• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/113

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

113 Cards in this Set

  • Front
  • Back
to be really thirsty
hebben echt dorst
Follow the example
Volg het voorbeeld
really
werkelijk
to marry
trouwen
nowadays
tegenwoordig
laundry
de wasbeurt
ever
wel eens
about / some
zowat
close
vlakbij
danger
gevaar
robbery
de overval
garden trousers
de overall
to run
doorlopen
to turn off
uitschakelen
What did you eat for breakfast?
Wat heb je bij het ontbijt gegeten?
yesterday
gisteren
last afternoon
gisterennamiddag
What did you do last afternnoon around 4pm?
Wat was je gisterennamiddag ron 16 uur aan het doen?
Did you have shower this morning?
Heb je je gedoucht deze morgen?
Do you sometimes have headaches?
Heb je soms last van hoofdpijn?
What scares you?
Wat maak je bang?
When was the last time you were in the cinema?
Wanner ben je de laatste keer naar de bioscoop geweest?
What do you do to enjoy yourself?
Wat doe jij om te je amuseren?
his
zijn
please
alstublieft
expensive
duur
ugly
lelijk
difficult
moeilijk
nice
leuk, mooi, lekker, aardig
bad
slecht, kwalijk
heavy
zwaar
small
klein
good, better, the best
goed, beter, de beste
bad, worse, the worst
slecht, slechter, de slechtste
more, the most
meer, de meest
less, the least
minder, het minst
one
een
two
twee
three
drie
four
vier
five
vijf
six
zes
seven
zeven
eight
acht
nine
negen
ten
tien
eleven
elf
twelve
twaalf
13
dertien
14
veertien
15
vijftien
16
zestien
17
zeventien
18
achttien
19
negentien
20
twintig
30
dertig
40
veertig
50
vijftig
60
zestig
70
zeventig
80
tachtig
90
negentig
100
honderd
Monday
maandag
Tuesday
dinsdag
Wednesday
woensdag
Thuersday
donderdag
Friday
vrijdag
Saturday
Zaterdag
Sunday
zondag
1000
duizend
thumb
de duim
foot
de voet
back
de rug
mouth
de mond
ear
het oor
wrist
de pols
eye
het oog
chubby
mollig
beard
het stoppelbaardje
bald
kaal
moustache
de snor
to have glassen
dragen een bril
I hope that my question will not make you problems.
Ik hoop dat mij verzoek U niet te veel last bezorgt
praten over
het hebben over
zich amuseren
het naar zijn zin hebben
denken dat goed zal gaan
het zien zitten
shortly speaking
kortom
zonder
behalve
geen tijd hebben
het druk hebben
interrupt
onderbreken
be in the clouds [very happy]
zijn in de wolken
to be ver sad, distressed
hebben verdriet
curious
nieuwsgierig
failed
gezakt
patience
geduld
fruther [away]
verder
You need bikint to swim.
Om te zwemmen heb je een bikini nodig.
striking
opvallend
1st person of hoeven
ik hoef
1st and 2nd person of hoeven
Ik hoef
Je hoeft
I don't need to go.
Ik hoef niet TE gaan.
stomachache
buikpijn
żołądek
maag
I have [not so strong] pain in stomach
Ik heb last van mijn maag.
To have temperature
hebben koorts
coughing
hoesten
a cold
verkouden
trousers
broek
dress
jurk
jacket
jas
spodnica
rok