• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/14

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

14 Cards in this Set

  • Front
  • Back

7.1.1 Wat is taal ?



Taal is een systeem dat mensen toelaat informatie uit te wisselen door middel van een hooggestructureerde geluidsstroom:



de spraak.



Taal is meer dan spraak alleen ; het is

een systeem voor de weergave van kennis.



Onderzoek heeft aangetoond dat alle talen gebaseerd zijn op eenzelfde complex taalkundig ontwerp dat spontaan verschijnt in alle menselijke kinderen in alle beschavingen (Pinker, 1994).



In die zin is taal een universele, maar soortspecifieke aanpassing voor het omzetten van gedachten in signalen en is taal verschillend van:



G


S


L & S


G



(1) de gedachten zelf, vermits het denken kan plaatshebben zonder de aanwezigheid van taal (bijvoorbeeld kinderen, primaten en afatici) ;


(2) van spraak, gezien taal zich ook los van het spraakvermogen kan ontwikkelen (gebarentaal) ;


(3) van lezen en schrijven, die recente ontwikkelingen zijn in de menselijke geschiedenis en expliciet onderwezen moeten worden met wisselende resultaten ;


en


(4) de voorgeschreven grammatica van de standaardtaal die de conventies van geschreven taal bepaalt en die verschilt van de gesproken taal (dialect).

Het ontwerp van taal is gebaseerd op twee principes.



W


G



Ten eerste is er het woord :


een arbitrair verband tussen een klank of klankenreeks en een betekenis. De vocalisatie 'hond ' lijkt niet op een hond , loopt niet als een hond, klinkt niet als een hond maar verwijst naar het dier 'hond ' als dusdanig omdat de leden van een taalgemeenschap het verband tussen de klankenreeks 'hond ' en bet reële dier 'hond ' hebben gememoriseerd.



Het tweede principe is grammatica.


Woorden kunnen worden gecombineerd tot samengestelde woorden of zinnen door middel van regels die een welbepaalde betekenis geven aan elke combinatie. De grammatica laat ons toe de verschillen in betekenis tussen zinnen als 'man bijt hond ' of 'hond bijt man ' te begrijpen. De mentale grammatica stelt ons in staat een oneindig aantal nieuwe gedachten uit te drukken en te begrijpen.




Figuur 7.1. Het woord : een arbitrair verband tussen een klankenreeks en een betekenis.

Deze principes leren ons dat taal productief is, taal kan nieuwe objecten of ideeën benoemen en dit aspect van taal vormt de basis voor onderwijs waarbij de ene generatie informatie kan overdragen op de volgende generatie.



Ze leren ons ook dat taal referentieel is, dat wil zeggen dat

het onderwerp van de communicatie niet noodzakelijk in de ruimtelijke of tijdelijke nabijheid hoeft te zijn .



Deze vrijheid ten aanzien van het 'concrete heden ' stelt ons in staat om met taal een menselijke cul tuur op te bouwen.



Taal heeft een hiërarchische structuur.


De taalhierarchie:



F


M


S


S

Fonemen


de kleinste klankeenheid met een betekenisonderscheidende functie.



Morfemen


Een morfeem is de kleinste betekenisvolle eenheid van een taal.



Syntax


Woorden worden verenigd tot woordgroepen of zinnen volgens de regels van de syntactische grammatica.



Semantiek


Het hoogste niveau van taalorganisatie is dat van de semantiek of de manier waarop taal betekenis uitdrukt.


Taal heeft een hiërarchische structuur.



Op elk niveau worden de eenheden ervan georganiseerd door specifieke (grammaticale) regels.



Op bet eerste taalniveau vinden we het foneem. Het woord 'hond' bestaat uit vier fonemen 'h', 'o', 'n' en 'd', die corresponderen met de vier klanken die het woord vormen. Wijziging van één foneem geeft een ander woord (bijvoorbeeld 'hand' of 'mond ').



