. |
|
Cliënten: |
- IQ ≤70
Trainbaar bij IQ tussen 20 en 50. Leerbaar bij IQ boven 50. |
|
-Licht verstandelijk beperkt;
|
-Licht verstandelijk beperkt; concreet-operationeel, redelijk zelfredzaam, sociale vaardigheden zijn te ontwikkelen.
concreet-operationeel, redelijke spraakontwikkeling, denken vooral concreet. Sociale vaardigheden zijn te trainen, motoriek is redelijk goed. Begeleiding blijft het hele leven noodzakelijk.
preoperationeel, minimale spraak, weinig motoriek, niet logische denkwijze. Dagelijkse vaardigheden zijn te trainen.
sensi-motorische fase, nauwelijks herkenning van bekende personen, maken alleen geluiden. |
|
Naast verstandelijk beperkingen komen ook veel andere psychiatrische problemen voor:
|
|
|
Landelijk Centrum Indicatiestelling
Gehandicaptenzorg (LCIG) is verantwoordelijk voor |
indicatiestelling in de gehandicaptenzorg.
Bij voldoende informatie wordt een indicatieadvies opgesteld met daarin welk type zorg en de hoeveelheid zorg. Cliënt en/of ouders kiezen in welke vorm dit wordt aangeboden:
PGB, PVB (PersoonsVolgend Budget, krijgt geen geld, maar kan zeggen in welke vorm de zorg geleverd wordt) of zorg in natura. |
|
Taken van gedragskundige:
|
|
|
Kerntaken:
|
1. Diagnostiek en beeldvorming; kijken naar afweermechanismen die problemen veroorzaken/in stand houden |
|
Kerntaken: Specialistische taken: 4. B 5. (Externe) c en a
Overige taken: |
4. Behandelen en trainen van individuele verstandelijk gehandicapten; structureren dagelijks leven en communicatieve vaardigheden ondersteunen
Overige taken: |
|
Kerntaken: Specialistische taken: 4. Behandelen en trainen van individuele verstandelijk gehandicapten; structureren dagelijks leven en communicatieve vaardigheden ondersteunen 5. (Externe) consultatie en advisering
Overige taken: |
Overige taken:
|
|
Kerntaken: Specialistische taken:
Overige taken: |
Kerntaken: Specialistische taken:
Overige taken: |
|
Vaardigheden gedragskundige:
-Z -B |
-Zelfstandigheid, oplettendheid, laagdrempeligheid, empathie en sociale vaardigheden -Indien wel een behandeling of toepassing van middelen en maatregelen noodzakelijk is, dient gedragswetenschapper samen met de arts een behandelplan aan de inspectie te overleggen. |
|
|
mensen die getroffen zijn door een ziekte, een trauma of een aangeboren afwijking waarbij sprake is van complexe en/of meervoudige beperkingen en handicaps als gevolg. |
|
De primaire taken van een revalidatie-instelling
|
de revalidatie na aandoeningen van het houdings- en bewegingsapparaat alsmede de revalidatie van mensen met hersenletsel.
Revalidatie omvat diagnostiek, advisering en behandelingen van stoornissen en beperkingen, en van de problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het maatschappelijk leven.
|
|
Hierin zijn er verschillende functies;
|
|
|
Het soort patiënten en hun problematiek – de hulpvraag
-h -C -b
|
-herwinnen van verminderde of verloren vaardigheden. -Leren compenseren van verloren capaciteiten. -Leren om beter met de situatie om te gaan. |
|
De specifieke taken en werkzaamheden van een psycholoog in een revalidatie-instelling
|
|
|
Diagnostiek
|
de gevolgen van een ziekte of aandoening in termen van stoornissen, beperkingen en participatieproblemen.
|
|
Voordat men antwoord kan geven op de hulpvraag dient men zich te hebben op;
|
|
|
Indicatiestelling
|
het afwegen van mogelijke behandelvormen, het opstellen van behandelplannen en het selecteren van de disciplines die hierbij gebruikt dienen te worden.
Als psychische problematiek niet in verband staat met de ziekte of aandoening volgt verwijzing naar de geestelijke gezondheidszorg. |
|
Voorlichting
|
kennis van het ziektebeeld en de gevolgen ervan, leiden mogelijk tot minder vragen en onzekerheden. |
|
Participerende voorlichting = |
voorlichting die beschikbaar komt uit interactie met de patiënt. |
|
De belangrijkste vaardigheden van de psycholoog in een revalidatie-instelling
|
|
|
Trends en nieuwe ontwikkelingen |
Protocollen; richtlijnen daadwerkelijk verankeren in de zorg |
|
H.9 De psycholoog in het verpleeghuis
De primaire taken van een verpleeghuis:
|
Verzorging en verpleging, reactivering en revalidatie, langdurige en chronische zorg, observatie en diagnostiek, consultatie en advies van met name ouderen.
Een verpleeghuis valt onder de tweedelijns-gezondheidszorgvoorzieningen. |
|
Het soort cliënten en hun problematiek – de hulpvraag
|
|
|
De verwijzing en doorverwijzing van cliënten in een verpleeghuis
|
thuiszorg als verzorgingshuis of verpleeghuiszorg.
