Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
46 Cards in this Set
- Front
- Back
een theorie moet |
beschrijven, verklaren, voorspellen |
|
nature |
aangeboren/genetische aspecten |
|
nurture |
aangeleerd gedrag en functie van omgeving |
|
stabiliteitsdenkers |
hoe je bent geboren zo blijf je |
|
groeidenkers |
je groeit je leven lang |
|
ontwikkeling in 6 domeinen |
sociale, emotionele, cognitieve, gedrags en motorische ontwikkeling |
|
3 ontwikkelingsstadia |
prenatale periode: conceptie tot geboorten perinatale periode: vanaf 28e week zwangerschap tot 8 weken na geboorte postnatale periode: babytijd, peutertijd, kleutertijd, schooltijd, pubertijd etc. |
|
major/grand theories |
evolutie, hechtings, sociale leer en sociale cognitieve theorie, bioecologische systeem theorie, gedraggenetische theorie |
|
evolutietheorie (darwin) |
soorten ontstaan en verdwijnen via natuurlijke selectie. Vrouwen primaire opvoeders. |
|
evolutietheorie - Evolutiepsychologie |
geeft direct doel: kind groot brengen. en ultiem doel: overlevingskans voor eigen genen vergroten. |
|
evolutietheorie - Trivers (1972) |
ouders investeren veel tijd, energie en geld in opvoeding maar vrouw meer dan man. |
|
evolutietheorie - kritiek |
invloed cultuur onderschat |
|
hechtingstheorie - bowlby en ainsworth |
baby's worden aangeboren met aanleg om aan iemand te hechten (bowlby)hechting wordt bepaalt door sensitiviteit ouder (ainsworth)hechting heeft invloed op sociaal-emotionele status van later |
|
hechtingstheorie- slechte hechting |
slechte hechting zorgt voor angstige-vermijdende variant en anstige-afwerende variant of desoriëntatie |
|
hechtingstheorie - kritiek |
verklaart niet hoe kinderen leren |
|
sociale leertheorie en sociale cognitieve theorie |
gedrag van kinderen in aangeleerd door straffen en belonen (John Watson) Ook leren kinderen door het gedrag van de ouder, sociaal leren (Bandura) hierdoor ontstaat gevoel van self-efficacy, kind heeft controle over gedrag ouder |
|
sociale leertheorie en sociale cognitieve theorie - kritiek |
geen rekening met individuele kenmerken van kind en ouder en negeert actieve rol individu. |
|
bioecologische systeem theorie |
interactie tussen genen (biologisch) en omgeving (ecologisch) (Bronfenbenner) |
|
bioecologische systeem theorie - 5 systemen |
Microsysteem: de directe omgeving vanhet kind (bv. De klas). Mesosysteem: de verbindingen/onderlingerelaties tussen de aspecten van het microsysteem (bv. De school en de wijk). Exosysteem: de aspecten die zich niet in de directeomgeving bevinden, maar wel indirect invloed hebben op de ontwikkeling (bv. Hetwerk van de ouders) Macrosysteem: de cultuur /samenleving /maatschappij waarin het kind leeft (bv. De regels/focus vande overheid) Chromosysteem: de tijd waarin het kindleeft (bv. De tijd van technologie) |
|
gedragsgenetische theorie |
focus op invloed van de genen op de ontwikkeling en gedrag van mensen. onderzoek via de klassieke kwantitatieve periode |
|
Narrow theories |
emotion-based, control, Vygotsky, family systems, role theorie |
|
emotion based: ParentalAcceptance-Rejection |
ouderlijke liefde resulteert in positieve uitkomsten, afwijzing zorgt voor psychische aanpassingen |
|
Emotion-basedtheories: Emotional Security Hypothesis |
regelmatig worden blootgesteld aan ruzie tussen ouders zorgt voor angst. Weinig blootstelling hieraan zorgt voor betere regulatie emoties en emotioneel welzijn |
|
control theory |
reguleren van elkaars gedrag, ouders sturen kinderen om binnen boven en ondergrens te blijven, anders gecorrigeerd. Grenzen worden bepaalt door eerdere ervaringen |
|
Vygotsky's theory |
kinderen ontwikkelen zich door in contact te zijn met andere die meer ontwikkeld zijn. Zone van de naasteOntwikkeling |
|
family systeem theorie |
er moet niet alleen naar ouder-kind of kind relatie gekeken worden, maar ook naar kind-andere binnen familie/gezin. zo zie je welk gedrag gereguleerd wordt door de familieleden en wat voor gedrag dit aanwakkert. |
|
role theorie |
verschillende rollen binnen familie zorgen voor gedrag. rolconflict: persoon ervaart conflict tussen 2 of meer rollen die hij moet vervullen. rolspanning: spanning tussen 2 rollen met dezelfde status (zorgen voor kind + mantelzorger) |
|
probabilistische epigenese |
mogelijk is er een continue interactie tussen genen en omgeving, alle factoren even belangrijk (Gottlieb) |
|
horizontale coactions |
factoren die elkaar constant beïnvloeden op het zelfde niveau - genen onderling |
|
verticale coactions |
factoren op verschillende niveaus - genen op gedag |
|
waddington |
landschap gepaald door genen, als kind over landschap rolt gaat het alle kanten op tot het een pad gevonden heeft, dan volgt het deze. Hoe dieper de groeven in het landschap (tijd), hoe moeilijker de sturing is |
|
ontwikkeling systeemtheorie |
factoren die ontwikkeling beïnvloeden bevinden zich op verschillende niveaus van organisatie. genen en cultuur spelen daarbij een rol. |
|
wat is ontwikkeling |
- dynamisch en wederkerig proces: factoren werken actief samen - cumulatief proces: latere ontwikkeling bouwt voort op eerdere ontwikkeling - speelt af gedurende levensloop - ontwikkelingsaspecten gedragen zich als dynamisch systeem: ontwikkeling op ene gebied, beïnvloed ontwikkeling ander gebied - proces van groei en verandering: simpel en algemeen naar complex en specifiek. |
|
4 kenmerken ontwikkeling systeemtheorie |
- individuele verschillen onvermijdelijk - plasticiteit - levels of organisation - rekening houden met historische inbedding |
|
stabiliteit |
geen verandering van iemands positie ten opzichte van een vergelijkingsgroep |
|
instabiliteit |
verandering van iemands positie ten opzichten van andere over de tijd |
|
beschrijvende continuïteit |
gedrag van kind veranderd niet over tijd |
|
beschrijvende discontinuïteit |
gedrag van kind veranderd wel over tijd |
|
verklarende continuïteit |
betekenis van gedrag veranderd niet over tijd |
|
verklarende discontinuïteit |
betekenis van gedrag veranderd wel over tijd |
|
kwantitatieve verandering |
hoeveelheid, frequentie of mate van gedrag |
|
kwalitatieve verandering |
vorm van gedrag, manier waarop het zich uit, nieuw gedrag |
|
kwantitatief beschrijvend |
iets (kenmerk/eigenschap) van kind neemt in hoeveelheid toe (gewicht) |
|
kwalitatief beschrijvend |
er ontstaat een nieuw kenmerk/ nieuw gedrag |
|
kwantitatief verklarend |
doordat A is toegenomen, neemt B ook toe |
|
kwalitatief verklarend |
aard van proces/kenmerk/eigenschap veranderd |