• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/732

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

732 Cards in this Set

  • Front
  • Back
  • 3rd side (hint)
de aktetas
briefcase
de bankkaart
=
=betaalpas
de belasting
tax
de betaalpas
bank card, debit card
=bankkaart
de cash
=
de ervaring
experience
de expeditie
=
de flauwekul
nonsense, idiocy (informal)
de geldautomaat
ATM
de glimlach
smile
de leider
leader
de nonsens
=
de overschrijving
transfer
de safe
=
de strategie
=
de term
=
het avontuur
adventure
het geheim
secret, mystery
het kleingeld
change, coins
het verlies
the loss
het wapen
weapon
bespreken
discuss
investeren
invest
overleggen
consult, confer
overmaken
transfer
overschrijven
transfer
storten
deposit (banking)
vestigen (r)
establish, settle, plant
cash
=
contant
cash
eenzaam
lonely, lone, solitary
geldig
valid
kritisch
critical
stom
dumb
aangezien
as, since, because
(subordinating conjunction)
=omdat
een rekening openen
open an account
elektronisch bankieren
=
geld op een rekening zetten
put money in the bank (lit. 'in an account')
het zwart geld
black market money
het gepast geld
the exact change, exact amount, exact fare
in godsnaam
=
in hemelsnaam
in heaven's name
telkens
each time, every, each
de mening (over)
opinion (about)
onverwachts
suddenly, unexpectedly
(= plots, opeens)
het bedrag
amount
besparen
save, economize
(≠ sparen)
omgaan*

omgaan met
to go about; to pass; to take place

associate with; handle
opleveren*
yield, produce
overwegen*
consider, ponder
toegeven*
admit, acknowledge, confess
uitgeven*
spend
verminderen
reduce, decrease
wennen aan
become accustomed too
allerlei
all kinds of
beschikbaar
available, disposable
zuinig
thrifty, frugal, economical
in verglijking met
in comparison with
van tevoren
in advance, beforehand, previously
verbaasd
amazed, astonished, surprised
beduidend
considerable, significant
amper
barely, hardly, scarcely
ontkennen
deny, negate
(niet bekennen)
bekennen
confess, acknowledge
(=toegeven*)
weigeren
refuse, deny, decline
aanwezig
present, extant
de beweging
movement, motion
de maatschappij
society
(=samenleven?)
de schade
damage, injury, loss
de schuld
debt, blame, fault
de verzekering
insurance, assurance
eisen
require, demand
ontdekken
discover, find
overlijden*
pass away, depart this life
veroorzaken
cause, induce, provoke
verzekeren (r)
insure, ensure, assure
geschikt
proper, fit, suitable, appropriate, suited; able
handig
useful, convenient, handy, clever
overbodig
superfluous
redelijk
reasonable, rational
veilig
safe, secure
wettelijk
legal
rondkomen*
break even (colloq)
vandaar (dat)
hence
de alimentatie
alimony
'aan de bak geraken'
=werk vinden (colloq)
de drempel
taboo
verplichten
require, oblige, compel
de overheid/overheden
government/s
(=regering)
de bewoner
resident (of a building)
(≠ inwoner)
plegen
commit, perpetrate
richten
aim, focus, direct, steer
(c.f. richting)
vuren
fire, shoot
de gewoonte
habit, custom
de clown
=
de voorzitter
chairman
het gevolg
result
behandelen
treat, handle
bezitten
have, possess, own
=hebben
dwingen
force, compel, coerce
protesteren
=
zich realiseren
realize
verdelen
distribute, divide, share
vermijden
avoid, shun
verzinnen
imagine, invent, make up, devise, fabricate
alleenstand
single, isolated
(= eenzaam?)
dankbaar
thankful
verantwoordelijk
responsible, liable
verlegen (van)
shy, timid, bashful (of)
spectaculair
=
streng
strict
zorgvuldig
careful
nogmaals
again
de aanleiding
naar aanleiding van
occasion
on the occasion of
ter ere van
in honor of
de eer/ere
honor
zodra
instantly, directly (adv)
as soon as (conj)
de maatregel
maatregelen nemen
measure; operation, action
take action/measures
de omgeving
environment, area, surroundings, vicinity
(= het middens, het milieu)
de omstandigheid
circumstance, fact
het beleid
policy
het onderscheid
distinction, difference
(= de verschil)
beschikken over
have use of, have, control, dispose of
besteden aan
spend, use (time, money) on/for
ontbreken
lack, be missing, fail, be wanting
vermelden
mention, state, indicate
behoorlijk
proper, decent
degelijk
sound, solid, thorough
fundamenteel
=
gemeenschappelijk
common, communal
geregeld
regular, steady, orderly
onvoldoende
insufficient
voldoende
sufficient
eveneens
also, likewise, as well
immers
namely, because
(= namelijk, want. Het kan nooit vooraan in de zin staat.)
trouwens
moreover
(=bovendien, en daarbij)
feestje houden
have a party
(niet feestje maken)
versieren
decorate
verrichten
perform, do, execute, achieve
daklos
homeless
in verhouding tot
in relation/proportion to, relative to
afsluiten*
close, shut
vast
fixed, steady (adj)
het dak
roof
beseffen
realize
vervangen (door)
replace, substitute (by or with)
de zolder
loft
de vergadering
meeting, gathering
overblijven*
to be left, remain
(=overzijn)
Er blijft een koekje over.
Er is een koekje over.
de kennis (van)
kennissen
1) familiarity, knowledge (with/of) (geen meervoud)
2) acquaintance
acquaintacnes
achterlopen op schema
to be behind schedule
aantrekkelijk
attractive
T.a.v.
ter attentie van
teleurstellen*
disappoint
evenmin
no more
= ook niet
ouderwets
old-fashioned
voorbereiden
prepare
bereiden
prepare
berijden
to ride (a horse)
bereid
ready, willing
dat spreekt vanzelf
= natuurlijk
that goes without saying
het gesprek
conversation, interview, discussion; call
de aanspreking
address, salutation (e.g. in a letter)
aanspreken*
address; accost
de inleiding
prologue, preamble, introduction (e.g. of a letter); initiation
(=het begin)
het midden