50% van de cliënten komt vanuit het ziekenhuis, 25% vanuit de eigen omgeving, 12% vanuit verzorgingshuis. |
|
De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog in een verpleeghuis
|
Directe taken
|
|
Directe taken |
Directe taken:
Indirecte taken:
|
|
Directe taken:
|
• D
|
|
Indirecte taken:
|
Indirecte taken:
|
|
De belangrijkste vaardigheden van een psycholoog in een verpleeghuis
• Kennis en vaardigheden met betrekking tot p |
Kennis en vaardigheden met betrekking tot psychologische begeleiding en psychotherapie bij ouderen. |
|
Trends en nieuwe ontwikkelingen
|
CVA-herstelunit |
|
|
een geheel van gespecificeerde en op elkaar afgestemde activiteiten en maatregelen (het hulpaanbod), gericht op het verlenen van bepaalde diensten of het bewerkstelligen van bepaalde effecten (doel), ten behoeve van een specifieke groep mensen (doelgroep) met overeenkomstige problemen of zorgbehoefte (hulpvraag).
Zorgaanbod dient licht te zijn waar mogelijk en zwaar waar nodig = Stepped care. |
|
Stepped care = |
Zorgaanbod dient licht te zijn waar mogelijk en zwaar waar nodig. |
|
Het soort cliënten en hun problematiek – de hulpvraag
|
het zorgprogramma van de GGZ. |
|
Kenmerkend voor eetstoornissen is dat |
men continue bezig is met eten en gewicht en een verstoord lichaamsbeeld heeft. |
|
Anorexia Nervosa
|
|
|
Boulimia Nervosa |
- Purgerende type; eetbuiten afwisselen met braken en/of gebruik van laxeermiddelen
|
|
De eetstoornis-NAO
|
die niet alle kenmerken ervan hebben.
Hieronder valt bijvoorbeeld de eetbuitenstoornis (ES) of het ‘binge eating disorder’ (BED). |
|
De verwijzing en doorverwijzing van cliënten
Boulimiapatienten komen vaak van via
|
de tandarts. |
|
Naar welke instelling patiënten met een eetstoornis worden doorverwezen hangt deels af van |
de ernst van de situatie; soms algemeen ziekenhuis voor gewichtstoename onder begeleiding van internist of naar een PAAZ. |
|
De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog in een behandelprogramma voor eetstoornissen
|
Afname van Nederlandse Vragenlijst voor Eetstoornissen en de Eating Disorder Evaluation Scale (EDES). |
|
In het intakegesprek worden doorgaans de volgende onderwerpen behandeld:
|
|
|
De pre-therapiegroep is een open groep met cliënten in
|
de voorbereidingsfase, die psycho-educatie biedt over eetstoornissen en de behandeling ervan.
Doel is de ambivalente motivatie van de cliënt te beïnvloeden zodat deze uiteindelijk in staat is een behandelingscontract aan te gaan, met daarin de afspraak dat de cliënt in gewicht zal toenemen en zal stoppen met braken/laxeren. Er volgt dan tevens een psychologisch onderzoek.
|
|
Soms worden antidepressiva gebruikt in de behandeling van |
eetstoornissen.
Met name de SSRI’s (Selective Serotonin Reuptake Inhibitors) blijken een groot effect te hebben op het verloop van boulimia nervosa. |
|
De belangrijkste vaardigheden van de psycholoog in een behandelprogramma voor eetstoornissen
|
• Leidinggevende kwaliteiten ivm. rol van behandelcoördinator. |
|
H.11 Psychologische behandeling in astmacentrum Heideheuvel
De plaats van Heideheuvel in de gezondheidszorg
In de eerste lijn tracht men, door middel van medicatie en leefregels, een normale luchtwegtoegankelijkheid te realiseren met behoud van de kwaliteit van leven. Mocht men niet zelf het adaptatieproces kunnen voltooien dan kan men ….
|
naar de tweede lijn doorverwezen worden, waar men vaak in groepen zelfmanagementprogramma’s volgt of door een klinisch psycholoog behandeld wordt.
Als sprake is van complexe problematiek kan doorverwezen worden naar de derde lijn. |
|
De primaire taken van astmacentrum Heideheuvel
Niet alleen gericht op een goede medicamenteuze ondersteuning, maar ook op het terugdringen van de negatieve gevolgen op de verschillende levensgebieden, positieve beïnvloeding van het adaptatieproces (verzelfstandiging in het hanteren van de ziekte) en zoeken naar een hernieuwd levensperspectief.
Heideheuvel heeft een gevarieerd behandelaanbod bestaande uit:
|
|
|
Het soort patiënten en hun problematiek – de hulpvraag
|
een onomkeerbare aandoening, die meerdere keren per jaar tot uiting komt zonder vooruitzicht op definitief herstel.
De klachten zijn onaangenaam voor anderen, wat aanleiding geeft tot schaamte en verwijt. |
|
Copinggedrag volgens Maes:
|
|
|
De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog op Heideheuvel
|
1. Directe patiëntenzorg
|
|
1. Directe patiëntenzorg |
|
|
beleving van de aandoening in het geheel, nagaan of sociaal-emotionele ontwikkeling is gestagneerd en of er factoren zijn die inadequaat ziektegedrag in stand houden.