Een foneem is dus

de kleinste klankeenheid met een betekenisonderscheidende functie.



Hoewel er over de hele wereld ongeveer negentig fonemen onderscheiden worden, maken de verschillende talen gebruik van beperkte fonemensets die bestaan uit vijftien tot veertig fonemen.



Figuur 7.2. De hiërarchische structuur van de taal.

Het is interessant om vast te stellen dat alle negentig fonemen door elke zes maanden oude baby worden geproduceerd.



Dit noemt men de universele brabbelfase.



Tegen de leeftijd van negen maanden vernauwt het fonetisch vocabularium van het kind zich tot de productie van die fonemen die behoren tot de taal waarin het kind wordt toegesproken.



De fonetische grammatica bepaalt de regels waarin de fonemen van een gegeven taal wel of niet kunnen worden gecombineerd.

Zo kunt u in een schijnbare poging om bijvoorbeeld 'Pools' of 'Russisch' te spreken een taaltje verzinnen met een heleboel aan elkaar gekoppelde medeklinkers .



Geen Pool of Rus die er een touw aan zal vastknopen , maar voor een oningewijde 'klinkt ' het Pools of Russisch omdat u gebruik maakt van de karakteristieke fonetische grammatica van deze talen.

Een morfeem is de kleinste betekenisvolle eenheid van een taal. Het woord 'bond' bestaat uit één enkel morfeem.



Het woord 'honden ' bestaat daarentegen uit twee morfemen, het stamwoord 'hond ' en het achtervoegsel (suffix) 'en' dat aanduidt dat bet hier om een meervoud gaat.



De regels waarop morfemen kunnen worden samengevoegd tot woorden, is

de morfologische grammatica.


Woorden worden verenigd tot woordgroepen of zinnen volgens de regels van de syntactische grammatica.



Een basiszin bestaat uit een werkwoord en één of meerdere zelfstandignaamwoordgroepen. Een zelfstandignaamwoordgroep (nominale constituent) bestaat uit ten minste één zelfstandig naamwoord , meestal voorafgegaan door een lidwoord (zoals 'de' of 'een') en soms met een of meerdere bijvoeglijke naamwoorden (bijvoorbeeld 'de moegetergde student zucht').



Gewoonlijk wordt met grammatica enkel

de morfologische en syntactische regelgeving bedoeld.

Het hoogste niveau van taalorganisatie is dat van de semantiek of de manier waarop taal betekenis uitdrukt.



Het semantisch systeem verbindt het taalsysteem met andere opslagplaatsen van informatie in het brein.



De semantische grammatica onderzoekt


wat woordbetekenissen zijn en hoe combinaties van woordbetekenissen aanleiding geven tot woordgroep- en zinsbetekenissen.



Vaak gebruiken we woorden waarvan we de volledige of exacte definitie niet kennen (bijvoorbeeld bruto nationaal product, radiografie, atoom? bom, enz.). Andere woorden hebben geen precieze definitie en zijn nogal wazige concepten (bijvoorbeeld kunst, gezelligheid , enz.).



Zinsbetekenissen zijn vaak

nog moeilijker te vatten (cfr. logica, waarin de ontleding in proposities van relatief eenvoudige zinnen reeds onnoemelijk complex wordt).



Het gebruik van taal is buitengewoon complex . De spreker en de luisteraar zijn zich daar onder normale omstandigheden nauwelijks van bewust.



Voor hen is het gebruik van taal een automatisch en moeiteloos proces . De spreker vertaalt zijn gedachten in woorden , woordgroepen en zinnen en zet de (mentale) woorden om in motorische commando 's tijdens het spreken (articulatorische fonetiek).



De luisteraar

decodeert de geluidsstroom van de spreker in woorden tijdens de spraakperceptie (akoestische fonetiek) en groepeert de woorden in zin delen en zinnen voor de interpretatie van hun betekenis tijdens het taal begrip (taalanalyse of parcering) .