te midden van
middle, center

surrounded by, in the midst of
de bijlage
appendix, annex; enclosure
beschermd
de bescherming
beschermen
protected (adj)
proctection (noun)
protect (verb)
raken
touch; hit; concern
verboden aan te raken
Do not touch
vervolgen
continue, pursue, prosecute
het vervolg
sequel; continuation; future
de held
hero
de opdracht
assignment; commission; charge
opdragen*
assign, charge, commission
de voorbereiding
preparation
weet je nog hoe het moet?
Remember how to do it?
een bezoek brengen
pay a visit, visit
bevinden zich
be, be located, be found
leveren
supply, deliver
de voorwaarde
condition
(= de conditie)
onlangs
recently
overtuigen* (van iets)
convince, persuade (of smtg)
het liefst
preferably, ideally
vlot
easy, fluent
bewust
aware, conscious
terechtkomen*
fall, land, end up
flink
brave, solid, sturdy (adj & adv)
very, thoroughly (adv.)
uiteraard
of course, naturally, obviously
(=natuurlijk, absoluut)
de context
=
(=omgeving?)
de hiërarchie
=
de reputatie
=
de samenwerking
cooperation
(=medewerking)
de sollicitatie
application
de vacature
vacancy, job opening
het begrip
notion, concept
het curriculum vitae
het cv
=
het salaris
=
(=het loon)
het voordeel
advantage, benefit
plaatsvinden*
take place
(=gebeuren)
produceren
=
samenwerken*
cooperate, collaborate
afwisselend
varied, alternate
ambitieus
=
belachelijk
ridiculous
eventueel
maybe, possibly, contingently
volkomen (bijwoord)
perfectly (adv)
= helemaal, totaal
evenmin
nor, neither, no more
de aanleg
talent, gift
de advertentie
=
de hoogachting
de achting
respect, esteem
regard, respect
de medewerker
employee, staff
(=werknemer)
het bestuur
management, administration, leadership, board
(= de directie)
het gegeven
gegevens
data, details, information (usually pl)
het nadeel
disadvantage
het tegendeel
opposite (noun)
aarzelen
hesitate
begeleiden
accompany
beschouwen (als)
consider, regard, view (as)
doorbrengen*
pass, spend (time)
oprichten*
establish, set up, found
verwijzen naar
refer to, reference
ervaren
to experience (vb)
experienced, veteran (adj)
spoedig
speedy, rapid; early
vloeiend
fluent
anderzijds
on the other hand
enerzijds
on the one hand
gedurende
during
een heleboel
a lot, a great deal
liefs
nice, dear
onlangs
recently
wat betreft
betreffen
regarding, in terms of
to concern, affect
uiterste
ultimate, utmost, utter
twijfelen
doubt
betreffen
concern, affect, regard
doorzettingsvermogen
endurance, perseverance, determination, stamina
= je blijf proberen, niet snel op te geven
peter
meter
godfather
godmother
de houding
attitude
het geslacht
gender, sex
vrijwillig
vrijwilliger
voluntary (adj)
volunteer (noun)
beëindigen
end, stop, conclude
afstuderen*
graduate
de woordenschat
vocabulary
uitstaan*
iemand/iets niet kunnen uitstaan
tolerate, bear, stand, abide, suffer
(=verdragen)
to be unable to stand someone/thing
spijbelen
be truant, skip school
het zintuig
de vijf zintuigen
sense
the five senses
de advocaat
lawyer
het advies
advice
(= de raad)
de rol
roll, part
het rijbewijs
driving license
functioneren
function, operate, work
letten op
watch, pay attention
verbazen (r)
surprise, amaze, astonish
voorkomen*
occur, to be found; to seem to
ontzettend
appalling (adj)
very, extremely (adv)
zwak
weak
de beschrijving
description
de opgave
task, assignment
de rommel
mess; garbage
de theorie
=
de vent
man, boy (slang)
het kenmerk
characteristic, attribute
analyseren
=
beperken (r)
limit
ingaan*