• P |
beleving van de aandoening in het geheel, nagaan of sociaal-emotionele ontwikkeling is gestagneerd en of er factoren zijn die inadequaat ziektegedrag in stand houden.
• Psychodiagnostiek;
|
|
• V • M |
• Vormgeving van het behandelbeleid; protocol voor ouderparticipatie in behandeling, de chronische ziekte van het kind kan een bron van stress zijn in de opvoedingssituatie.
|
|
|
• Advisering ten aanzien van het behandelbeleid |
|
De belangrijkste vaardigheden van de psycholoog in Heideheuvel:
-V
|
-Volwassenen hebben regelmatig ook; aanpassingsstoornissen, depressieve stoornissen, angststoornissen, psychische factoren die een somatische aandoening beïnvloeden, rouwreacties, levensfaseproblemen en somatoforme stoornissen. |
|
H.12 Psychologische behandeling in epilepsiecentrum Kempenhaeghe
De primaire taken van epilepsiecentrum Kempenhaeghe
|
kinderen, adolescenten en volwassenen met een complexe zorgvraag te behandelen, te adviseren en te begeleiden, op basis van een breed spectrum aan expertise, onderzoeksfaciliteiten en therapeutische mogelijkheden.
Dit zijn cliënten voor wie de mogelijkheden van een algemeen ziekenhuis niet toereikend blijken. |
|
Het epilepsiecentrum Kempenhaeghe kent verschillende functies;
|
• poliklinische diagnostiek en behandeling van volwassenen en kinderen |
|
Het soort patiënten en hun problematiek
de hulpvraag mbt epilepsiecentrum Kempenhaeghe:
|
|
|
De verwijzing en doorverwijzing van patiënten naar epilepsiecentrum Kempenhaeghe:
|
|
|
De specifieke taken en werkzaamheden van de gedragskundige op epilepsiecentrum Kempenhaeghe
|
(neuro)psychologische vraagstelling destilleren en een opzet te maken voor onderzoek/begeleiding. Er volgen altijd enkele gesprekken met de patiënt en/of ouders om de klacht te analyseren en anamnetische informatie te krijgen.
|
|
Neuropsychologie
Dit onderzoek is te combineren met
|
bloedanalyses, EEG-registratie of videomonitoring.
• Onderzoek naar specifieke neuropsychologische functiestoornissen, zoals bij taal, geheugen of waarneming.
|
|
Ontwikkelings- en klinische psychologie
De psychosociale klachten van epilepsiepatiënten kunnen afhangen van leeftijd, ontwikkelingsniveau en omgevingsfactoren;
• A
|
• Acceptatieproblematiek |
|
Daarnaast:
O P |
Ouderbegeleiding, om via en met behulp van de ouders te werken aan de problematiek van het kind.
|
|
Orthopedagogen
|
het coachen van het team van verpleegkundigen. |
|
De belangrijkste vaardigheden van de gedragskundige op epilepsiecentrum Kempenhaeghe
|
|
|
- Praktisch Pedagogische Thuiszorg, omdat …….
|
|
|
|
|
|
|
gericht op verlichting niet op genezing
|
|
De plaats van instituten voor psychosociale begeleiding van patiënten met kanker in de gezondheidszorg
|
onderzoek, zorg en deskundigheidsbevordering op het gebied van psychosociale oncologie.
Ze zijn verenigd in het overlegorgaan Instellingen Psycho-Sociale Oncologie (IPSO). |
|
Primaire taken:
|
|
|
1. Het zorgaanbod
|
Meditatie- en ontspanningsoefeningen voor hulpverleners als burnoutpreventie
|
|
De verwijzing en doorverwijzing
|
met kanker, ongeacht de aard en de ernst van de ziekte, de fase van de ziekte of de behandeling of het ziekenhuis waarbij men onder behandeling is (geweest).
|
|
Het soort patiënten en hun problematiek – de hulpvraag
|
omgaan met angst, zinloosheid en vermoeidheid. Daarnaast ondersteuning bij het omgaan met naasten of artsen.
|
|
De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog in het Helen Dowling Institute
De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog in het Helen Dowling Institute
|
De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog in het Helen Dowling Institute
|
|
De belangrijkste vaardigheden van de psycholoog in het Helen Downling Institute |
Kunnen onderscheiden van normale reacties tva van psychopathologie. |
|
Trends en nieuwe ontwikkelingen
|
Instroom en verwijzing; adequate screeningsinstrumenten met indicatienorm voor verwijzing zijn belangrijk
Combineren van psychosociale zorg met een fysiek revalidatieprogramma. |
|
|
de re-integratie van mensen die langdurig verzuimen door chronische klachten in hun eerdere werksituatie.
Het is Rug AdviesCentrum is officieel geen gezondheidszorginstelling. |
|
De verwijzing en doorverwijzing naar het Rug AdviesCentrum.
|
werknemers die niet of slechts gedeeltelijk aan het arbeidsproces deelnemen. Ze worden doorverwezen door bedrijfsartsen, arbeidsdeskundigen of verzekeringsdeskundigen.
