• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/13

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

13 Cards in this Set

  • Front
  • Back
1. Stel het onderzoek dat je gaat uitvoeren heeft twee onderzoeksvragen:

Hoe vaak gaan Nederlanders gemiddeld op vakantie? en:

Wat is het verband tussen inkomen en het aantal vakanties per jaar?

Van welk twee verschillende type onderzoeksvragen is hier sprake? Motiveer uw antwoord (max. aantal te behalen punten: 6)
Antwoord:

De eerste vraag is een frequentievraag: vragen over ‘hoe veel’ en ‘hoe vaak’ met meestal een beschrijvend karakter (3 pt).

De tweede vraag is een samenhangvraag: een vraag naar de relatie tussen twee of meerdere eigenschapsbegrippen (3 pt). (zie blz. 48)
2. Stel je wilt onderzoek doen naar de invloed van veilig vrijen spotjes op condoom gebruik onder jongeren.

Welke informatiebronnen kun je gebruiken om relevante informatie te vinden over je onderzoek?

Noem er vijf en geef aan hoe deze voor het onderzoek naar condoomgebruik bruikbaar kunnen zijn (max. aantal te behalen punten: 10)
1. Als eerste kun je zoeken op het internet. Je kunt kijken naar websites van de specifieke postbus 51 spotjes of websites van onderzoeksinstituten die zich bezig houden met veilig vrijen en ander gezondheidsgedrag.

2. Het is een goed idee om gespecialiseerde instituten of andere deskundigen persoonlijk te benaderen, bijvoorbeeld een GGD of TNO Kwaliteit van Leven.

3. Vaktijdschriften zijn ook altijd een goede bron van informatie, met name tijdschriften op het gebied van gezondheidsgedrag en gezondheidsbevordering zijn voor dit onderzoek van belang.

4. Er zijn ook indexen beschikbaar waar je enkel abstracts kunt vinden of citaten over relevante onderwerpen. Bijvoorbeeld PsycInfo of PubMed

5. Als je eenmaal (wetenschappelijke) artikelen gevonden hebt over de invloed van veilig vrijen spotjes op condoom gebruik kun je deze ook weer gebruiken om nog meer relevante literatuur te vinden. Met name reviewartikelen zijn hiervoor erg handig.

6. Tenslotte kun je informatie ook vinden in boeken en rapporten. Deze kun je vinden in de bibliotheek als mede bij onderzoeksinstituten en ministeries. Bijvoorbeeld rapporten van TNO, GGD of het Nivel. Twee punten per juist beschreven informatiebron, maximaal 10 punten. (zie blz. 69-85)
3. Stel je bent werkzaam als onderzoeker bij de overheid en er wordt gevraagd of je onderzoek wilt doen naar de tevredenheid van ambtenaren met hun baan en tevens of dit te maken heeft met het aantal uren dat zij werken.

Wat voor soort onderzoekstype is dit en hoe zou dit onderzoek eruit kunnen zien? (max. aantal te behalen punten: 6)
Antwoord:
Er is sprake van exploratief onderzoek, dat antwoord geeft op verschil- en/of samenhangonderzoeksvragen. In dit geval dus een samenhangvraag: bestaat er een verband tussen het aantal uur dat ambtenaren werken en de tevredenheid met hun baan?
(2 pt)

Bij exploratief onderzoek heb je vooraf geen theorie of specifieke verwachtingen, maar het is er juist op gericht om een theorie of specifieke hypothesen te ontwikkelen ( 2 pt).

Dit onderzoek zou uitgevoerd kunnen worden met behulp van een vragenlijst waarbij ambtenaren antwoord geven hoeveel uur ze werken en hoe tevreden ze zijn met hun baan (2 pt). (zie blz. 105)
4. Stel je wilt onderzoek doen naar de effectiviteit van twee verschillende voorlichtingscampagnes op de intentie van mensen om te stoppen met roken.

Hiervoor voer je een experiment uit waarbij je een groep rokers in tweeën verdeelt en elk een andere voorlichtingscampagne laat zien.
Vervolgens vraag je naar hun intentie met roken te stoppen.

Wat is in dit onderzoek de onafhankelijke en de afhankelijke variabele en wat wordt verstaan onder beide begrippen? (max. aantal te behalen punten: 6)
Antwoord:

Een onafhankelijke variabele is de variabele die je manipuleert of varieert in een experiment (2 pt),

in dit geval is dit de soort voorlichtingscampagne die rokers te zien krijgen (1 pt).

Een afhankelijke variabele is de variabele die je bij de proefpersonen meet en die je beoogt te beïnvloeden middels de onafhankelijke variabele (2 pt),

in dit geval is dat de intentie om te stoppen met roken (1 pt). (zie blz. 117)
5. Wat is het voornaamste verschil tussen een zuiver experiment en een quasi experiment? Geef aan wat dit verschil inhoudt (max. aantal te behalen punten: 6).
Antwoord:

Een quasi experiment verschilt van een zuiver experiment omdat er in een quasi experiment geen sprake is van randomisatie (3 pt).