ingaan op
=beginnen [iets gaat in]

address, examine, deal with [iemand gaat in op iets]
opgeven*
assign (a task); give up; state
schoppen
kick
zakken voor
fail (an exam, class)
apart
separate, apart
beperkt
beperken
limited, restricted (adj)
to limit, restrict
mondeling
oral, spoken, conversational
nuttig
useful, helpful, profitable
uitvoerig
detailed, explicit
de kern van de zaak
the heart of the matter
een examen afleggen*
take an exam
de hekel
een hekel hebben aan iemand/iets
Daar heb ik een hekel aan.
dislike
to have a dislike for someone/thing
uit het hoofd
by heart/memory
de aard
nature, character; kind, sort
de achterstand
arrears, backlog, deficit, gap, delay
de adviseur
advisor
de begeleiding
guidance
de leerstof
subject matter, material, curriculum
de materie
subject matter, material
de methode
=
de overeenkomst
resemblance; agreement, contract
de overgang
transition
de vooruitgang
progress, advances, advancement
de wetenschap
science
het college
lecture; college
het inzicht
insight, understanding
het verband
relationship, link, correlation
beoefenen
practice, exercise
bestuderen
study, examine
(=onderzoeken?)
bijeenkomen*
assemble, meet, congregate
inschrijven* (r)
enroll, register
samenvatten*
summarize
afhankelijk van
depending on
creatief
=
dronken
=
feitelijk
actual, factual
ontgetwijfeld
doubtless, sure, without a doubt
enzovoort
and so forth, etc
onder leiding van (= o.l.v.)
under the direction of
de bedoeling
intent, intention
de ontwikkeling
development
de oorzak
cause, reason
de roman
novel
de score
=
de test
=
de toon
tone, pitch
het muziekinstrument
=
beantwoorden
answer, reply
(=reageren)
behalen
achieve, gain, get, reach
fluiten
whistle; warble (of birds)
zich gedragen
behave, act
verhogen
increase, raise, enhance
fysiek
physical
onafhankelijk
independent, autonomous, self-reliant
slim
smant
verscheidene
several, various
(=verschillende, diverse
wetenschappelijk
scientific
lievelings . . .,
favorite
in je eentje
on your own
de oorzaak
cause, reason
de bezem
broom
de container
dumpster
de doek