Na de training kan besloten worden tot verdere doorverwijzing naar bv. een psychotherapeut of een eerstelijnspsycholoog. |
|
De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog bij het Rug Advies Centrum
-het uitvoeren van diagnostische onderzoek en -het uitvoeren van het psychologische deel van het totale trainingsprogramma.
|
|
|
|
semi-gestructureerd interview om te zien welke gedragsmatige, emotionele en cognitieve aspecten van invloed zijn op het klachtenpatroon. Welke blokkerende overtuigingen er over de klachten zijn. Of operante conditionering een rol speelt. Mogelijk somatiseren en welke stressrijke factoren (in persoonlijkheid of psychosociale omgeving) hierop van invloed zijn. MMPI-2
Multifactoriële verklaring van de klachten wordt gepresenteerd
Uitbouwen van vertrouwensrelatie met cliënt
Iedere dag van 9u-5u, 2x fysieke training en 2x mentale training in een groep Protocollair werk; vaste onderdelen en thema’s
een jaar met 4 follow-upsessies
|
|
|
|
|
Factoren die een rol spelen:
|
|
|
De interventiemogelijkheden
een c een r een c
|
een counselingmodule, een rugtrainingsmodule of een cognitief-gedragsmatige training. |
|
De belangrijkste vaardigheden van de psycholoog bij het Rug Advies Centrum
|
|
|
|
pijngewaarwording ontstaat door weefselschade, wat leidt tot het idee van een blijvende afwijking, wat kan leiden tot bewegingsangst. |
|
|
pijn is het gevolg van een aantal mechanismen dat op elkaar inwerkt:
|
|
2. Diagnostische vaardigheden |
MMPI-2 Concentratie- en aandachtvermogen en geheugen Eventueel neuropsychologisch onderzoek |
|
3. Algemene vaardigheden |
Motiveren en stimuleren |
|
De belangrijkste vaardigheden van de psycholoog bij het Rug Advies Centrum
2. Diagnostische vaardigheden... 3. Algemene vaardigheden...
|
|
|
H.15 De psychologische behandeling van reuma en pijnklachten in een revalidatie-instelling
|
-patiëntenzorg, -wetenschappelijk onderzoek en -onderwijs. Het is een tweedelijnsinstituut.
|
|
Het soort patiënten en hun problematiek – de hulpvraag
|
al langer dan zes maanden klachten.
De doelstelling is dan ook vaak het optimaal leren benutten van de restcapaciteit met behoud of vergroting van de zelfstandigheid. |
|
Artritis
|
auto-immuunziekte waarbij de bekleding van de gewrichten ontstaken raakt.
Deze ontstekingen kunnen het kraakbeen en het bot aantasten waardoor er vergroeiingen ontstaan. Is niet goed te behandelen. Vaak voortdurende malaise- en moeheidsgevoel. |
|
Chronische pijnsyndromen
Hierbij spelen volgens de huidige theorieën
|
klassieke en operante conditionering een grote rol.
|
|
Binnen dit gebied zijn er enkele aandachtsgebieden;
-nek- en rugpijn, -whiplash en -fibromyalgie.
Bij chronische nek- en rugpijn is er meestal sprake van |
lichamelijke en psychosociale factoren die de pijn onderhouden.
Er is niet alleen fysieke overbelasting, maar ook vaak mentale overbelasting. Patiënt accepteert vaak het ‘psychisch label’ niet. |
|
Men krijgt de diagnose fibromyalgie op het moment dat |
minimaal elf van de achttien tenderpoints, gedurende zes maanden drukpijnlijk zijn.
Fibromyalgie is net als het chronisch vermoeidheidssyndroom een uitputtingssyndroom omdat ze zichzelf jarenlang fysiek en mentaal hebben overbelast door vaak als kind al geleerd te hebben om hun grenzen te overschrijden.
|
|
Behandeling:
|
verbeteren van het slaappatroon en leren meer evenwicht te brengen tussen belasting en belastbaarheid.
|
|
Bij whiplash blijken geheugenfuncties meestal intact, maar |
de aandacht- en concentratiescores zijn vaak significant verlaagd.
Mogelijk gevolg van PTSS. |
|
De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog in het Jan van Breemen Instituut
|
• De taak van de psycholoog is het bijdragen aan het vergroten van de zelfstandigheid en de kwaliteit van het leven van de patiënt door de patiënt te leren zijn spanningen en levensproblemen beter te hanteren. • Voorlichting over psychische en sociale gevolgen van RA, patiënt assertief laten communiceren met behandelaars.
2. Wetenschappelijk onderzoek |
|
De belangrijkste vaardigheden van de psycholoog in het Jan van Breemen Instituut
|
|
|
Trends en nieuwe ontwikkelingen Afspraken met …. |
huisartsen en bedrijfsartsen om patiënten met aspecifieke pijnklachten die na 6 weken nog niet minder zijn, lichamelijk en psychologisch te laten onderzoeken op risicofactoren op het chronisch worden van de pijn. |
|
H.16 Psychologische behandeling in een centrum voor psychosomatische revalidatie
|
langdurig (on)begrepen en (on)verklaarbare lichamelijke klachten, in samenhang met psychiatrische problematiek.
