• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/25

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

25 Cards in this Set

  • Front
  • Back

onjuiste herhaling

als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt


(bijvoorbeeld: op ........ op .......)

tautologie

als hetzelfde twee keer wordt gezegd met verschillende woorden van dezelfde woordsoort (synomiemen)


(bijvoorbeeld: zoals bijvoorbeeld)

pleonasme

als een deel van de betekenis van een woord of een woordgroep, nog eens door een ander woord wordt uitgedrukt. dat andere woord is meestal van een andere woordsoort


(bijvoorbeeld: aanwezige bezoekers)

contaminatie

als twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte worden vermengd


(bijvoorbeeld: overnieuw, uitprinten)

dubbele ontkenning

als er bij zinnen een werkwoord is dat al een 'ontkennend' karakter heeft en er ten onrechte een tweede ontkenning wordt toegevoegd


(bijvoorbeeld: voorkomen ........ geen ........)

de zeven formuleringsfouten

- dubbelop


- fouten met verwijswoorden


- incongruentie


- dat/als constructie


- foutieve samentrekking


- foutieve beknopte bijzin


- losstaand zinsgedeelte

de vijf vormen van dubbelop

- onjuiste herhaling


- tautologie


- pleonasme


- contaminatie


- dubbele ontkenning

gebruik met verwijzen mannelijk de-woord bij

- persoonlijk voornaamwoord: hij, hem


- bezittelijk voornaamwoord: zijn


- aanwijzend voornaamwoord: deze, die


- betrekkelijk voornaamwoord: die

gebruik met verwijzen vrouwelijk de-woord bij

- persoonlijk voornaamwoord: zij, zij


- bezittelijk voornaamwoord: haar


- aanwijzend voornaamwoord: deze, die


- betrekkelijk voornaamwoord: die

gebruik met verwijzen onzijdig het-woord bij

- persoonlijk voornaamwoord: het


- bezittelijk voornaamwoord: zijn, z'n


- aanwijzend voornaamwoord: dit, dat


- betrekkelijk voornaamwoord: dat

gebruik met verwijzen meervoudige zelfstandige naamwoorden bij

- persoonlijk voornaamwoord ow: zij, ze


- persoonlijk voornaamwoord lv: hen


- persoonlijk voornaamwoord na voorzetsel: hen


- persoonlijk voornaamwoord meew. vw.: hun


- bezittelijk voornaamwoord: hun


- aanwijzend voornaamwoord: deze, die


- betrekkelijk voornaamwoord: die

gebruik hen met verwijzen

- als het lijdend voorwerp is


- na een voorzetsel

gebruik hun met verwijzen

- als het meewerkend voorwerp is

gebruik die of dat met verwijzen

- als het een de-woord is

gebruik deze of dit met verwijzen

- als het een het-woord is

gebruik dat met verwijzen

- als het een het-woord is

gebruik wat met verwijzen

- als het een onbepaald voornaamwoord is (bijvoorbeeld: alles, iets, niets, het enige)


- als het een overtreffende trap is


- als het een hele zin is

gebruik wie met verwijzen

- als het een persoon is

gebruik wat met verwijzen

- als het een zaak is

wat is een incongruentie?

is als een enkelvoudig onderwerp per ongeluk een meervoudig persoonsvorm heeft


ontstaat als het onderwerp meervoudig lijk, maar enkelvoudig is, als het persoonsvorm en het onderwerp ver uit elkaar staan of als een meewerkend voorwerp ten onrechte voor het onderwerp wordt aangezien

een dat/als constructie voorkomen

- gebruik 'volgens mij'


- gebruik 'ik vind'

waar komt samentrekking voor?

- bij woorddelen (bv: voor- en nadelen)


- bij woorden (bv: korte (...) en lange broeken)


- bij zinsdelen (bv: jan koopt een cd en piet een mp3-speler)


de 3 voorwaarden voor een samentrekking

1. er mag geen verschil in functie zijn


2. er mag geen verschil in betekenis zijn


3. er mag geen verschil in getal zijn

3 soorten beknopte bijzinnen

1. met een voltooid deelwoord


2. met een onvoltooid deelwoord


3. met te + hele werkwoord

bijwoordelijke bijzinnen moeten altijd ..

.. binnen een grotere zin en nooit los staan van de hoofdzin.