het doek
doeken
cloth, towel, rag

canvas, cloth, curtain
paintings, canvasses
de robot
=
de rotzooi
mess; junk, trash
de stoep
stoop, doorstep, pavement, sidewalk
de troep
mess, junk; gang, troop, group
(=de rommel, de rotzooi)
het afval
garbage
het huishouden
housekeeping
afruimen*
clear (the table)
bewaren
store, keep
leveren
deliver
omdraaien* (r)
turn, turn over/around; to twist, wring
ophalen*
get, collect; pull up
opruimen*
clean up
schoonmaken*
clean
snappen
grasp, understand
stinken
=
stofzuigen
de stofzuiger
vacuum (verb)
vacuum cleaner
vegen
sweep
flauw
silly; weak
ingewikkeld
complicated
lui
lazy
smerig
dirty, filthy, nasty
vaag
vague
de tafel dekken
set the table
het huishouden doen
clean house/keep house
in de loop van
during, in the course of
(=gedurende)
voor zover ik weet
to my knowledge
het schuim
foam
het vet
vet,vettig
fat, grease
fatty, greasy (adj)
verspillen
waste, squander
(opp. of besparen)
per ongeluk
by accident
(opp. = met opzet)
verbruiken
use up, consume
de vaatdoek
the dishcloth
nietwaar?
right?
Vera is studente, nietwaar?
hè?
right?
Je komt toch ook, hè?
(Het/Dat) doet er niet toe
(It/That) doesn't matter.
(= Het/Dat maakt niet uit.)
(= Het is niet erg.)
ondertussen
meanwhile, meantime
(=intussen)
spoelen
rinse
doorspoelen*
flush
het strijkijzer
iron
kuisen
clean
(Vlaams. = poetsen, schoonmaken)
de aarde
the earth
de belangstelling (voor)
interest, concern (in, for)
de emmer
bucket
de energie
=
de machine
=
de magnetron
de microgolfoven
microwave oven (in het Nederland)
microwave oven (in Vlaanderen)
het strijkijzer
iron
de aarde
the earth
de energie
=
de magnetron
de microgolfoven
microwave oven (in Nederland)
microwave oven (in Vlaams)
het apparaat
appliance, device
het deksel
lid, top, cover
het fornuis
kitchen range, oven
het gas
gas
het milieu
environment
het toestel
appliance, device
(=het apparaat)
het verbruik
consumption
dienen (voor/om/tot)
serve, work (for, to, as)
toepassen*
apply, practice
blijkbaar
apparent, evident
dringend
urgent
eigenaardig
peculiar
elektrisch
=
gerust
easy, safe
gunstig
favorable, advantageous
hoofdzakelijk
mainly, chiefly
verstandig
wise, sensible, prudent
met opzet, opzettelijk
(met de bedoeling het zo te doen)
on purpose, intentionally
(opp. = per ongeluk)
1/10
een tiende
3/4
drie vierde
5/8
vijf achtste
1/2
een half/de helft
1/4
een vierde/een kwart
steeds
nog steeds
more, ever, still
still more
stromen
flow, run, stream
vervuilen
pollute
het doel
goal
de vaatwasmachine
dishwasher
het vaat
het vaatwerk
the dishes (dirty, to be washed)
dishes, place settings
de regel
rule
de schoonmaak
cleaning
het ondergoed
underwear
het strijkijzer
iron
aankunnen*
cope, handle, manage
dweilen
mop
lijden (aan)
suffer (from)
maaien
mow (lawn)
ontroeren
move, stir, thrill, agitate
strijken
iron
verlaten
leave, abandon, quit
opzettelijk
on purpose, intentionally
tegelijk
simultaneously, at the same time
(=tegelijkertijd)
degene
one, person (rel. pronoun?)
de was doen
=
het hebben over
talk about
opvoeden*
educate, rear, raise
vermoeden