Randomisatie is het op toevalbasis toewijzen van onderzoekseenheden aan groepen en op toevalsbasis bepalen welke daarvan als experimentele en als controle groep fungeert ( 3 pt). (zie blz. 122-123)
6. Stel je hebt 40 managers eenmaal een vragenlijst in laten vullen en de resultaten tonen aan dat er een correlatie bestaat tussen de tevredenheid over hun werknemers en het aantal taken dat een werknemer uitvoert.

Is hier sprake van een causaal verband?

Beargumenteer je antwoord aan de hand van de drie voorwaarden van een causaal verband (max. aantal te behalen punten: 10)
Antwoord:

Er is sprake van een causaal verband wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1 Covariatie of statistische samenhang: dit is het geval, er is sprake van een correlatie (3 pt).

2 Tijdsvolgorde: er is slechts op 1 tijdstip gemeten, dus we weten niet zeker of het uitvoeren van meerdere taken zorgt voor grotere tevredenheid of dat een grote tevredenheid er voor zorgt dat de werknemer meer taken wordt toevertrouwd (3 pt).

3 Geen derde verklarend kenmerk in het spel: Er is niets bekend over mogelijke derde verklarende variabelen (3 pt). Er is dus geen sprake van een causaal verband (1 pt). (zie blz. 137)
7. Welke drie soorten aselecte steekproeven zijn te onderscheiden?

Beschrijf wat elke soort steekproef inhoud. (max. aantal te behalen punten: 6)
Antwoord:

Er wordt onderscheid gemaakt tussen

1. enkelvoudige aselecte steekproef:
een vooraf bepaald aantal onderzoekseenheden wordt via een toevalsprocedure uit de populatie getrokken (2 pt).

2. systematische steekproef met aselect begin:
Voor steekproeftrekking wordt de gewenste omvang van de steekproef vastgesteld. Men begint met het trekken van een random onderzoekseenheid en vervolgens wordt de rest via een van te voren vastgesteld formule getrokken (2 pt).

3. gestratificeerde aselecte steekproef:
Voor steekproeftrekking wordt de populatie verdeeld in twee of meer deelpopulaties of strata, waarna aselect uit de onderscheiden strata de onderzoekseenheden worden getrokken ( 2 pt). (zie. Blz. 156)
8. Stel de onderzoeksgegevens die je bij middelbare scholieren hebt verzameld bestaan uit geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, lengte, IQ en politieke voorkeur. Welk meetniveau hebben elk van deze gegevens? (max. aantal te behalen punten: 6)
Antwoord:

We maken onderscheid tussen de volgende vier meetniveaus: Nominaal (geslacht en politieke voorkeur), ordinaal (opleidingsniveau), interval (IQ) en ratio (leeftijd en lengte). 1 Punt voor elk meetniveau dat juist beantwoord is. (zie blz. 185-187)
9. Stel je neemt een vragenlijst af naar burnout bij medewerkers van een callcenter op verschillende tijdstippen van de dag.

Achteraf blijkt dat de medewerkers veel hoger scoren op burnout klachten als dit aan het einde van de dag wordt gevraagd dan wanneer de vragenlijst ’s morgens wordt afgenomen. Wat kun je zeggen over de instrumentele betrouwbaarheid en de instrumentele validiteit van de burnout vragenlijst? (max. aantal te behalen punten: 6)
Antwoord:

Betrouwbaarheid betekent dat de onderzoeksresultaten niet op toeval berusten en de resultaten in alle situaties het zelfde zullen zijn (1 pt).

Validiteit houdt in dat je meet wat je beoogt te meten (1 pt).

De vragenlijst over burnout is onbetrouwbaar omdat als je hem op verschillende tijdstippen afneemt er iets anders uitkomt (2 pt).

De vragenlijst is ook niet valide, omdat een voorwaarde van validiteit is dat een vragenlijst betrouwbaar is (2 pt). (zie blz. 190-193).
10. Stel je besluit onderzoek te doen naar het verband tussen “erbij willen horen” en de aanschaf van de nieuwste elektronica met behulp van bestaande gegevens.

De bestaande gegevens zijn afkomstig uit een onderzoek uit 1990 uitgevoerd door onderzoekers van Philips.

Wat kun je zeggen over de kwaliteit van de bestaande gegevens?
Beargumenteer je antwoord (max. aantal te behalen punten: 10)
Antwoord:

Bij de beoordeling van de kwaliteit van bestaande gegevens moet gelet worden op een drietal factoren:

1. Het doel waarvoor en de context waarin de gegevens zijn verzameld; Waarom was dit onderzoek uitgevoerd? (1 pt)
Het doel van Philips was waarschijnlijk om aan te tonen hoe populair hun producten waren, dan wel om te proberen meer elektronica te verkopen. Dit zou het onderzoek kunnen hebben beïnvloed (2pt)

2. De wijze waarop de gegevens zijn verzameld: Was het een gedegen onderzoek? (1 pt) Er zijn niet genoeg gegevens beschikbaar om hier over te oordelen (2 pt).

