• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/14

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

14 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Morale ontwikkeling
verandering in gedachten, gevoelens en gedrag door standaarden die aangeven wat goed en fout is. Het bestaat uit een intrapersoonlijk (zonder sociale interacties) en een interpersoonlijk (met sociale interactie) domein.
Piaget’s theory
onderzocht kinderen op moraal en kwam tot de conclusie dat kinderen door 2 verschillende stadia gaan in de ontwikkeling van moraliteit. Daartussen zit een overgangsperiode
heteronomous morality
- 4-7 jaar  kinderen laten heteronomous morality zien. Rechten en regels zijn onveranderbare eigenschappen van de wereld en mensen kunnen dit niet beïnvloeden. - 7-10 jaar  Kinderen zitten in de overgangsperiode en laten een aantal eigenschappen van de eerste fase zien, maar ook een aantal van de tweede fase.
autonomous morality
- 10 jaar en ouder  Kinderen laten autonomous morality zien. Kinderen gaan inzien dat regels en wetten zijn gemaakt door mensen en bij het beoordelen van een actie kijken ze zowel naar de intenties van de uitvoerder als naar de gevolgen ervan.
immanent justice
het concept dat je meteen gestraft wordt als je een regel breekt.

kritiek piaget

- vaste fases bestaan niet


- met 10 jaar is moraliteit niet volledig ontwikkelt


- invloed van ouders wordt niet naar gekeken

Kohlberg’s theory
De fases van Piaget zijn de onderbouwing van zijn theorie, maar Kohlberg gaat ervan uit dat er 6 stadia van morele ontwikkeling zijn. Deze stadia zijn universeel
Level 1: Preconventional Reasoning.
- Fase 1: Punishment and obedience orientation  moreel denken wordt hierbij verbonden aan straf. Mensen baseren hun beslissing op basis van hun angst voor straf.- Fase 2: Individualism, instrumental purpose and exchange  kinderen streven naar hun eigen interesses en laten anderen dit ook doen. Wat goed is hangt af van een gelijke verandering. Mensen zijn bijv. aardig tegen anderen zodat zij ook aardig zijn naar hen toe.
Level 2: Conventional reasoning
Kinderen kijken deels naar hun interne standaarden, maar houden ook nog vast aan externe standaarden, zoals die van ouders etc. - Fase 3: Mututal interpersonal expectations, relationships and interpersonal conformity  In dit stadium schatten kinderen vertrouwen, zorgzaamheid en loyaliteit op waarde gebruiken dit als een basis voor morele besluiten. Kinderen en adolescenten hebben vaak dezelfde morele standaarden als de ouders, zodat de ouders hen een ‘good girl/boy ‘vinden. - Fase 4: Social systems morality  Morele beslissingen worden gebaseerd op het begrijpen van sociale orde, wetten, recht en plicht. Adolescenten zullen zeggen dat een gemeenschap alleen goed werkt wanneer er wetten zijn die worden nageleefd door de leden.
Level 3: Postconventional Reasoning
- Fase 5: social contract or utility and individual rights individuen redeneren dat waarden, rechten en principes de wet overtreft. Men kijkt of de wetten wel de rechten van de mens beschermen.- Fase 6: Universal ethical principles  Men heeft een morele standaard ontwikkelt die gebaseerd is op de universele rechten van de mens. Men zal in een conflict tussen recht en geweten voor het geweten kiezen.

factoren waardoor door fasen

Er zijn een aantal factoren die ervoor zorgen dat men door de fases heen gaat. Praten met iemand die in een hogere fase zit dan jijzelf zou ervoor zorgen dat je je moreel gaat aanpassen. Er ontstaat namelijk een disequilibrum(onbalans) en hierdoor probeer je weer balans te creëren door je morele gedachten aan te passen.

morele en cognitieve ontwikkeling loopt niet samen.

kritiek kohlberg

- Er wordt te veel nadruk gelegd op morele gedachten en niet genoeg op moreel gedrag. Men kan goede gedachten hebben, maar toch fout gedrag tonen.

- Cultuur bias zou aanwezig zijn. Fase 1-4 worden in vele culturen gevonden, maar fase 5 en 6 niet. Ook houdt het score systeem geen rekening met het redeneringslevel van bepaalde culturen. Deze zijn niet gebaseerd op recht, maar op andere waarden die in die cultuur erg belangrijk zijn.


- Kohlberg zei dat ouder-kind relaties niet belangrijk zijn in morele ontwikkeling, maar uit ander onderzoek bleek dat ouders invloed hadden op de morele gedachten van kinderen.


- Er zou gender bias zijn, mannen zouden als norm worden gebruikt. Ook maak Kohlberg gebruik van het justice perspective (rechten van individu) en Gilligan maakt gebruik van het care perspective (hoe zijn mensen gelinkt aan elkaar).  Later: geen bewijs voor gender bias.

De social cognitive theory of morality
legt nadruk op de verdeling tussen de vaardigheid om moraal gedrag te vertonen en het werkelijk vertonen van moraal gedrag.
Parental discipline
er zij 3 technieken die door ouders worden gebruikt. Induction wordt aangeraden om te gebruiken omdat het niet focust op de tekortkomingen van de kinderen, maar op de effecten van het gedrag op anderen.- Love withdrawal  ouder geeft het kind even geen aandacht of liefde om het gedrag van het kind onder controle te houden.- Power assertion  ouder probeert controle te krijgen over het kind of de bronnen van het kind door bijv. weghalen van speelgoed.- Induction  een techniek waarbij de ouder redenatie gebruikt en uitlegt hoe het gedrag van het kind invloed heeft op andere kinderen.