vermoed
presume, suppose

suspected (adj)
netjes
decent, neat
zenuwachtig
nervous, high-strung
boel
lot, quantity, multitude, mass
heet
hot; spicy (adj)
ernstig
serious, earnest
toestaan*
permit, allow
(=toelaten)
toelaten*
permit, allow
(toestaan)
het onderwerp
subject, topic
boeiend
fascinating
belonen
reward
de bladzijde
page
de creativiteit
=
de hoeveelheid
amount, quantity
de media
=
de regisseur
director
het applaus
=
het hoofdstuk
chapter
het imago
image
het toneelstuk
play
aanvaarden
accept
afwachten*
wait (for something/one specific)
streven naar
strive for
vertegenwoordigen
represent
artistiek
=
helaas
unfortunately
(=jammer genoeg)
intussen
meanwhile, in the meantime
(=ondertussen)
jammer genoeg
spijtig genoeg
unfortunately
(=helaas)
Ik zie wel.
We zullen wel zien.
I'll see.
We'll see.
Hoe noem je dat?
What is that called?
Hoe spreek je dat woord uit?
How do you pronounce that word?
de acteur
actor
de brommer
moped, motor-scooter
de gedachte
thought
de kritiek
criticism
de opvoeding
rearing, education, raising
de soldaat
soldier
de toegang
access, entry
de toeschouwer
spectator, viewer, audience
de videotheek
video store
de voorstelling
show, performance
het leger
army, military
het podium
stage, podium
het toneel
stage, scene, theatre
het vandalisme
=
bedriegen
cheat, deceive
beïnvloeden
influence
meedelen*
communicate, impart
opvoeren*
enact, stage, put on
zich verkleden
dress, get changed
angstig
anxious
saai
dull
scherp
sharp
stevig
firm, solid
hoewel
although
(= alhoewel, ofschoon)
van alles en nog wat
gallimaufry
ofschoon
although (formal)
(=hoewel)
om de beurt
in turn, one's turn
in de rij staan
queue up, be in line
de auteur
author
de bezienswaardigheid
attraction, landmark
de brand
fire
de misdaad
crime
de misdadiger
criminal
de persoonlijkheid
personality
de reeks
series
de seks
sex
de serie
series
de tegenstander
opponent
de uitvinder
inventor
de verrassing
surprise
het album
=
beleven
experience, see
glimlachen
smile
lijden aan
suffer from
opkomen voor
champion, defend
vermoorden
murder
vertalen
translate
hevig
intense, severe, violent
origineel
original
spannend
exciting
vermoedelijk
presumable, probable, likely
voortdurend
continuous, constant
weliswaar
although, indeed
aan bod komen
aan de beurt komen; de kans krijgen
tamelijk
rather, fairly
de ploeg
1. team
2. plow
de angst
fear, anxiety
de atleet
athlete
de conditie
condition
de dinges
thingy, whatchamacallit, thingamajig, 'what's his/her name'
de goal
=
de idioot
idiot, fool, moron
de scheidsrechter
referee, umpire
de speler
player
de supporter
fan
de uitdaging
challenge
de wedstrijd
game, competition, match
de winnaar
winner
het doel
goal
het elftal
soccer team
het lijf
body
(=het lichaam, allen wat informeler)
het team
=
aanraken*
touch
bedenken
consider, imagine, devise, think
integreren
=
joggen
=
meedoen*
participate
nakijken
check, examine
(=controleren, onderzoeken?)
zich schamen
zich dood schamen
be ashamed
die of embarrassment
schreeuwen
shout, scream
van belang zijn
matter, be important
wielrennen
race bicycles
individueel
=
integendeel
on the contrary, rather, instead
bereiken
reach, attain, achieve, accomplish
strak
tight, fixed
de atletiek
athletics; track and field
de fitness
fitness, the gym
de gelegenheid
opportunity, occasion
de gymnastiek
gymnastics
de moeite
moeite doen voor iets
moeite hebben met iets
trouble, effort, difficulty; worth
je best doen voor iets
iets niet graag hebben
de voorwaarde
condition, prerequisite, requirement
het doelpunt
goal
(=doel, goal)
deelnemen*
participate
(=meedoen)
evalueren
=
overslaan*
omit, skip
(=spijbelen)
verplichten
require
nauwelijks
hardly, barely, scarcely
ontspannend
relaxing
het gedrag
behavior
uiteindelijk
ultimately, eventually
de bestemming
destination
de tabel
table, list, index
de uitstap
outing, excursion
het gebrek
lack, absence, defect
het gedeelte
section, part, portion
het gezelschap
company, party, group
het niveau
level
belang hechten aan
attach importance to
klagen over
complain about
onderscheiden (r)
onderscheiden zich van iemand door iets
distinguish oneself
distinguish oneself from someone by smtg
ontspannen (r)
relax
zitten in
be located
daarentegen
however, on the other hand
echter
but, however
in gezelschap van
in the company of/with, accompanied by
kennelijk
obvious, apparent, evident
ten opzichte van
with respect to
de middernacht
midnight
hechten
attach, sew on
de fan
=
de hersens
brains (pl, only!)
de receptie
=
de schok
=
de schoktherapie
