• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/13

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

13 Cards in this Set

  • Front
  • Back


7.4.12 Problemen met de lokalisatie van afatische laesies



Studies over de elektrische stimulatie van de cerebrale taalzones tonen aan dat de stimulatie van zowel de anterieure als de posterieure spraakzones gelijkaardige taalstoor­nissen met zich meebrengen.



Bovendien blijkt uit deze onderzoeken dat


grote individuele verschillen bestaan qua uitgebreidheid van de taalrelevante hersenzones (Penfield & Roberts, 1959 ; Ojeman, 1979).

Neurochirurgisch laesieonderzoek toont aan dat chronische taal- en spraakstoornissen enkel optreden bij

laesies in de klassieke taalzones (de zone van Broca en de zone van Wemicke).



Verwijdering van de motorische en sensibele aangezichtsareas, de supplementaire motorische area alsook de destructie van zenuwve­ zels die de visuele areas met de spraakregio verbinden , leiden niet tot blijvende taal- en spraakstoornissen (Kolb & Whishaw , 1990).



Kort na hun operatie vertonen deze patiënten wel spraakstoornissen die echter van voorbijgaande aard en sterk individueel bepaald zijn. Bovendien werd opgemerkt dat laesie in de zone van Broca een grotere variabiliteit in functionele ernst van de stoornis laten zien dan laesies in de zone van Wernicke. Deze variabiliteit wordt toegeschreven aan de mate van subcorticale betrokkenheid bij laesies in de anterieure taalzone (Jefferson , 1949).

Verwijdering van de motorische en sensibele aangezichtsareas, de supplementaire motorische area alsook de destructie van zenuwve­zels die de visuele areas met de spraakregio verbinden , leiden niet tot

blijvende taal- en spraakstoornissen (Kolb & Whishaw , 1990).



Kort na hun operatie vertonen deze patiënten wel spraakstoornissen die echter van voorbijgaande aard en sterk individueel bepaald zijn. Bovendien werd opgemerkt dat laesie in de zone van Broca een grotere variabiliteit in functionele ernst van de stoornis laten zien dan laesies in de zone van Wernicke. Deze variabiliteit wordt toegeschreven aan de mate van subcorticale betrokkenheid bij laesies in de anterieure taalzone (Jefferson , 1949).


Kort na hun operatie vertonen deze patiënten wel spraakstoornissen die echter van voorbijgaande aard en sterk individueel bepaald zijn.



Bovendien werd opgemerkt dat laesie in de zone van Broca een

grotere variabiliteit in functionele ernst van de stoornis laten zien dan laesies in de zone van Wernicke.



Deze variabiliteit wordt toegeschreven aan de mate van subcorticale betrokkenheid bij laesies in de anterieure taalzone (Jefferson , 1949).

De ontwikkeling van gecomputeriseerde tomografie (CT-scan) betekende een belang­rijke stap in de lokalisatie van afatische symptomen.



Deze studies tonen aan dat vloeiende afasieën (zoals de afasie van Wernicke) gecorreleerd zijn met beschadigingen van


de posterieure spraakzone en dat niet-vloeiende afasieën (zoals de afasie van Broca) gecor­releerd zijn met beschadigingen van de anterieure spraakzone.



Globale afasie wordt veroorzaakt door grotere letsels van de linkerhemisfeer die zowel de anterieure als de posterieure zones beschadigen . Ook andere afasietypes vertonen het te verwachten laesioneel patroon (Mazzocchi & Vignolo, 1979 ; Naeser et al., 1981).



Recent onderzoek met positron emissie tomografie (PET) bevestigt de rol van de klassieke anterieure en posterieure spraakzones voor de taal functie, maar toont tevens dat de verwerking van woordpatronen in de visuele en de auditieve modaliteit door verschil­ lende hersenzones wordt waargenomen en dat de verwerking van visuele en verbale input derhalve blijkbaar onafhankelijk van elkaar verloopt (Petersen et al., 1988). Deze onder­zoekers stelden tevens vast dat de spraakproductie gepaard gaat met een bilaterale activatie van de motorische en sensibele aangezichtsareas en van de supplementaire motorische spraakareas .

Globale afasie wordt veroorzaakt door grotere letsels van de linkerhemisfeer die zowel

de anterieure als de posterieure zones beschadigen .



Ook andere afasietypes vertonen het te verwachten laesioneel patroon (Mazzocchi & Vignolo, 1979 ; Naeser et al., 1981).



Recent onderzoek met positron emissie tomografie (PET) bevestigt de rol van de klassieke anterieure en posterieure spraakzones voor de taal functie, maar toont tevens dat

de verwerking van woordpatronen in de visuele en de auditieve modaliteit door verschil­lende hersenzones wordt waargenomen en dat de verwerking van visuele en verbale input derhalve blijkbaar onafhankelijk van elkaar verloopt (Petersen et al., 1988).



Deze onder­zoekers stelden tevens vast dat de spraakproductie gepaard gaat met een bilaterale activatie van de motorische en sensibele aangezichtsareas en van de supplementaire motorische spraakareas .

Deze onder­zoekers stelden tevens vast dat de spraakproductie gepaard gaat met

-een bilaterale activatie van de motorische en sensibele aangezichtsareas en van


-de supplementaire motorische spraakareas .

Een ander probleem ten aanzien van de lokalisatie van afatische laesies betreft

de hemisferische taaldominantie.



Bij vrijwel alle rechtshandigen is de linkerhersenhelft de taaldominante hemisfeer. Niet-rechtshandige afatici (linkshandigen en ambidexters) vertonen vaak een wat ingewikkelder afatisch beeld dat deels door een gemengde hemisferische taaldomina ntie wordt veroorzaakt.


Bij vrijwel alle rechtshandigen is de linkerhersenhelft de taaldominante hemisfeer. Niet-rechtshandige afatici (linkshandigen en ambidexters) vertonen vaak een

wat ingewikkelder afatisch beeld dat deels door een gemengde hemisferische taaldominantie wordt veroorzaakt.



Bij deze patiënten worden sommige taalfuncties opgebouwd in de ene hemisfeer , andere waargenomen door de andere hemisfeer en weer andere taalfuncties opgebouwd in beide hemisferen.


Bij deze patiënten worden sommige taalfuncties opgebouwd in de ene hemisfeer , andere waargenomen door de andere hemisfeer en weer andere taalfuncties opgebouwd in beide hemisferen.



Unilaterale laesies kunnen bij deze patiënten klinische beelden veroorzaken die

niet stroken met de beschre­ven afatische syndromen die uitgaan van een klassieke (lees , sterke) linkshemisferische taaldominantie.



Het feit dat ook rechtshandigen een min of meer gemengde taaldominan­tie kunnen vertonen, zorgt uiteraard voor bijkomende diagnostische en lokalisatorische problemen (Joanette, 1989).


Het feit dat ook rechtshandigen een min of meer gemengde taaldominan­tie kunnen vertonen, zorgt uiteraard voor

bijkomende diagnostische en lokalisatorische problemen (Joanette, 1989).

Ondanks alle problemen rond de classificatie en lokalisatie van afatische beelden vertoont 50 tot 80% van de afatici symptomenclusters die min of meer duidelijk naar één van de beschreven syndromen verwijzen.



Daarenboven heeft de recente neuroradiologi ­sche beeldvorming

de initiële postmortem lokalisatie van de onderliggende letsels gro­tendeels bevestigd en verfijnd , en blijft de correlatie tussen de lokalisatie van de laesies en de resulterende syndromen reeds meer dan een eeuw overeind.