Hierbij zijn er ook vaak ernstige sociale problemen ontstaan. Eikenboom is een derdelijnsorganisatie |
|
De primaire taken van Eikenboom
-a -i -i
|
-adequaat voor zichzelf kunnen zorgen of zorg inroepen, -inzicht hebben in het ontstaan en in stand blijven van de klachten en -inzicht hebben in de reële draagkracht. |
|
Het soort patiënten en hun problematiek – hulpvraag en etiologie
|
stoornissen die de vorm aannemen van een lichamelijke aandoening hoewel ze niet worden verklaard door een organisch ziekteproces of pathofysiologisch mechanisme maar berusten op een psychische stoornis.
Ze lijken vaak sterk op een gemaskeerde depressie, depersonalisatiestoornis of dissociatiestoornis. Vaak ziet men naast somatoforme stoornis ook een persoonlijkheidsstoornis uit cluster B en C. |
|
Ze (Somatoforme stoornissen) lijken vaak sterk op een gemaskeerde depressie, depersonalisatiestoornis of dissociatiestoornis. Vaak ziet men naast somatoforme stoornis ook een persoonlijkheidsstoornis uit cluster B en C.
1. S
|
1. Somatisatiestoornis; kan niet adequaat verklaard worden op basis van medisch onderzoek. Geeft aanleiding tot ernstige invalidering op sociaal en beroepsmatig gebied. Kenmerkend is excessief zoeken naar hulp. Vb. Fibromyalgie en chronisch vermoeidheidssyndroom. Naast lichamelijke klachten vaak last van angst en depressie. 2. Conversiestoornis; klachten en symptomen doen denken aan neurologische aandoening, maar in feite samenhangen met onbewuste conflicten of andere stressveroorzakende factoren
|
|
Psychische factoren die een lichamelijke aandoening beïnvloeden
|
|
|
Als de klachten een reactie op het ziek zijn, zijn dan is er sprake van een |
aanpassingsstoornis.
Depressieve klachten komen vaak voor bij maligne ziekten of neurologische aandoeningen (CVA, MS). |
|
Nagebootste stoornis
|
in een min of meer bewuste toestand zichzelf schade aandoen en zich bij de arts presenteren alsof de aandoening spontaan in de volledig ontwikkelde vorm is ontstaan.
In de ogen van de arts toont de patiënt zich vaak onverschillig, gelaten en onverstoorbaar, ze vertellen over gevoelens als trance en semi-bewustzijn. Vb. automutilatie.
Rol van somatisch patiënt is relatief veiliger dan het psychisch lijden onder ogen durven komen. |
|
Andere psychiatrische diagnosen
|
hoofdpijn, slaapstoornissen, hartkloppingen, beven, zweten, vegetatieve stoornissen en vage pijnen. |
|
Alexithymie = |
onvermogen om gevoelens van lichaam en geest te onderscheiden en om gevoelens te kunnen beschrijven.
Emotionele pijn wordt verward met lichamelijke pijn. |
|
Mogelijk verklaard door biopsychosociale model; interacties tussen biologische, psychische en sociale factoren.
Centraal thema is
|
stress.
Acute stress maakt niet ziek, maar langdurige stress mogelijk wel.
Bij 75% van de patiënten met een gediagnosticeerde somatisatiestoornis blijkt seksueel misbruik binnen de context van emotionele verwaarlozing in de voorgeschiedenis aanwezig. |
|
De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog op Eikenboom
• B
|
|
|
|
• Helder en duidelijk begrensd werken
Doel is dat patiënt zicht het verleden gaat herinneren in plaats van het te herhalen.
|
|
• Doel is dat |
patiënt zicht het verleden gaat herinneren in plaats van het te herhalen. |
|
H.17 Psychologische behandeling van patiënten met ernstige brandwonden
|
Totaal Verbrand LichaamsOppervlak; 1% TVLO is ongeveer de oppervlakte van 1 hand |
|
De hospitalisatieperiode kan worden onderverdeeld in de
k a
|
kritieke fase en acute herstelfase.
|
|
|
psychopathologische problemen, met name depressie, persoonlijkheidsstoornissen en alcohol- en drugsmisbruik.
Zij kunnen in brandwondencentra voor onrust en problemen zorgen door disfunctionele adaptatie, vb. regressie, depressie en vijandigheid.
|
|
Problemen die optreden tijdens de ziekenhuisopname
|
|
|
|
gepaard gaat met verstoringen in het denken en de waarneming; denkbeeldige dingen worden voor werkelijk aangezien. |
|
- PTSS en Acute stress-syndroom; |
gevoel van verdoving, herbelevingen, symptomen van angst en prikkelbaarheid. 40% van patiënten ontwikkeld PTSS.
|
|
-Secundaire traumatisering vb. door |
pijnlijke wondverzorging (de verzorger dus).
|
|
|
langer dan 3 maanden last van aanhoudende huilerigheid, rusteloosheid, opstandigheid en gevoelens van hopeloosheid. |
|
- Pijn; Soorten:
a p |
-achtergrondpijn (hele dag) en -procedurele pijn (acuut) |
|
Problemen op langere termijn
Met name
|
het veranderde lichaamsbeeld en zelfbeeld is van grote invloed op het zelfvertrouwen van de patiënt.