=
de stilte
silence, stillness, quiet
de stommerik
idiot, dummy
de therapie
therapy
het buffet
=
het eiland
island
aankijken*
look at
aanraden*
recommend, advise
(=adviseren)
verb
raadde aan of ried aan
heeft aangeraden
zich ergeren aan
resent, be annoyed at
uitzoeken*
find out, figure out
zich verzetten tegen
oppose, resist
incognito
=
onschuldig
innocent
wild
het wild
wild (adj)
1. the wild (i.e. nature)
2. game
zuiver
pure, clean
er is iets mis met
there is something wrong with
Jan met de pet
the average Joe, the man on the street
zijn koffers pakken/maken
pack
de achteruitkijkspiegel
rearview mirror
de afstand
distance, gap; cession, abdication
de agressie
aggresion
de autosnelweg
highway
de benzine
gas
de brandstof
fuel
de bumper
=
de mobiliteit
=
de richtingaanwijzer
turn signal
de snelheid
speed
het broeikaseffect
global warming, greenhouse effect
het knipperlicht
flashing light, caution/warning light
het stuur
steering, steering wheel; handlebar; helm
afnemen*
diminish, decrease, decline
naderen
approach
opmerken*
notice, note, observe (seeing or saying smtg)
remmen
brake
toenemen*
increase, grow, gain
agressief
=
wellicht
perhaps
in de weg lopen/staan
be/get in the way
vandaag de dag
today, nowadays, this day
de aardbeving
landslide
de caravan
trailer, camper
de diarree
diarrhea
de generatie
=
de kick
=
de overstroming
flood
de sfeer
ambiance, mood, atmosphere
de verwachting
expectation
de voorraad
stocks, inventory, supplies, stores
het insect
=
het kippenvel
goosebumps
het terrein
site, area, terrain
bekennen
confess, admit, acknowledge
(=toegeven)
kruipen
crawl, creep, grovel
overleven
survive
uitkijken (naar)
look/watch out (for)
avontuurlijk
adventurous
dodelijk
deadly
enigszins
somewhat
nuchter
sober
objectief
=
rauw
=
aandacht schenken aan
pay attention to
aan zijn verwachtingen beantwoorden
meet one's expectation
de nadruk leggen op
stress, underscore
normaal gesproken
normally, typically
zodanig (dat)
so, such (that)
de rijstrook
the lane
de file
traffic, traffic jam
het lawaii
noise
verrassen
surprise
het materiaal
material
(≠ de materie)
het strand
beach
schenken
donate, give
de schaarste
shortage, scarcity
het platteland
countryside, rural area
van de partij zijn
be present
op staande voet
straight away, immediately
in het voordeel spelen van
be to the advantage of
verassen
incinerate, cremate
het dieet
op dieet zijn
diet
be on a diet
flauwvallen*
pass out
lenen
borrow, loan, lend
beeldende kunst
visual art
het badpak
de zwembroek
swimsuit (vrouwen)
swimsuit (mannen)
de badmuts
swim cap
ruw
rough, brutal, violent (adj)
de opluchting
oef!
relief
(exclamation of relief)
dreigen
threaten
onbeleefd
impolite, rude
stukje voor stukje
stap voor stap
beetje bij beetje
little by little
step by step
bit by bit
de vlinder
vlinders in je buik hebben
butterfly
have butterflies in your stomach = be in love
de kriebel
kriebelen
tickle (noun)
1. to tickle 2. to write very small
bonken
bang (verb)
de bijwerking
side-effect
de bil
buttock, butt cheek
de code
=
de darm
intestines
de elleboog
elbow
de engel
angel
de enkel
ankle
de hik
hiccup
de honing
honey
de jenever
=
de kin
chin
de leugen
lie
de lever
liver
de naald
needle
de nagel
nail
de navel
=
de ontsteking
infection, inflamation; ignition
de penis
=
de pleister
bandage, plaster
de pols
wrist
de schouder
shoulder
de siroop
syrup
de/het tablet
pill, tablet (not a capsule)
de terrorist
=
de tocht
1. trip, trek 2. draft, wind
de vagina
=
de verstuiking
sprain
de wang
cheek (face)
de wenkbrauw
eyebrow
de wimper
eyelash
de wond/wonde (Vlaams)
wound
de zalf
salve, cream
het middel
1. drug, remedy 2. agent, means 3. waist
het misverstand
misunderstanding
het vaccin
=
het voorhoofd
forehead
beledigen
insult, offend
drukken
print; press; oppress
feliciteren
congratulate
gillen
scream, yell
mompelen
mumble
niezen
sneeze
redden
save, rescue, redeem
tegenspreken*
contradict
troosten
comfort, console
uitdrukken*
express
verbergen
hide, conceal
dergelijk
such
deskundig
professional, expert
hees
hoarse
langzamerhand
gradual
ongeloofwaardig
unbelievable
godzijdank
thank god
het naar zijn zin hebben
to enjoy yourself, have thing to your liking
geen woord over zijn lippen krijgen
can't find the words for something
be speechless
vatten

kou vatten
=begrijpen (iemand vat iets)

catch cold
verb
op het spoor komen/zijn
come close to finding smtg/smne, be on the trail of smtg/smne
de nadruk
emphasis, focus
tot nu toe
tot dit moment
in staat zijn tot iets
= iets kunnen