3. De definiëring van de verzamelde gegevens: Hoe zijn begrippen en concepten geformuleerd en gedefinieerd? (1 pt) Aangezien het onderzoek bijna 20 jaar oud is kan er van uit worden gegaan dat de begrippen en concepten die te maken hebben met elektronica niet meer te vergelijken zijn met wat we hier tegenwoordig onder verstaan (2 pt).

Geconcludeerd kan worden dat de kwaliteit van deze gegevens zodanig zijn dat er beter geen gebruik van gemaakt kan worden (1 pt). (zie blz. 209-213)
11. Stel je besluit scholieren te interviewen over hoeveel tijd ze aan hun huiswerk besteden.

Noem drie mogelijke nadelen om bij dit onderzoek gebruik te maken van het interview en illustreer elk nadeel aan de hand van het voorbeeld van de scholieren (max. aantal punten te behalen: 9)
Antwoord:

Mogelijke nadelen van het gebruik van interviewen als onderzoeksmethode zijn:

1. betrouwbaarheid (Voorbeeld: scholieren weten niet precies hoeveel uur ze per dag bezig zijn met hun huiswerk) (3 pt)

2. sociale wenselijkheid (Voorbeeld: scholieren geven niet graag toe als ze hun huiswerk niet doen en zijn misschien geneigd het aantal uur te overdrijven) (3 pt).

3. Non-response (Voorbeeld: Enkel die scholieren willen met je onderzoek meedoen die altijd braaf hun huiswerk maken) (3 pt). (zie blz. 222)
12. Stel je wilt onderzoek doen naar het mogelijke verband tussen tevredenheid met een romantische relatie en de mate waarin in deze relatie wordt gecommuniceerd met elkaar.

Wanneer je voor dit onderzoek een steekproef trekt, welke vier soorten mogelijkheden heb je dan? Geef van elk soort steekproef een voorbeeld hoe deze er bij dit onderzoek uit zou zien (max. aantal te behalen punten: 10)
Antwoord:
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende soorten selecte steekproeven:

1. Toevallige steekproef: Het betrekken van eenheden in je steekproef die toevallig beschikbaar zijn. Voorbeeld: Je gaat met je vragenlijsten langs de deuren en vraagt iedereen die open doet en een relatie heeft de vragenlijst in te vullen (2,5 pt).

2. Quotasteekproef: Steekproef waarbij van te voren bepaald wordt hoeveel eenheden met welke kenmerken aanwezig dienen te zijn. Voorbeeld: Je besluit bijvoorbeeld dat je evenveel jonge als oudere mensen in je steekproef wilt en daarom maak je 50 vragenlijsten voor jongeren tot 30 jaar en 50 vragenlijsten voor mensen boven de 30 (2,5 pt).

3: Doelgerichte steekproef: Steekproef bestaande uit een bepaalde combinatie van eenheden karakteristiek voor de gehele populatie. Voorbeeld: Je zorgt dat de vragenlijst wordt ingevuld door een selecte groep mensen die verschillen in geslacht, leeftijd, inkomensniveau en andere kenmerken waarop Nederlanders verschillen (2,5 pt).

4.Sneeuwbalsteekproef: Je vraagt aan de eerste eenheden om andere eenheden met bepaalde kenmerken en deze mensen vraag je vervolgens ook weer of ze mensen kennen met bepaalde kenmerken. Voorbeeld: Je geeft een vragenlijst aan een aantal stellen in de buurt en vraagt hen om andere stellen die zij kennen naar je toe te sturen om ook mee te doen (2,5 pt), (zie blz. 163)
13. Stel je wilt onderzoek doen naar gezondheidsklachten en doktersbezoek.

Welke drie vormen van interviewen zou je kunnen gebruiken en wat zijn de voor- en nadelen van elke vorm? (max. aantal te behalen punten: 9)
Antwoord:

Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie vormen van interviewen:

-groepsgewijs laten invullen van vragenlijsten (1 pt), -telefonisch enquêteren (1 pt)
-enquêteren via de computer (1 pt)



Groepsgewijs is erg tijdsbesparend, maar je moet dan wel alle mensen bij elkaar zien te krijgen (2 pt).

Telefonische enquêteren is veel tijdrovender, maar een groot voordeel is dat je door kunt vragen en zo specifiekere antwoorden krijgen (2 pt).

Wanneer je mensen de vragen laat invullen achter de computer kunnen ze dit in hun eigen tijd en volledig anoniem doen, echter je hebt geen zicht over hoe ze het invullen en of ze de vragen begrijpen (2 pt). (zie blz. 230)