Onbegrip uit de omgeving kan ervoor zorgen dat mensen zich terugtrekken uit sociale interacties. |
|
Kinderen en brandwonden
|
slaap-, eet- en gedragsproblemen.
Bij ouders in separatieangst, irreele gedachten en schuldgevoelens. |
|
Reacties op het trauma uiten zich bij ouders in |
separatieangst, irreele gedachten en schuldgevoelens. |
|
Problemen van verpleegkundigen
Vier stresshanteringsstrategieën die hierbij gebruikt kunnen worden zijn:
|
|
|
De verwijzing en doorverwijzing van de patiënten
|
patiënten uit het hele land. |
|
De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog in een brandwondencentrum
- I
|
Inschatting maken van draaglast en draagvermogen. Patiënt helpen om zo snel mogelijk verantwoordelijkheid in onderdelen van de behandeling te nemen. Rouw om het verlies komt vaak pas tegen de tijd van het naderend ontslag uit het centrum. Ontspanningsoefeningen kunnen helpen tijdens wondverzorging. Cognitieve technieken om catastrofale gedachten te herformuleren. Begeleiding van ouders. |
|
Teamwork (groepsprocessen op afdeling):
|
- Opleiding; geven van klinische lessen |
|
H.18 De psychologische behandeling en begeleiding van meervoudig gehandicapte kinderen en hun ouders
|
onderzoek en behandeling van lichamelijk en verstandelijk gehandicapte kinderen en jongeren tot een zodanig niveau dat zij naar vermogen hun eigen leven kunnen leiden.
|
|
Gehandicaptenzorg in Nederland kent 4 segmenten:
|
1. Geestelijk gehandicapten GGZ |
|
Hulpvraag van het meervoudig gehandicapte kind kan worden omschreven vanuit |
-de invalshoek van de hulpverlening (revalidatiegeneeskundig/medisch construct) en vanuit -de invalshoek van de cliënt (vraaggestuurd construct). |
|
Stoornis; ….
|
-Stoornis; organisch niveau, is het gevolg van een aandoening of ziekte |
|
Cure = |
Cure = alle activiteiten die gericht zijn op een directe beïnvloeding van de ernst en aard van de stoornis
|
|
Cure = |
alle activiteiten die gericht zijn op een directe beïnvloeding van de ernst en aard van de stoornis
|
|
Care = |
alle activiteiten en maatregelen waardoor de omgeving van het kind zich aanpast aan de beperkingen van het kind in materieel opzicht en in de wijze waarop de kinderen worden bejegend
|
|
Cope = |
allerlei begeleidingstrajecten waarin het kind leert omgaan met de eigen (resterende) mogelijkheden en onmogelijkheden |
|
Mogelijke ondersteuning:
o o o
|
- Ondersteuning bij wonen en opvoeden |
|
Specifieke taken en werkzaamheden
|
|
|
Kenmerken behandeltraject:
|
- Voorspelbaarheid |
|
De uiteindelijke voortgang van het behandelings- en begeleidingstraject blijft in hoge mate afhankelijk van
|
de wijze waarop ouders in dat traject participeren.
|
|
Belangrijkste vaardigheden:
|
|
|
Belangrijkste vaardigheden Specialistisch:
|
|
|
Projecten:
|
|
|
Trends:
|
|
|
H.19 De psychologische behandeling van dove cliënten
Divisies:
|
- Onderwijs |
|
De primaire taken van het Instituut voor Doven
|
|
|
|
- Team auditieve stoornissen
|
|
|
- Team gezinsbegeleiding voor zeer jonge dove kinderen |
|
Het soort cliënten en hun problematiek – de hulpvraag
|
|
|
Gevolgen van doofheid voor de ontwikkeling van kinderen
• C |
• Communicatie |
|
• Communicatie |
ontwikkeling spreekvaardigheid is meer afhankelijk van motorische planning en programmering. Communicatieachterstand leidt tot achterstand in sociaal-cognitieve ontwikkeling, achterstand op het gebied van algemene kennis en kennis over ziekte, gezondheid en seksualiteit. Non-verbale intelligentie is niet minder dan van horenden.
bij enkelvoudig gehandicapte dove kinderen in het gewone speciale onderwijs of regulier onderwijs zijn niet meer sociaal-emotionele problemen te vinden dan in de algemene populatie.
Psychische problemen zijn zowel internaliserend (angst, depressie en teruggetrokkenheid) als externaliserend (agressie, deliquent gedrag). Door combinatie van etiologie en zintuiglijke deprivatie komen meer autismespectrum stoornissen voor.
dove kinderen hebben een sterkere vaardigheid op het gebied van visueel-ruimtelijke waarneming, maar presteren enigszins zwakker op het gebied van executieve functies, doelgericht gedrag, aandacht en concentratie, gedragsmatig en cognitieve impulscontrole.
60% is analfabeet; slechts gedeeltelijk gealfabetiseerd |
|
|
ontwikkeling spreekvaardigheid is meer afhankelijk van motorische planning en programmering. Communicatieachterstand leidt tot achterstand in sociaal-cognitieve ontwikkeling, achterstand op het gebied van algemene kennis en kennis over ziekte, gezondheid en seksualiteit.
Non-verbale intelligentie is niet minder dan van horenden.
|
|
|
bij enkelvoudig gehandicapte dove kinderen in het gewone speciale onderwijs of regulier onderwijs zijn niet meer sociaal-emotionele problemen te vinden dan in de algemene populatie.
Psychische problemen zijn zowel internaliserend (angst, depressie en teruggetrokkenheid) als externaliserend (agressie, deliquent gedrag).
Door combinatie van etiologie en zintuiglijke deprivatie komen meer autismespectrum stoornissen voor.
|
|
|
dove kinderen hebben een sterkere vaardigheid op het gebied van visueel-ruimtelijke waarneming, maar presteren enigszins zwakker op het gebied van executieve functies, doelgericht gedrag, aandacht en concentratie, gedragsmatig en cognitieve impulscontrole.
|
|
|
60% is analfabeet; slechts gedeeltelijk gealfabetiseerd |
|
De specifieke taken en werkzaamheden van de gedragskundige op het Instituut voor Doven
|
|
|
|
|
|
|
|
|
H.20 De psychologische behandeling van kinderen met niet-aangeboren hersenletsel
Doel:
|
De patiënt gaat terug naar huis en leeft daar verder, al dan niet met beperkingen en handicaps |
|
|
geen slaap-waakritme, ogen gesloten, slechte tot afwezige controle van basale lichaamsfuncties.
wel slaap-waakritme, controle over basale lichaamsfuncties is grotendeels hersteld.
Overgangsfase; grootste deel van de dag wakker, doelgerichte reactie op prikkels, automatisch gedrag, soms emotionele reacties
patiënt reageert over het algemeen adequaat op de omgeving, goede wederzijdse communicatie mogelijk |
|
|
geen slaap-waakritme, ogen gesloten, slechte tot afwezige controle van basale lichaamsfuncties.
|
|
|
wel slaap-waakritme, controle over basale lichaamsfuncties is grotendeels hersteld.
|
|
|
Overgangsfase; grootste deel van de dag wakker, doelgerichte reactie op prikkels, automatisch gedrag, soms emotionele reacties
|
|
|
patiënt reageert over het algemeen adequaat op de omgeving, goede wederzijdse communicatie mogelijk |
|
Overblijvende stoornissen na hersenletsel:
|
|
|
|
- Maatschappelijke gevolgen
|
|
Specifieke taken en werkzaamheden van psycholoog in het behandelprogramma.
Bieden van |
Bieden van structuur en duidelijkheid blijft een voorwaarde om iets te leren.
Er zijn 3 fasen: |
|
Bieden van structuur en duidelijkheid blijft een voorwaarde om iets te leren.
Er zijn 3 fasen: |
• Vroege fase |
|
• Vroege fase |
Vroege fase
Middenfase
Late fase |
|
• Vroege fase |
Doel is om bewustzijn te doen terugkeren dmv. sensorische en sensomotorische stimulatie (ieder stimuleringsmoment bestaat uit het prikkelen van 1 zintuig voor maximaal 20 tot 30 minuten).
Als de patiënt na 3 maanden behandeling nog vegetatief is, vindt zo snel mogelijk ontslag plaats vaak naar verpleeghuis.
|
|
• Middenfase
Doel is |
Doel is hertraining van cognitieve, motorische en communicatieve functies. Dit wordt doorgezet tot de patiënt een zodanig niveau heeft bereikt dat hij neuropsychologisch onderzocht kan worden.
- Voortzetten van stimuleringsprogramma
Zodra bewustzijn van patiënt begint terug te keren, kunnen er gedragsproblemen ontstaan. Als direct gevolg van het letsel, in reactie op omgevingsprikkels en/ of als gevolg van intrapsychische processen.
|
|
• Late fase
Doel is |
Doel is vergroten van de onafhankelijkheid en het aanpassingsvermogen van de patiënt. Veel aandacht voor sociale re-integratie.
|
|
Trends
• F |
• Functietraining; |
|
• Functietraining; |
Functietraining; gericht op het verbeteren van de opslag, vasthouden en terughalen.
leren op een andere manier informatie op te slaan.
leren gebruik te maken van hulpmiddelen. Te lang doorgaan met iets dat niet lukt, geeft problemen met de motiva |
|
Functietraining; gericht op |
het verbeteren van de opslag, vasthouden en terughalen.
|
|
leren op |
een andere manier informatie op te slaan.
|
|
leren
|
gebruik te maken van hulpmiddelen.
Te lang doorgaan met iets dat niet lukt, geeft problemen met de motivatie en stemming van betrokkene en zou wellicht het herstel eerder afremmen dan bevorderen. |
|
Te lang doorgaan met iets dat niet lukt, geeft |
problemen met de motivatie en stemming van betrokkene en zou wellicht het herstel eerder afremmen dan bevorderen. |
|
H.21 Psychologische aspecten van erfelijkheidsadvisering
|
het geven van erfelijkheidvoorlichting en –advies.
De autonomie van de adviesvrager en zijn recht en vermogen op zelfbeschikking staan centraal. |
|
Erfelijke aandoening kunnen ontstaan door
|
een verkeerde verdeling van chromosomen waardoor 1 van de 23 paren niet uit 2 maar uit 3 chromosomen bestaat.
|
|
|
hechting van een deel van het chromosoom aan een ander chromosoom |
|
Risicodragers die om een voorspellend onderzoek vragen, doen dat vooral omdat |
de ondraaglijke onzekerheid het leven vergaand ontregelt.
Ter voorbereiding op de toekomst. Het is de vraag of iemand wel in staat is om met een ongunstige uitslag van voorspellend onderzoek om te gaan. |
|
Werkwijze:
|
informatie over de persoonlijke kansen op een aandoening. Het meedelen van deze informatie kan reeds als een psychologische interventie worden beschouwd.
Daarom wordt ieder familielid afzonderlijk gecounseld en de begeleiding afgestemd op individuele behoeften, persoonlijkheid, partnerrelatie, etc. |
|
Specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog in een Klinisch Genetisch Centrum
R F
|
De hoogte van het risico is belangrijk en de wijze waarop de informatie wordt aangeboden. Het risico wordt hoger ingeschat naar mate een ongunstige uitkomst meer fysieke en psychische schade aanricht, tot een onbehandelbare aandoening leidt, bedreigend is en (toekomstige) kinderen betreft.
|
|
- Risicoperceptie |
de (objectieve) waarschijnlijkheid van het krijgen van een erfelijke ziekte en de (subjectieve) wijze waarop die ziekte wordt ervaren.
De hoogte van het risico is belangrijk en de wijze waarop de informatie wordt aangeboden. Het risico wordt hoger ingeschat naar mate een ongunstige uitkomst meer fysieke en psychische schade aanricht, tot een onbehandelbare aandoening leidt, bedreigend is en (toekomstige) kinderen betreft.
|
|
|
verzwegen voor de (toekomstige) partner.
Copingstrategieën zijn bijvoorbeeld preselectie (=voorspellen wie de eerstvolgende patiënt zal zijn) en symptom-search. Dit zijn mogelijk vormen van metal rehearsal; het langzaam vertrouwd raken met het worst-case-scenario van de bedreigende en beangstigende ziekte.
|
|
mental rehearsal; |
het langzaam vertrouwd raken met het worst-case-scenario van de bedreigende en beangstigende ziekte.
|
|
Psycholoog begeleidt adviesvragers bij de |
verwerking van de uitkomsten en gevolgen van erfelijkheidsonderzoek en na een zwangerschapsafbreking. Ze zijn specifiek betrokken bij de pre- en posttestcounseling. |
|
Belangrijkste vaardigheden van een psycholoog in een Klinisch Genetisch Centrum
|
|
|
|
|
|
• Family-systems-illness model |
|
|
|
|
|
|
|
|
Trents:
|
|
|
H.23 Wettelijke regelingen en arbeidsvoorwaarden voor de psycholoog in de gezondheidszorg
WKI =
|
H.23 Wettelijke regelingen en arbeidsvoorwaarden voor de psycholoog in de gezondheidszorg
WKI = Wet Kwaliteit Zorginstellingen |
|
Onderdelen Wet BIG:
|
|
|
WGBO
|
het kan meeprofiteren van de rechtsontwikkelingen in het overeenkomstenrecht.
|
|
Rechten: |
Privacy |
|
Beroepsethiek voor psychologen van het NIP is zodanig ingericht, dat |
navolging ervan spoort met de bepalingen van de WGBO. |
|
BOPZ
|
hele spectrum van gedwongen opneming in een psychiatrisch ziekenhuis, toepassen van dwangmaatregelen, klachtenprocedures, etc. |
|
WBP = Wet Bescherming Persoonsgegevens
|
|
|
In gezondheidszorg mogen gegevens niet verwerkt worden tenzij dit noodzakelijk is voor:
|
- Goede behandeling van betrokkene |
|
WKCZ
|
een regeling te treffen voor het behandelen van klachten over een gedraging van hem of van voor hem werkende personen. |
|
WKI
|
Instelling moet op systematische wijze kwaliteitszorg benaderen. |
|
Wetgeving zelfstandige vestiging
|
- Geen vestigingseisen |
|
Professioneel statuut
|
de professional als werknemer worden in een professioneel statuut nog eens aangescherpt, er is ruimte voor eigen verantwoordelijkheid, naleving van beroepsethiek en op peil houden vakbekwaamheid. |
|
H.24 Gezondheidszorgpsycholoog: een nieuwe opleiding tot een nieuw beroep
|
Regionale Instituten voor Nascholing en Opleiding in de GGZ
- 200 uur cursus psychodiagnostiek |
|
De opleiding vindt grotendeels plaats in de praktijk waar GZ-psychologen in opleiding een aanstelling krijgen.
Daarom vindt de eerste selectie plaats via sollicitatieprocedures van deze praktijkinstellingen.
Opleiding tot klinisch psycholoog zal |
een specialistisch vervolg bieden op de basisopleiding tot GZ-psycholoog en die tevens de opleidingsvereisten omvat van de basisopleiding tot psychotherapeut. |